Op 26 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een vaststellingsprocedure betreffende de staatloosheid van een verzoeker, geboren in Syrië en later woonachtig in Oekraïne. Het verzoekschrift, ingediend op 14 april 2025, strekte tot vaststelling van de staatloosheid van de verzoeker, die in Nederland asiel had aangevraagd. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder e-mails en brieven van de betrokken partijen. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie en Veiligheid, adviseerde het verzoek toe te wijzen, wat de rechtbank heeft overgenomen zonder mondelinge behandeling. De verzoeker heeft een complexe achtergrond, met een Syrische afkomst en een verblijf in Oekraïne, maar zijn nationaliteit kon niet worden vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker geen onderdaan is van de Palestijnse gebieden, Syrië of Oekraïne, en concludeert dat hij staatloos is. De beslissing is genomen op basis van de Wet vaststellingsprocedure staatloosheid, die de voorwaarden voor het vaststellen van staatloosheid regelt. De rechtbank heeft de staatloosheid van verzoeker vastgesteld, waarmee hij recht heeft op de bescherming die aan staatlozen toekomt.