ECLI:NL:RBDHA:2025:17835

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 september 2025
Publicatiedatum
29 september 2025
Zaaknummer
rekestnummers: NL:TZ:2501159:R-RK en NL:TZ:2501160:R-RK
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling met meerderheidsakkoord van schuldeisers

In deze zaak heeft [partij A] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan [partij B], die niet akkoord ging met het voorstel van [partij A] om zijn schulden te saneren. [partij A] heeft een schuldenlast van € 75.042,87 aan 11 schuldeisers en heeft met hulp van de [gemeente] een schuldregeling aangeboden, waarbij een deel van de vorderingen wordt voldaan en het restant wordt kwijtgescholden. De meerderheid van de schuldeisers heeft ingestemd met het voorstel, maar [partij B] heeft geweigerd. De rechtbank heeft op 25 september 2025 geoordeeld dat het verzoek van [partij A] om een dwangakkoord op te leggen toewijsbaar is, omdat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd en de weigering van [partij B] onredelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voorstel het maximaal haalbare is en dat de belangen van de instemmende schuldeisers zwaarder wegen dan die van [partij B]. De rechtbank heeft [partij B] bevolen in te stemmen met de schuldregeling en het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) afgewezen, omdat dit verzoek niet langer aan de orde was. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. drs. J.C.A.T. Frima, rechter, in samenwerking met F.J. Knaap LL.B., griffier.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: NL:TZ:2501159:R-RK en NL:TZ:2501160:R-RK
vonnis van 25 september 2025
in de zaak van
[partij A],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
hierna: [partij A] ,
tegen
[partij B],
wonende te/handelend vanuit [plaats] ,
hierna: [partij B] .
Waar deze zaak over gaat
[partij A] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij een deel van de vordering(en) wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft [partij A] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
[partij A] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van
€ 75.042,87 aan 11 schuldeisers. Het is [partij A] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de [gemeente] heeft hij op 26 maart 2025 een schuldregeling aangeboden (prognoseakkoord). Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers met een recht van voorrang een uitkering ineens wordt aangeboden van 12,5% en aan de gewone schuldeisers een uitkering ineens van 6,25%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen.
1.2.
[partij B] is niet akkoord gegaan met het voorstel. [partij A] heeft een schuld aan [partij B] van € 1.449,50. Dat is 1,9% van de totale schuldenlast.
1.3.
De overige 10 schuldeisers hebben het aanbod aanvaard.
1.4.
Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft [partij A] bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank [partij B] dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van [partij A] zijn behandeld op de zitting van 11 september 2025. Op deze zitting zijn verschenen:
- [partij A] ,
- [naam 1] , (schuld)hulpverlener van de [gemeente] ,
- [naam 2] en [naam 3] , namens de Nederlandse Budgetcentrale
(beschermingsbewindvoerder).
2.2.
[partij B] is opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen.

3.Standpunten van partijen

3.1.
[partij A] stelt dat het onredelijk is dat [partij B] het aanbod niet aanvaardt. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden en kan hij niet meer aanbieden dan hij heeft gedaan.
3.2.
[partij B] heeft zijn standpunt niet kenbaar gemaakt aan de rechtbank.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van [partij A] om een dwangakkoord op te leggen toewijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat [partij B] weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de [gemeente]
. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoeker zelf, van de weigerende schuldeiser en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
[partij A] heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Het voorstel dat [partij A] aan zijn schuldeisers heeft gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is niet mogelijk. Het voorstel is gebaseerd op de inkomsten van [partij A] , die 40 uur per week in loondienst werkt. [partij A] kampt sinds 2015 met schulden en er is sprake van een problematische schuldenlast. [partij A] heeft sinds 14 december 2023 beschermingsbewind. De (financiële) situatie is stabiel, de vaste lasten worden betaald en er ontstaan geen nieuwe schulden.
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
4.7.
De meerderheid van de schuldeisers, die samen 98,1% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, heeft ingestemd met de aangeboden schuldregeling. De belangen van deze schuldeisers wegen, vanwege de gezamenlijke omvang, zwaarder dan dat van [partij B] . Bovendien heeft [partij B] geen verweer gevoerd.
4.8.
Uit de bij het verzoekschrift gevoegde stukken blijkt dat het dwangakkoord voor alle schuldeisers tot een gunstiger resultaat leidt dan de WSNP. Toepassing van de WSNP leidt tot hoge kosten, doordat de vergoeding van de bewindvoerder uit het gespaarde saldo wordt voldaan. Hierdoor blijft een lagere uitkering voor de schuldeisers over. In de aangeboden schuldregeling houdt de [gemeente] gedurende de looptijd toezicht op de inkomsten en uitgaven van [partij A] , zodat gewaarborgd is dat het maximaal haalbare bedrag zal worden uitgekeerd aan de schuldeisers. Van het bedrag dat [partij A] spaart, worden de kosten voor schuldbemiddeling afgetrokken. De kosten voor schuldbemiddeling zijn minder hoog dan die van een bewindvoerder in een WSNP traject.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.9.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord zal worden toegewezen, heeft [partij A] geen belang meer bij zijn verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [partij B] in te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is een beslissing van mr. drs. J.C.A.T. Frima, rechter, in samenwerking met
F.J. Knaap LL.B., griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.