6.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feitenDe verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan een ernstige
bedreiging en vernieling door met een vuurwapen op een woning te schieten. De verdachte is degene geweest die met het vuurwapen op de woning heeft geschoten. Gelukkig was er op dat moment niemand in de woning aanwezig. Dit had echter ook zo maar anders kunnen zijn en tot zeer ernstig gevaar kunnen leiden voor de bewoners. Een woning is bij uitstek een plek waar iemand zich veilig moet kunnen voelen. Het schietincident heeft een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners en gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaakt. De rechtbank kan zich voorstellen dat dit incident uiterst bedreigend en beangstigend moet zijn geweest. Deze strafbare feiten raken niet alleen de veiligheid van de direct betrokkenen, maar veroorzaken ook gevoelens van angst en onveiligheid bij omwonenden en in de samenleving in zijn geheel.
Daarnaast heeft de verdachte zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van het vuurwapen dat bij het schietincident is gebruikt. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens met munitie brengt in het algemeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen mee, omdat het bezit van een vuurwapen al snel kan leiden tot het gebruik ervan, met alle gevolgen van dien. Deze zaak is daarvan een sprekend en schokkend voorbeeld. Daarnaast leidt vuurwapenbezit tot gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. Gelet op de toename van vuurwapenbezit en het gevaarzettende karakter daarvan, dient er streng tegen te worden opgetreden.
De rechtbank vindt het ernstig en zorgelijk dat de verdachte puur en alleen voor het geld bereid is geweest om deze ernstige strafbare feiten te plegen en dat hij niet heeft stilgestaan bij de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. De verdachte had niets anders voor ogen dan snel geld verdienen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 6 september 2025. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten in een schorsing van de voorlopige hechtenis liep van de strafzaak met parketnummer 01-317221-24. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte inmiddels in deze strafzaak is veroordeeld tot het verrichten van een taakstraf voor de duur van 60 uren. De rechtbank zal rekening houden met het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad van de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat het recidiverisico van de verdachte uitkomt op midden. De Raad heeft een gemengd beeld van de verdachte. Enerzijds laat hij positieve signalen zien, anderzijds zijn er nog op meerdere leefgebieden risicofactoren. Gelet op het recidiverisico vindt de Raad het belangrijk dat het huidige jeugdreclasseringstraject wordt voortgezet. Daarbij is een jeugdreclasseringstraject van twee jaren passend om effectief te kunnen werken aan de risicofactoren. Gelet op de leeftijd van de verdachte (hij is inmiddels meerderjarig geworden) is langdurige begeleiding en sturing nodig om zijn verdere ontwikkeling in goede banen te leiden. De Raad ziet ook meerwaarde in de inzet van een jeugdcoach. Een jeugdcoach kan op laagdrempelige wijze contact maken met de verdachte, zicht krijgen op zijn sociale omgeving en hem verder begeleiden bij het maken van bewuste keuzes, het vinden van een goede dagbesteding en structuur en het aanleren van praktische vaardigheden. Gelet op de aard en ernst van het delict adviseert de Raad een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, om de verdachte te motiveren om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden. Daarbij wordt geadviseerd om de volgende bijzondere voorwaarden aan de verdachte op te leggen: het zich houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering, het vinden en behouden van een dagbesteding in de vorm van school of werk, het vinden en behouden van een structurele en zinvolle vrijetijdsbesteding, het meewerken aan hulpverlening vanuit [zorginstantie] , de begeleiding door een jeugdcoach en behandeling bij de [zorginstelling] of een soortgelijke instelling, indien de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt. Tot slot adviseert de Raad de dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde voorwaarden.
