ECLI:NL:RBDHA:2025:17983

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
30 september 2025
Zaaknummer
SGR 25/1686
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer na verkeersgedragingen

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de oplegging van een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG) door de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. Eiser, die werd staande gehouden door de politie wegens afwijkend rijgedrag, betwist de opgelegde maatregel. De rechtbank heeft op 16 september 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep ongegrond werd verklaard. Eiser had eerder een EMG opgelegd gekregen op basis van een proces-verbaal van de politie, waarin zijn verkeersgedrag werd gedocumenteerd. De rechtbank oordeelt dat verweerder op goede gronden tot de oplegging van de EMG is gekomen, gezien de vastgestelde verkeersgedragingen van eiser, waaronder bumperkleven, te hard rijden en claxonneren. Eiser heeft geen overtuigend tegenbewijs geleverd tegen de inhoud van het proces-verbaal. De rechtbank concludeert dat de EMG terecht is opgelegd en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/1686

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: M.J.M. Bergers),
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: mr. J.A. Launspach).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank eisers beroep tegen de oplegging van een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG).
1.1.
Bij primair besluit van 20 september 2024 heeft verweerder een EMG opgelegd. Met het bestreden besluit van 21 januari 2025 op het bezwaar van eiser is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet ter zitting verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Op 23 augustus 2024 is eiser langs de rijksweg A20 door twee politieagenten staande gehouden wegens afwijkend rijgedrag. In een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal hebben de agenten opgetekend, dat eisers rijgedrag gepaard ging met bumperkleven, overschrijding van de maximumsnelheid, rechts inhalen en claxonneren.
3. De korpschef van politie heeft op 30 augustus 2024 mededeling gedaan van het vermoeden, dat eiser niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel de lichamelijke of geestelijke geschiktheid om een motorvoertuig te besturen. [1]
4. Onder verwijzing naar de mededeling van de korpschef heeft verweerder een EMG aan eiser opgelegd op grond van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (“De Regeling”). De EMG komt erop neer, dat eiser een cursus moet volgen om te voorkomen dat hij zijn rijbewijs kwijtraakt.
Wat voert eiser aan in beroep?
5. Eiser bestrijdt dat hij de verweten verkeersgedragingen heeft begaan. Volgens eiser baseert verweerder zich op onzorgvuldig feitenonderzoek en een onjuiste weergave van zijn verklaringen. Bovendien had verweerder de rijsnelheid niet mogen bepalen met gebruikmaking van de dashcambeelden uit de auto van eiser.
Wat zijn de regels?
6. Als de korpschef melding maakt van het vermoeden dat een bestuurder van een motorvoertuig niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid, dan wel de vereiste lichamelijke of geestelijke geschiktheid, legt verweerder een EMG op. [2] Een dergelijk vermoeden is gerechtvaardigd bij herhaald vertoon van verkeersgedragingen zoals opgesomd in de Regeling. [3] Het kan daarbij onder meer gaan om rijden met een snelheid die niet is aangepast aan die van andere verkeersdeelnemers, volgen op te korte afstand en duidelijk gedrag in strijd met essentiële verkeersregels en verkeerstekens bij het inhalen en bij het geven van signalen. [4]
6.1
Bij het beoordelen of aanleiding bestaat voor een dergelijk vermoeden, mag verweerder in beginsel uitgaan van de juistheid van een op ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal. Dat geldt ook voor de rechter, tenzij uit tegenbewijs volgt dat hiervan moet worden afgeweken. [5]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
7. De rechtbank komt tot het oordeel dat verweerder op goede gronden en op zorgvuldige wijze tot oplegging van de EMG is gekomen. Hieronder legt de rechtbank haar oordeel uit.
7.1
