Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure in beide zaken (24-972 en 24-974)
- de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank in zaak 24-972 van 19 juli 2024, waarin werd toegestaan om volgens het versneld regime in octrooizaken (hierna: VRO) te procederen;
- de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank in zaak 24-974 van 19 juli 2024, waarin werd toegestaan om volgens het VRO te procederen;
- de dagvaarding in zaak 24-972 van 31 juli 2024;
- de dagvaarding in zaak 24-974 van 31 juli 2024;
- de conclusie van eis;
- de akte houdende overlegging producties van Samsung met producties EP01 t/m EP39;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, tevens houdende provisionele vorderingen ex art. 223 Rv
- de conclusie van antwoord in reconventie, reactie op hulpverzoeken en herstel kennelijke verschrijving met producties EP40 t/m EP46;
- de akte houdende overlegging nadere producties van Samsung met producties EP47 t/m EP49;
- de incidentele conclusie houdende vordering tot bevel afgifte van bewijsmateriaal van Regeneron van 7 mei 2025;
- de conclusie van antwoord in incident van 21 mei 2025;
- de akte houdende overlegging nadere producties van Samsung met productie EP50;
- de akte houdende overlegging nadere producties van Regeneron met producties GP28 t/m GP31;
- de akte houdende overlegging reactieve producties van Samsung met producties EP51 en EP 52;
- de akte houdende overlegging reactieve producties van Regeneron met producties GP32 t/m GP34;
- het bericht van partijen gezamenlijk van 4 juli 2025 waarin zij de rechtbank berichten dat zij een afspraak hebben gemaakt dat zij de redelijke en evenredige proceskosten ex artikel 1019h Rv beide begroten op € 250.000,-;
- de akte houdende (voorwaardelijke) overlegging reactieve productie met productie EP53 van 7 juli 2025;
- de door partijen op 14 juli 2025 ingediende schriftelijke pleitnota’s;
- de schriftelijke reactie op de pleitnota van Samsung ingediend door Regeneron op 16 juli 2025.
2.De feiten in beide zaken
wet age-related macula degeneration, "wAMD") en is geschikt voor intravitreale [4] toediening.
- 40 mg van een VEGF-antagonist bestaande uit de aminozuren 27-457 van SEQ ID NO: 4, die geglycosyleerd is op de Asn-resten 62, 94, 149, 222 en 308;
- 0,3 mg polysorbaat 20;
- 0,16 mg dibasisch natriumfosfaat en 0,8 g monobasisch natriumfosfaat als fosfaatbuffer;
- 80 mg sucrose
- met een pH van ongeveer 6,2.
divisionals) van EP 2 209 103 (‘EP 103’), die nooit is verleend. De Octrooien zijn beide getiteld: “VEGF antagonist formulations suitable for intravitreal administration”.
(a) 1-100 mg/ml of a VEGF antagonist consisting of amino acids 27-457 of SEQ ID No: 4, which is glycosylated at Asn residues 62, 94, 149, 222 and 308;
(b) 0.01-5% of one or more organic co-solvent(s) which is one or more of polysorbate, polyethylene glycol (PEG), and propylene glycol;
(c) 30-150 mM of a tonicity agent selected from sodium chloride or potassium chloride;
(d) 5-40 mM of sodium phosphate buffer; and
(e) 1.0-7.5% of a stabilizing agent selected from the group consisting of sucrose, sorbitol, glycerol, trehalose, and mannitol, pH between about 5.8-7.0, wherein the formulation is suitable for intravitreal administration.
