ECLI:NL:RBDHA:2025:18056

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
1 oktober 2025
Zaaknummer
SGR 23/8098
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de aanleg van een fietspad in Zevenhuizen; beoordeling van onbehoorlijk bestuur en privacy-inbreuk

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 oktober 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor de aanleg van een fietspad langs de woningen van eisers in Zevenhuizen. Het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas had op 14 augustus 2023 een omgevingsvergunning verleend, maar eisers maakten bezwaar tegen deze vergunning, omdat zij van mening waren dat de vergunning onterecht was verleend en dat er sprake was van onbehoorlijk bestuur. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vergunning is verleend in overeenstemming met het bestemmingsplan, dat de aanleg van het fietspad op de betreffende locatie toelaat. De rechtbank oordeelde dat de eisers niet tijdig in gesprek konden gaan met de gemeente over de ligging van het fietspad, omdat de vergunning pas na de aanvang van de aanleg was aangevraagd. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van onbehoorlijk bestuur en dat de omgevingsvergunning terecht was verleend. De privacy-inbreuk die eisers aanvoerden, werd niet meegewogen, omdat de vergunning op basis van een gebonden beschikking moest worden verleend. Het beroep van eisers werd ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en dat eisers geen proceskostenvergoeding ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/8098

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser 1], mede namens
[eiser 2] , [eiser 3] , [eiser 4] , [eiser 5] , [eiser 6] , [eiser 7]en
[eiser 8], allen uit [woonplaats] ,
samen te noemen: eisers,
en

het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas, het college

(gemachtigde: mr. A.J.M.M. Scholtes).

Samenvatting

1. Het college heeft met het primaire besluit van 14 augustus 2023 aan de gemeente Zuidplas een omgevingsvergunning verleend voor de aanleg van een fietspad langs de achterzijde van de woningen aan de [adres] in Zevenhuizen. [1] De hiertegen door eisers gemaakte bezwaren zijn door het college met het bestreden besluit op bezwaar van 26 oktober 2023 ongegrond verklaard.
1.1.
Aan de hand van wat eisers in beroep hebben aangevoerd, beoordeelt de rechtbank of de omgevingsvergunning terecht is verleend. Eisers betogen samengevat dat sprake is van onbehoorlijk bestuur en een onaanvaardbare inbreuk op hun privacy door de aanleg van het fietspad vlak achter hun achtertuin.
1.2.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de omgevingsvergunning terecht is verleend. Het beroep is daarom ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Inleiding

2. De omgevingsvergunning is verleend voor de aanleg van een fietspad op het perceel met de kadastrale aanduiding [perceelnummer] (het perceel) . Op dit perceel, waar ook de woningen van eisers op zijn gebouwd, is het bestemmingsplan ‘Zevenhuizen - Zuid, fase 6’ van toepassing. Het perceel heeft overwegend de bestemming ‘Groen’ die de aanleg van fiets- en voetpaden toelaat. [2] De bestemming ‘Leiding – Rivierwatertransport,’ die ook op het perceel rust, vereist een advies van de leidingbeheerder. [3]

Procesverloop

3. Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
3.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
3.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [eiser 1] en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

