Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 10 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.H. Hillen, en de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had op 26 november 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag, ingediend op 27 mei 2023. De rechtbank heeft de zaak buiten zitting beoordeeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres had een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank concludeert dat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. De minister had de asielaanvraag van eiseres onderzocht in het kader van de Dublinverordening, waarbij het van belang is of Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank stelt vast dat de minister op 19 maart 2024 verantwoordelijk werd voor de behandeling van de aanvraag, maar dat de beslistermijn door een wijziging in de wetgeving was verlengd tot 19 juni 2025.
De rechtbank concludeert dat de maximale beslistermijn van 21 maanden na indiening van de asielaanvraag niet mag worden overschreden, wat betekent dat de beslistermijn eerder eindigt op 27 februari 2025. Aangezien de ingebrekestelling van eiseres werd gedaan voordat de beslistermijn was verstreken, verklaart de rechtbank het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.