(b) 0,01-5% van één of meer organische co-oplosmiddelen die één of meer van polysorbaat, polyethyleenglycol (PEG) en propyleenglycol zijn;
(c) 30-150 mM van een toniciteitsmiddel gekozen uit natriumchloride of kaliumchloride;
(d) 5-40 mM natriumfosfaatbuffer; en
(e) 1,0-7,5% van een stabiliserend middel gekozen uit de groep bestaande uit sucrose, sorbitol, glycerol, trehalose en mannitol, pH tussen ongeveer 5,8 en 7,0,
(a) 10 mg/ml of 40 mg/ml van een VEGF-antagonist bestaande uit de aminozuren 27-457 van SEQ ID NO: 4, die geglycosyleerd is op de Asn-resten 62, 94, 149, 222 en 308;
(b) 0,03% polysorbaat 20;
(c) ongeveer 40 mM natriumchloride;
(d) 10 mM natriumfosfaatbuffer; en
(e) 5% sucrose,
(b) 5-25 mM natriumfosfaatbuffer, pH ongeveer 5,8-7,0;
(c) 0,01 - 0,15% van een organisch co-oplosmiddel, gekozen uit de groep bestaande uit polysorbaat, polyethyleenglycol (PEG), propyleenglycol en een combinatie daarvan; en
(d) 1-10% van een stabiliserend middel gekozen uit de groep bestaande uit sucrose, sorbitol, glycerol, trehalose en mannitol; of 20-150 mM van een toniciteitsmiddel, bij voorkeur natriumchloride; of 1-10% van het stabiliserende middel en 20-150 mM van het toniciteitsmiddel,
- (a) 5-50 mg/ml of the VEGF antagonist, preferably 5 mg/ml, 10 mg/ml, 20 mg/ml or 40 mg/ml, consisting of amino acids 27-457 of SEQ ID No: 4, which is glycosylated at Asn residues 62, 94, 149, 222 and 308;
- (b) 5-25 mM of sodium phosphate buffer, pH about 5.8-7.0;
- (c) 0.01-0.15% of an organic co-solvent, selected from the group consisting of polysorbate, polyethylene glycol (PEG), propylene glycol, and a combination thereof; and
- (d) 1-10% of a stabilizing agent selected from the group consisting of sucrose, sorbitol, glycerol, trehalose, and mannitol; or 20-150 mM of a tonicity agent, preferably sodium chloride; or 1-10% of the stabilizing agent and 20-150 mM of the tonicity agent,
in vivote zijn, veel beter dan de
parentalVEGF-Trap.
E. Colicell, or a COS or CHO cell. Additional encompassed in a sixth aspect are VEGF-binding fusion polypeptides of the invention modified by acetylation or pegylation, and other posttranslational modifications resulting from expression in a mammalian cell line. Methods for acetylating or pegylating a protein are well known in the art. In specific embodiments, the fusion polypeptide of the invention expressed in a mammalian cell line such as a CHO cell comprises amino acids 27-457 of SEQ ID NO:8 and is glycosylated at Asn residues 62, 94, 149, 222 and 308.
E. coli(Example 4), a glycosylated mini-trap expressed in CHO cells (Example 5), or a receptor-based monomeric trap (Example 6) has optimized characteristics for local/intravitreal delivery, ie. a shorter serum half life for faster clearance and minimizing unwanted systemic exposure. In addition due to its smaller size, the mini-trap has the ability to penetrate through the inner-limiting membrane
(ILM
)in the eye, and diffuse through the vitreous to the retina/retinal pigment epithelial
(RPE
)layer which will help to treat retinal disease. Additionally, the mini-trap can be used for local administration for the treatment of ocular disease such as choroidal neovascularization, diabetic macular edema, proliferative diabetic retinopathy, corneal neovascularization/ transplant rejection. Still further, the mini-trap can be used in any situation where transient (short-term) blocking of VEGF is required, e.g., to avoid chronic exposure to VEGF blockade, such as, for example, in the treatment of Psoriasis.
Formulation Development
VEGF Antagonist Formulations’ (hierna: WO 852). Het document is gericht op de behandeling van menselijke kanker tumoren. WO 852 openbaart in paragraaf [0026] aflibercept:
Method of treating eye injury with local administration of a VEGF inhibitor’ (hierna: ‘WO 650’). Voorbeeld 4 van WO 650 luidt als volgt:
3.Het geschil in beide zaken
in conventie
- 40 mg VEGF-Trap / een VEGF-antagonist bestaande uit de aminozuren 27-457 van SEQ ID NO:4, die is geglycosyleerd op de Asn-resten 62, 94, 149, 222 en 308;
- 0,3 mg polysorbaat 20;
- een fosfaatbuffer: 0,16 mg dibasisch natriumfosfaat en 0,8 mg mono-basisch natriumfosfaat;
- 80 mg sucrose;
- met een pH van ongeveer 6,2.
4.Technische achtergrond van de Octrooien
proteins) zijn meestal grote moleculen die bestaan uit lange ketens van aminozuren die met elkaar verbonden zijn door peptidebindingen. De aminozuren zijn in een specifieke volgorde aan elkaar gekoppeld en deze volgorde wordt een sequentie genoemd. Zodra de aminozuren in een keten met elkaar verbonden zijn, worden de afzonderlijke aminozuren “residuen” of “resten” genoemd.
reconstituted), dat wil zeggen: opnieuw opgelost, vlak voor toediening. Dit gaat het negatieve effect van water op de eiwitstabiliteit tegen.
5.De beoordeling in beide zaken
in conventie
consisting of’) de aminozuren 27-457 van SEQ ID NO: 4, maar dat het die aminozuren zou omvatten (‘
comprising’).
