ECLI:NL:RBDHA:2025:18105
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag met toepassing van besluit- en vertrekmoratorium Syrië
In deze zaak heeft eiseres, een Syrische, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De minister ontving de aanvraag op 31 maart 2024 en had volgens de wet uiterlijk binnen zes maanden moeten beslissen. Echter, door de toepassing van WBV 2023/26 werd de beslistermijn met negen maanden verlengd, maar deze werd later ingetrokken. Hierdoor gold er weer een beslistermijn van zes maanden voor aanvragen die na 1 januari 2024 zijn ingediend. Gedurende de periode van 14 december 2024 tot 13 juni 2025 gold er een besluitmoratorium voor Syrië, wat betekende dat de minister geen beslissingen nam op asielaanvragen van vreemdelingen uit dat land. De beslistermijn voor aanvragen die tijdens het moratorium zijn ontvangen, is verlengd tot maximaal 21 maanden. Eiseres heeft de minister op 1 juli 2025 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling te vroeg was, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet verstreken was. Hierdoor verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. De rechtbank komt niet toe aan de vraag of er een bestuurlijke dwangsom is verbeurd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman en bekendgemaakt op 4 september 2025.