ECLI:NL:RBDHA:2025:17926

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
NL25.32503
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag van Syriër

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van een eiser, afkomstig uit Syrië, die zich beklaagde over het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag was op 22 september 2023 ingediend, en de minister had een beslistermijn van zes maanden, die onder toepassing van WBV 2023/3 met negen maanden was verlengd. Echter, door een besluitmoratorium dat gold van 14 december 2024 tot en met 13 juni 2025, werden asielaanvragen van Syriërs niet behandeld. Eiser heeft de minister op 26 juni 2025 in gebreke gesteld, wat tijdig was, aangezien de uiterste beslistermijn van 21 maanden inmiddels was verstreken. De rechtbank oordeelde dat het beroep ontvankelijk en gegrond was, en gaf de minister een termijn van acht weken om alsnog een besluit te nemen. Tevens werd er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser kreeg ook een vergoeding voor proceskosten van € 453,50 toegekend.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.32503
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.J.M. Mohrmann),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Is het beroep van eiser ontvankelijk en gegrond?
3. De minister heeft de aanvraag op 22 september 2023 ontvangen. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3 De minister heeft deze termijn onder toepassing van WBV 2023/3 met negen maanden verlengd.
4. Eiser komt uit Syrië. Met ingang van 14 december 2024 tot en met 13 juni 2025 gold voor Syrië een besluitmoratorium.4 Gedurende de tijd dat het besluitmoratorium van kracht was, besliste de minister niet op asielaanvragen van vreemdelingen uit dat land. De
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
beslistermijn voor asielaanvragen die vóór of tijdens de werking van het besluitmoratorium werden ontvangen, is verlengd met één jaar tot ten hoogste 21 maanden.5
5. Eiser heeft de minister op 26 juni 2025 in gebreke gesteld. Dat is hoe dan ook tijdig geweest, ongeacht de vraag over de rechtmatigheid van WBV 2023/3, omdat de uiterste beslistermijn van 21 maanden op dat moment was verstreken. Eiser heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen. Het beroep is ontvankelijk en kennelijk gegrond.

Welke nadere beslistermijn legt de rechtbank aan de minister op?

6. De rechtbank geeft de minister in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.6 In deze zaak is dit aan de orde.
7. Bij het bepalen van een passende nadere beslistermijn maakt de rechtbank een afweging. Daarbij houdt zij rekening met het belang van zowel snelle als zorgvuldige besluitvorming.7 Dat de beslistermijn van 21 maanden waarbinnen de behandelingsprocedure dient te worden afgerond8 in dit geval is overschreden, is één van de aspecten die de rechtbank in deze afweging meeweegt. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat uit de beschikbare stukken blijkt dat eiser nog niet is gehoord omtrent zijn asielmotieven. De rechtbank bepaalt daarom dat de minister binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken.

Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?

8. De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een dwangsom overeenkomstig het beleid dat de rechtbanken in dit verband hanteren.9 De rechtbank bepaalt in deze zaak dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de minister de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat de minister binnen acht weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom.
10. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend
6 Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
8 Zie voetnoot 7.
9 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
Zie https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx.
(wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om
  • bepaalt dat de minister aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van
J.M. Pattynama, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 september 2025

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.