Overgangsrecht Omgevingswet
4. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De aanvraag om de omgevingsvergunning voor de aanleg van het fietspad is ingediend op 11 augustus 2023. Dat betekent dat in dat geval de Wabo van toepassing blijft.
Is de omgevingsvergunning terecht verleend?
5. Eisers betogen dat van onbehoorlijk bestuur sprake is, omdat de gemeente Zuidplas de omgevingsvergunning pas heeft aangevraagd nadat al met de aanleg van het fietspad was begonnen. Zo is hun de mogelijkheid ontnomen om tijdig met de gemeente in gesprek te gaan over de ligging van het fietspad. Nu kwamen zij voor een voldongen feit te staan.
5.1.
Het college erkent dat het niet de schoonheidsprijs verdient dat de gemeente Zuidplas al met de aanleg van het fietspad was begonnen, nog voordat de omgevings-vergunning was aangevraagd en verleend. Dat maakt naar het oordeel van de rechtbank de achteraf voor de aanleg van het fietspad alsnog verleende omgevingsvergunning echter niet onrechtmatig. De beroepsgrond slaagt niet.
6. Volgens eisers hadden zij niet op de aanleg van het fietspad bedacht kunnen zijn. Uit de toelichting op de planregels en de verbeelding blijkt niet dat een fietspad zou worden aangelegd op de vergunde plaats. In het beeldkwaliteitsplan uit 2019 stond weliswaar wel een fietspad ingetekend op de huidige plaats, maar stonden de woningen niet ingetekend. Het resultaat is een fietspad op zo’n anderhalve meter van hun perceelsgrens. Ook dit is volgens eisers een teken van onbehoorlijk bestuur.
6.1.
Dat eisers door de planologische gegevens in verwarring zijn gebracht, is op zichzelf genomen niet onvoorstelbaar. Zo wijzen zij er terecht op dat het fietspad niet is opgenomen in de verbeelding van fase 6, terwijl dat in fase 4 nog wel zo was. Ook wijzen zij er terecht op dat uit de toelichting van de planregels niet blijkt dat een apart fietspad zou worden aangelegd, nu de toelichting op de planregels onder meer vermeldt dat fietsroutes in principe zijn gecombineerd met de auto-ontsluiting (pagina 12 van de toelichting onder 2.6, verkeer).
6.2.
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt evenwel dat de op de plankaart aangeduide bestemming en de daarbij behorende regels bepalend zijn voor het antwoord op de vraag of een project in strijd is met het bestemmingsplan. De niet bindende toelichting bij het bestemmingsplan heeft in zoverre betekenis dat deze over de bedoeling van de planwetgever meer inzicht kan geven indien de bestemming en de bijbehorende voorschriften waaraan moet worden getoetst, op zichzelf noch in samenhang duidelijk zijn. [4]
6.3.
De rechtbank overweegt dat in dit geval over de bestemming en de bijbehorende voorschriften waaraan moet worden getoetst, geen enkele onduidelijkheid bestaat. Dat betekent dat de toelichting in dit geval geen rol van betekenis speelt. De bestemming ‘Groen’ laat de aanleg van een fietspad toe. Verder is aan de voorwaarde van een advies van de leidingbeheerder, dat nodig is voor de aanleg van het fietspad ter plaatse van de bestemming “Leiding – Rivierwatertransport”, voldaan met het positieve advies van leidingbeheerder Dunea van 14 augustus 2025. De omgevingsvergunning is daarom in overeenstemming met de planregels verleend.
6.4.
De verwijzing door eisers naar het beeldkwaliteitsplan uit 2019, waarop wel het fietspad staat afgebeeld maar hun woningen (nog) niet, leidt niet tot een ander oordeel, omdat dit beeldkwaliteitsplan geen onderdeel is van het bestemmingsplan. Dat is anders bij het ‘Beeldkwaliteitplan Zevenhuizen-Zuid, Fase 6’ van mei 2020, maar daarin zijn zowel het fietspad als de woningen van eisers afgebeeld. De beroepsgrond slaagt niet.
Is het belang van de privacy van eisers ten onrechte niet meegewogen?
7. Volgens eisers maakt het fietspad een onaanvaardbare inbreuk op hun privacy, omdat - vanwege een voorwaarde verbonden aan het koopcontract - een schutting aan de achterzijde niet hoger mag zijn dan één meter. Passanten die van het pad gebruikmaken kunnen daardoor ongehinderd bij eisers naar binnen kijken.
7.1.
Voor een vergunning als hier aan de orde geldt op grond van artikel 2.11, eerste lid, van de Wabo een limitatief-imperatief stelsel. Dat betekent dat de omgevingsvergunning moet worden verleend als de aanvraag niet in strijd is met het bestemmingsplan. Omdat de aanleg van het fietspad past binnen het bestemmingsplan, is sprake is van een gebonden beschikking. De omgevingsvergunning moest daarom worden verleend door het college. Voor een belangenafweging is dan geen ruimte, zodat wat eisers hebben aangevoerd over de mogelijke schending van hun privacy, niet kan leiden tot het oordeel dat de omgevingsvergunning ten onrechte is verleend. De beroepsgrond slaagt niet.
7.2.
Overigens heeft het college ter zitting aangegeven in beginsel niet bestuursrechtelijk handhavend te zullen optreden indien eisers een hogere erfafscheiding zouden aanbrengen dan de bestuursrechtelijke norm van één meter.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 3 oktober 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b (het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde) en artikel 6.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo); Gemeenteblad 2023, 359929.
2.Artikel 3.1, onder b, van de planregels.
3.Op grond van artikel 9.4.3, aanhef en onder b, van de planregels.
4.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 5 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2915.