Uit het proces-verbaal van politie komt naar voren, dat de auto van eiser vlak achter de agenten reed, zo dicht dat zijn koplampen vanuit de dienstauto niet zichtbaar waren. Vervolgens heeft eiser de agenten over de rechterrijbaan ingehaald. De snelheidsmeter gaf op dat moment 175 kilometer per uur aan, ruim boven de ter plaatse geldende maximumsnelheid van 100. Bij het inhalen claxonneerde eiser bovendien.
7.2
Hieruit volgt dat eiser te weinig afstand hield tot de auto van de agenten. De stelling van eiser dat hij genoeg ruimte heeft gelaten, is niet concreet onderbouwd.
Ook staat vast dat eiser veel sneller heeft gereden dan ter plaatse was toegestaan. Eisers betoog, dat verweerder dit niet mag vaststellen op basis van de dashcambeelden, slaagt niet. Anders dan eiser meent, heeft verweerder deze vaststelling niet gebaseerd op de dashcambeelden, maar op de inhoud van het proces-verbaal. Verder blijkt uit het proces-verbaal, en eiser heeft dit ook niet betwist, dat eiser vanaf de rechterrijbaan de politie heeft ingehaald, hetgeen in strijd is met essentiële verkeersregels op het gebied van het inhalen van andere weggebruikers, te meer gezien de hoge rijsnelheid van eiser. Ook blijkt uit het proces-verbaal, dat eiser tijdens het inhalen claxonneerde. Niet is gebleken dat eiser daar een goede reden voor had. Daarmee is helder dat eisers verkeersgedrag ook strijdig was met essentiële verkeersregels die betrekking hebben op het geven van signalen.
7.3
Het proces-verbaal bevat geen tegenstrijdigheden. Eiser heeft geen feitelijke aanknopingspunten aangedragen die reden geven aan de inhoud te twijfelen. In de bezwaarprocedure heeft hij de dashcambeelden overgelegd als tegenbewijs. Verweerder heeft in het bestreden besluit de gedragingen van eiser, die te zien zijn op de dashcambeelden, per seconde uitgeschreven. Hieruit volgt dat deze beelden de inhoud van het proces-verbaal niet weerleggen, maar juist bevestigen. Eiser heeft verder niet concreet onderbouwd waarom die beschrijving onjuist zou zijn.
7.4.
Gezien het voorgaande heeft verweerder mogen afgaan op de juistheid van de waarnemingen van de politie. De (combinatie van de) door de politie waargenomen verschillende gedragen (te hard rijden, het bumperkleven, het rechts inhalen en het claxonneren), rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van de EMG.
8. Verder stelt eiser een aantal feitelijkheden aan de orde, die volgens hem onjuist in het bestreden besluit zijn weergegeven. Eiser is van mening dat verweerder een opmerking tijdens de bezwaarfase over het rechts inhalen verkeerd heeft uitgelegd. Hij zou namelijk niet hebben bedoeld dat de agenten over de doorgetrokken streep op de weg naar rechts uitweken. Verder meent eiser dat hem ten onrechte wordt verweten uit irritatie te hebben ingehaald. Ook betoogt eiser, dat verweerder een opmerking over de geldende maximumsnelheid verkeerd heeft uitgelegd.
8.1
In de betwisting van deze aspecten vindt de rechtbank geen aanwijzing dat het bestreden besluit onzorgvuldig zou zijn of dat verweerder de EMG niet mocht opleggen. Het is niet aannemelijk gemaakt dat verweerder de verklaringen van eiser onjuist heeft geïnterpreteerd en dat zijn oordeelsvorming daardoor is beïnvloed. De bestreden overwegingen zijn reacties op stellingen van eiser over ondergeschikte aspecten, die voor het bewijs van de verweten verkeersgedragingen geen rol spelen. Voor zover verweerder heeft vastgesteld dat eiser uit irritatie heeft gehandeld, gaat dat bovendien om het claxonneren, niet om het inhalen.
8.2
Eisers verdere verwijzing naar punten die niet correct zouden zijn weergegeven en uitspraken die hij niet zou hebben gedaan, is onvoldoende concreet om doel te treffen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt het griffierecht daarom niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van de Wegenverkeerswet, artikel 130, lid 1.
2.Wegenverkeerswet, artikel 131, lid 1, aanhef en onder a.
3.De Regeling, artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a, in samenhang met bijlage 1, onderdeel III.
4.De Regeling, bijlage 1, onder A, onderdeel III, nummer 3, sub a en d en nummer 4, sub b en e.
5.Volgens vaste rechtspraak, zoals de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 9 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2826.