ECLI:NL:RBDHA:2025:17978

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
SGR 25/1161
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late beslissing op bezwaar door bestuursorgaan

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 september 2025, in de zaak SGR 25/1161, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een beslissing van de staatssecretaris, maar deze had niet tijdig beslist op het bezwaar dat op 29 augustus 2024 was ingediend. De rechtbank stelt vast dat, hoewel eiser een beroep heeft ingesteld, dit beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit is het gevolg van het feit dat de staatssecretaris na het indienen van het beroep alsnog op het bezwaar heeft beslist, namelijk op 26 februari 2025. Hierdoor heeft eiser geen procesbelang meer bij het beroep, omdat de beslissing op het bezwaar inmiddels is genomen.

De rechtbank wijst erop dat, volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het mogelijk is om zonder zitting uitspraak te doen als het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank concludeert dat, hoewel de staatssecretaris in gebreke was gesteld, de beslissing na het indienen van het beroep is genomen, waardoor het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De rechtbank bepaalt echter dat de staatssecretaris het griffierecht van € 194,- aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/1161

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E.M. Touwen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van 29 augustus 2024.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk?
3. De rechtbank stelt vast dat na het instellen van het beroep, bij besluit van 26 februari 2025 alsnog door verweerder op het bezwaar is beslist. Dit betekent dat eiser geen procesbelang meer bij dit beroep heeft.
3.1.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Omdat het besluit genomen is na het instellen van het beroep en niet ter discussie staat dat verweerder voorafgaand in gebreke is gesteld, moet verweerder wel het griffierecht aan eiser vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 194,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2025. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.