In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorzieningen met betrekking tot het gebruik van de echtelijke woning. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N. Nuwenhoud, verzocht om het uitsluitend gebruik van de woning, terwijl de man, vertegenwoordigd door mr. E. Kocabas-Güler, verweer voerde en ook een zelfstandig verzoek indiende voor het gebruik van de woning. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder het verzoekschrift en het verweerschrift, en heeft de zaak op 1 september 2025 behandeld. Tijdens de zitting waren beide partijen aanwezig, bijgestaan door hun advocaten en tolken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in 2018 in de Dominicaanse Republiek zijn gehuwd en dat de vrouw de Dominicaanse nationaliteit heeft, terwijl de man de Poolse nationaliteit bezit. De vrouw heeft aangevoerd dat de spanningen tussen hen zo hoog zijn opgelopen dat zij niet langer samen kan wonen. Ze voelt zich onveilig en heeft psychologische hulp gezocht. De vrouw heeft ook benadrukt dat haar drie meerderjarige kinderen bij haar moeten blijven en dat het voor haar moeilijk is om alternatieve huisvesting te vinden.
De man heeft echter betwist dat de situatie onhoudbaar is en heeft zijn eigen belangen naar voren gebracht, waaronder het feit dat hij altijd de huurlasten heeft gedragen. Beide partijen hebben uiteindelijk besloten om mediation te proberen om hun geschil op te lossen. De rechtbank heeft de verzoeken van beide partijen afgewezen en hen verwezen naar mediation, met de bedoeling om leefregels op te stellen voor hun gezamenlijke verblijf in de woning tijdens de echtscheidingsprocedure. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.