ECLI:NL:RBDHA:2025:1813
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beslissing over klacht en verzoek schadevergoeding in het kader van verplichte geestelijke gezondheidszorg
Op 10 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klacht van verzoeker over de toepassing van verplichte zorg op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Verzoeker, geboren in 1970, had een klacht ingediend tegen de zorgaanbieder Parnassia, naar aanleiding van de toepassing van medicatie (Cisordinol) die hem tegen zijn wil werd toegediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 7 mei 2024 een zorgmachtiging was verleend, die op 19 november 2024 werd verlengd. Verzoeker stelde dat hij niet lijdt aan schizofrenie, maar aan ADHD, en dat de medicatie niet noodzakelijk was. De rechtbank heeft de klacht ongegrond verklaard, omdat zij oordeelde dat er sprake was van een psychische stoornis en dat de verplichte zorg noodzakelijk was om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank volgde de zorgverantwoordelijke in de beoordeling van de wilsbekwaamheid van verzoeker en oordeelde dat de medicatie proportioneel en effectief was. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat de klacht ongegrond werd verklaard. De beschikking is gegeven door mr. M. Nijenhuis, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.