In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, heeft de curator van Q.E.D. B.V. een verzoek ingediend in een incident. De curator verzocht de rechtbank om Formex Healthcare te bevelen om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis een afschrift te verstrekken van aan klanten van Q.E.D. gezonden correspondentie met betrekking tot bestellingen die per 31 mei 2023 bij Q.E.D. waren geplaatst. Daarnaast verzocht de curator om inzage in de administratie van Formex Healthcare door DigiJuris B.V. en om afschriften van facturen en bankafschriften die betrekking hebben op de klanten van Q.E.D. De rechtbank heeft de verzoeken van de curator beoordeeld en geconcludeerd dat de curator recht heeft op de gevraagde informatie, mits deze beperkt blijft tot de relevante gegevens over de klanten van Q.E.D. die in de door de curator overgelegde lijst zijn vermeld.
Formex Healthcare heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de curator, waarbij zij stelde dat zij niet proactief contact heeft opgenomen met de klanten van Q.E.D. en dat de gevraagde informatie niet relevant zou zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de curator een legitiem belang heeft bij de gevraagde informatie en dat de verzoeken voldoende zijn afgebakend. De rechtbank heeft Formex Healthcare veroordeeld tot het verstrekken van de gevraagde correspondentie en inzage in de administratie, met een dwangsom van € 1.000 per dag voor het geval zij niet aan de bevelen voldoet, tot een maximum van € 100.000. Tevens is Formex Healthcare veroordeeld in de proceskosten van het incident, die zijn begroot op € 1.406. De hoofdzaak zal op 29 oktober 2025 worden voortgezet.