De jeugdreclasseringswerker van Jeugdbescherming Brabant (hierna: de jeugdreclassering), heeft ter terechtzitting aangegeven dat de coach vanuit [zorginstantie] inmiddels is gestart. De coach zal onder meer inzetten op het verbeteren van de relatie tussen de verdachte en zijn moeder en op het realiseren van dagbesteding.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van de Pro Justitia rapportage van [naam] MSc, GZ-psycholoog, van 28 april 2025. Daaruit blijkt - kort samengevat - het volgende. Bij de verdachte is sprake van een psychische stoornis in de zin van een normoverschrijdend gedragsstoornis. Daarnaast is bij hem sprake van ouder-kindrelatieproblemen en leer- en onderwijsproblemen. De verdachte beschikt over onvoldoende zelfcontrole. Hij is in mindere mate dan zijn leeftijdgenoten in staat om ongewenste emoties, verlangens en gedrag te beheersen. Ook is er sprake van een verminderd innerlijk normbesef en morele gedragsregulatie. De gedragskeuzes van de verdachte worden voornamelijk bepaald door directe behoeftebevrediging. Volgens de deskundige kan worden gesteld dat de verstoorde functies, voortkomend uit de gedragsstoornis, het gedrag hebben beïnvloed en dat de gedragsstoornis heeft doorgewerkt in het tenlastegelegde. De deskundige adviseert daarom om de ten laste gelegde feiten bij bewezenverklaring in een verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Voorts blijkt uit het rapport dat sprake is van een hoog risico op gewelddadig gedrag. De risicofactoren zijn vooral gelegen in zijn persoonlijkheidskenmerken in combinatie met de gedragsstoornis. Het advies van de deskundige is om de begeleiding vanuit de jeugdreclassering voort te zetten en te intensiveren om het recidiverisico te verlagen. Toezicht op dagbesteding, vrijetijdsbesteding, elektronisch toezicht, een avondklok en een contactverbod met de medeverdachte is volgens de deskundige noodzakelijk. Zij adviseert daarnaast een (straat)coach in te zetten, zodat de verdachte een prosociale vertrouwenspersoon krijgt. Tot slot wordt geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd waarin de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering met als bijzondere voorwaarde het volgen van behandeling als genoemd.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank volgt de conclusies van de GZ-psycholoog voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid en vindt de verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van het bewezenverklaarde.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Hierin wordt als uitgangspunt voor een bedreiging door middel van het tonen van een vuurwapen een taakstraf vanaf 120 uur, dan wel (dienovereenkomstige) jeugddetentie genoemd. Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen geldt als uitgangspunt vanaf zes weken jeugddetentie. Voor vernieling wordt als uitgangspunt vanaf 30 uur taakstraf aangehouden.
In dit geval houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met het feit dat sprake is van medeplegen. Daarnaast neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee dat sprake is van een zeer ernstige van vorm van bedreiging, waarbij de verdachte met een vuurwapen op de woning van de slachtoffers heeft geschoten. Zoals reeds overwogen tilt de rechtbank ook zwaar aan het feit dat de verdachte de bewezen verklaarde feiten heeft gepleegd tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis in een andere strafzaak. In het voordeel van de verdachte neemt de rechtbank in aanmerking dat de verdachte bij de politie en ter terechtzitting volledige openheid van zaken heeft gegeven over zijn eigen rol in het tenlastegelegde en dat hij sinds zijn schorsing in déze zaak niet meer met politie en/of justitie in aanraking is gekomen.
Gezien de aard en ernst van de feiten kan daarop naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. De rechtbank vindt dat het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie niet langer moet zijn dan de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Door het opleggen van een forse voorwaardelijke jeugddetentie als stok achter de deur, hoopt de rechtbank dat de verdachte inziet dat zijn gedrag zeer kwalijk is en dat hij daarnaast gemotiveerd blijft om mee te werken aan de hulpverlening en niet opnieuw zal vervallen in het plegen van strafbare feiten.
Alles afwegend, zal de rechtbank conform de eis van de officier van justitie aan de verdachte een jeugddetentie opleggen van 180 dagen, met aftrek van de tijd die hij vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank begroot het aantal dagen aftrek op 46 dagen. De rechtbank zal 134 dagen van de straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank zal daaraan de voorwaarden verbinden zoals door de deskundigen geadviseerd.
Verder ziet de rechtbank in de aard en ernst van de feiten aanleiding om ook een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen. De rechtbank overweegt daartoe dat het van belang is dat de verdachte de directe gevolgen van zijn handelen ondervindt door tijd te besteden aan het verrichten van onbetaalde arbeid. De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. Zij acht een werkstraf voor de duur van 60 uren passend en geboden.
Dadelijke uitvoerbaarheidDe verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het betreft een zeer ernstige vorm van bedreiging, waarbij hij met een vuurwapen op een woning heeft geschoten. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Gelet op de aard en ernst van het feit, het gegeven dat de verdachte gedurende zijn schorsing is gerecidiveerd en de rapportages van de deskundigen, waaruit naar voren komt dat het recidiverisico gemiddeld tot hoog wordt ingeschat, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan zonder inzet van passende hulp en begeleiding. Daarom zal zij bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.