ECLI:NL:RBDHA:2025:178

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
24.41226
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag behandeld. Eiser heeft zijn aanvraag ingediend op 7 juli 2022, waarna de beslistermijn op 5 april 2023 is gaan lopen. De verlengde beslistermijn van vijftien maanden eindigde op 5 juli 2024. Eiser heeft op 27 december 2023 een eerste beroep ingediend, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard omdat de beslistermijn nog niet was verstreken. Eiser heeft de minister op 14 oktober 2024 in gebreke gesteld en op 22 oktober 2024 een opvolgend beroep ingediend. Dit beroep voldoet echter niet aan de vereisten, omdat de termijn van twee weken na de ingebrekestelling nog niet was verstreken.

De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit is gebaseerd op de bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die stellen dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de bekendmaking van deze uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.41226

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. L.J. Meijering),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.
2. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
4. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend, zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken, nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
5. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw is de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met negen maanden verlengd.
6. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 7 juli 2022. Op 5 april 2023 is duidelijk geworden dat Nederland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag, en daarmee is de beslistermijn gaan lopen. De verlengde beslistermijn van vijftien maanden eindigde in het geval van eiser derhalve op 5 juli 2024.
7. Door eiser is reeds op 27 december 2023 een eerste beroep ingediend tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag (NL23.40251). Op 17 juni 2024 is dit beroep door deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, niet-ontvankelijk verklaard omdat de beslistermijn nog niet was verstreken op het moment dat eiser de minister in gebreke stelde op 30 oktober 2023. Inmiddels is de beslistermijn wel verstreken.
8. Eiser heeft de minister op 14 oktober 2024 opnieuw in gebreke gesteld. Vervolgens heeft eiser op 22 oktober 2024 een opvolgend beroep niet tijdig beslissen ingediend. De termijn van twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling was op dat moment nog niet verstreken. Het beroep voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van M.A. Postma, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.