Op 1 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag in een incident tot vrijwaring uitspraak gedaan in de zaak tussen Finqle B.V. en [gedaagde] B.V. Finqle, eiseres in de hoofdzaak en verweerster in het incident, vordert dat [gedaagde] B.V. wordt veroordeeld tot betaling van € 284.327,29, vermeerderd met rente en proceskosten. Finqle houdt zich bezig met factoring en heeft vorderingen van [bedrijf] B.V. op [gedaagde] gecedeerd gekregen. [gedaagde] vordert in het incident om [bedrijf] in vrijwaring te mogen oproepen, omdat er mogelijk een rechtsverhouding bestaat die tot vrijwaring door [bedrijf] verplicht. De rechtbank oordeelt dat de vordering tot oproeping in vrijwaring toewijsbaar is, omdat niet kan worden uitgesloten dat er een rechtsverhouding bestaat die tot vrijwaring verplicht. De rechtbank heeft ook overwogen dat het in het algemeen de voorkeur heeft dat de hoofdzaak en de vrijwaring gelijktijdig worden afgedaan, maar dat hierover nu nog niet beslist kan worden. De proceskosten in het incident worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank heeft verder bepaald dat [bedrijf] B.V. door [gedaagde] kan worden gedagvaard en dat de hoofdzaak weer op de rol komt voor het indienen van de conclusie van antwoord in reconventie van Finqle.