E. colivindt er normaliter ook een peptide clipping plaats waardoor de aminozuren aan het begin van de sequentie worden ‘afgeknipt’ om het eiwit succesvol tot expressie te kunnen brengen. Bij die wijze van expressie wordt de juiste locatie voor de peptide clipping niet altijd gevonden, in welk geval het begin van de sequentie op een andere positie of niet wordt afgeknipt. De deskundigen zijn het niet eens over de vraag of de expressie daardoor slechts wordt vertraagd of dat het gevolg is dat het beoogde eiwit niet succesvol kan worden geproduceerd, omdat het zich daardoor niet in de juiste drie-dimensionale vorm kan vouwen. De vakpersoon weet dat voor expressie in
E. colidaarom veelal een eiwit sequentie wordt samengesteld waarin een specifiek op
E. coligerichte signaalsequentie is opgenomen in plaats van een signaalsequentie van een zoogdier-eiwit. Tot slot behoort het tot zijn algemene vakkennis dat bij expressie in
E. coliniet automatisch glycosilering plaatsvindt.
E. coli, waarbij de gehele sequentie van SEQ ID NO:4 behouden is gebleven. De beschrijving noemt in [0031] weliswaar dat het eiwit van de uitvinding met alle bekende expressiemethoden tot expressie gebracht kan worden en de vakpersoon weet dat
E. colidaartoe behoort, maar die methode wordt in het geheel niet genoemd in het document. Bovendien weet de vakpersoon dat productie van eiwitten in
E. colieen daarvoor geschikte signaalsequentie vergt en meestal gepaard gaat met
clipping, zodat hij zonder nadere informatie daarover in de beschrijving die methode niet zou inlezen in de beschrijving. Dat zou niet anders zijn als het tot de algemene vakkennis zou behoren dat productie in
E. colivan een eiwit met de volledige sequentie mogelijk is en maar beperkte nadelen heeft, zoals Samsung stelt.
the fusion protein comprises amino acids 27-457 of SEQ ID NO:4’ zo lezen dat daarin ten minste is geopenbaard een eiwit bestaande uit die aminozuur sequentie. Om die reden is er ook basis in US 484 en de aanvragen voor de conclusies die bestaan uit die mature sequentie (‘
consisting of’).
natriumfosfaatbuffer. De betreffende bereiken zijn daarmee direct en ondubbelzinnig geopenbaard in US 484.
5 mM phosphate’ in dat voorbeeld, wordt daarin toch een andere buffer geopenbaard, namelijk de gecombineerde fosfaat/citraatbuffer.
co-solventsen
surfactants, zo weet de vakpersoon
.De formulering moet tot slot met een zeer dunne naald toegediend worden. Daarvoor is een lage viscositeit nodig, wat weer problemen kan opleveren voor de toe te passen stabilisator en de eiwitconcentratie.
konuitkomen bij de in EP 691 geclaimde formulering. Samsung heeft echter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij dat zonder inventieve arbeid ook
zoudoen omdat hij een redelijke verwachting van succes had. De vakpersoon zou beseffen dat het niet vanzelf sprak dat er een formulering gevonden kon worden die aan alle voorwaarden voor intravitreale toediening voldeed, omdat de daarvoor vereiste balans nauw luisterde. De vakpersoon zou, US 234 in zijn geheel lezend, ook zien dat dat document hem niet aanmoedigde om een formulering met aflibercept te maken, maar eerder om een formulering met een mini-trap te maken. Onder deze omstandigheden is van de door Samsung bepleitte ‘try-and-see situatie’ geen sprake.
vials, om de invloed van variabiliteit te beperken.
bedoeldzijn om te vriesdrogen en voor gebruik weer te reconstitueren, maar daarvoor wel
geschiktzijn. Daarnaast zal de vakpersoon uit de beschrijving van EP 691 begrijpen dat die conclusie gericht is op een vriesdroogbare en, evenals conclusies 1 tot en met 5, stabiele formulering bestemd voor intravitreale toediening en niet op een andere uitvindingsgedachte. Meerdere paragrafen, waaronder paragraaf [0027] maken duidelijk dat de vriesdroogbare formulering voor oftalmische doeleinden is bestemd. Paragrafen [0052] en [0053] van de beschrijving maken duidelijk dat reconstitutie de oorspronkelijke formulering weer geschikt maakt voor intravitreale toediening. De vakpersoon die EP 691 in zijn geheel en in onderlinge samenhang leest, zal conclusie 6 daarom zo opvatten dat die niet beperkt is tot formuleringen die bedoeld zijn voor vriesdrogen en reconstitutie om vervolgens intravitreaal toe te dienen, maar bescherming biedt tegen alle oftalmische formuleringen die voor vriesdrogen en reconstitutie voorafgaand aan intravitreale toediening geschikt zijn.
bis-Vo [7] , omdat Samsung in Nederland is gevestigd. Gelet op de inhoudelijke beoordeling van deze vordering kan in het midden blijven op welke wijze de rechtbank daarbij rekening dient te houden met het bepaalde in artikel 24 lid 4 Brussel I
bis-Vo.