ECLI:NL:RBDHA:2025:18143

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.32786
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Colombiaanse eiser met Turkse nationaliteit wegens onvoldoende geloofwaardige bedreigingen en te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 30 september 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een eiser met de Turkse nationaliteit behandeld. De eiser, geboren op 18 augustus 2002, heeft op 7 september 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, na zijn aankomst in Nederland op 15 juli 2022. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 17 juli 2025, als kennelijk ongegrond, omdat de minister de door de eiser opgegeven bedreigingen en mishandelingen door onbekenden niet geloofwaardig achtte. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser beoordeeld, waarbij hij aanvoerde dat de afwijzing onterecht was en dat zijn verklaringen consistent waren. De rechtbank concludeert echter dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft en dat de problemen die hij heeft ervaren niet voldoen aan de criteria van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank wijst erop dat de eiser zijn asielaanvraag te laat heeft ingediend en dat hij geen geloofwaardige redenen heeft gegeven voor deze vertraging. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.32786

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. O. Sarac),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Erdal).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 7 september 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij heeft de Turkse nationaliteit en is geboren op 18 augustus 2002. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 17 juli 2025 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond, als bedoeld in artikel 31, eerste lid, Vw en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, Vw.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser stelt dat hij sinds 2017 is bedreigd en mishandeld door onbekenden. Dit is begonnen met een incident bij zijn woning in Kayseri. In 2021 zou er bij de woning van eiser een envelop met een kogel zijn achtergelaten. Eiser heeft verklaard dat hij meerdere keren binnen Turkije is verhuisd, onder meer naar Antalya en Karaman, maar telkens opnieuw is opgespoord en bedreigd. In juli 2022 heeft eiser Turkije verlaten. Bij terugkeer in Turkije vreest eiser voor zijn leven; hij acht de kans reëel dat hij door de bedreigers om het leven zal worden gebracht.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. problemen door bedreiging en mishandeling door onbekenden.
4.1.
Verweerder acht de door eiser opgegeven identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Verweerder acht de problemen van eiser door bedreiging en mishandeling door onbekenden niet geloofwaardig. Volgens verweerder vormen de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel. Omdat eiser zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend, zonder daarvoor een goede verklaring te geven, heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgedaan als kennelijk ongegrond.
4.2.
Het geloofwaardig geachte asielmotief levert volgens verweerder geen asielgrond op als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat op grond daarvan niet aannemelijk is dat eiser een gegronde vrees voor vervolging heeft als bedoeld in het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen (Vluchtelingenverdrag) of bij terugkeer naar Turkije een reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Gelet op het voorgaande heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
De beroepsgronden
5. Eiser heeft tegen het bestreden besluit – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Volgens eiser heeft verweerder ten onrechte de problemen wegens bedreiging en mishandeling door onbekenden ongeloofwaardig geacht. Eiser betwist allereerst dat zijn verklaringen tegenstrijdig dan wel onlogisch zijn, is van mening dat verweerder een te enge interpretatie van het begrip dreiging hanteert, dat verweerder de medische toestand van eiser in de beoordeling niet heeft meegenomen en ten onrechte heeft gesteld dat eiser zonder voldoende aannemelijke verklaring zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

Problemen wegens bedreiging en mishandeling door onbekenden
6. Verweerder werpt eiser tegen dat zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen (artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw). Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
Over de tegenstrijdigheden:
6.1.
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de inhoud van de envelop met kogel. Tijdens het gehoor met de AVIM op 7 september 2023 heeft eiser verklaard dat hij in 2021 een envelop heeft gekregen met daarin een kogel en een briefje waarop stond dat hij zijn aangifte moest intrekken (pagina 2, PV van gehoor). Tijdens het aanmeldgehoor op 21 november 2023 heeft eiser opnieuw verklaard dat hij een envelop heeft ontvangen met daarin een kogel, zonder de vermelding dat de envelop ook een briefje bevatte (pagina 13, aanmeldgehoor). Tijdens het nader gehoor op 11 juli 2025 heeft eiser echter desgevraagd verklaard dat er behalve de kogels niets in de envelop zat en dat het ging om vier kogels (pagina 24, nader gehoor). Eiser heeft deze wisselende verklaringen niet gecorrigeerd in de correcties en aanvullingen op het gehoor. Verweerder heeft niet ten onrechte gesteld dat die wisselende verklaringen afbreuk aan doen de geloofwaardigheid van dit asielmotief. Eiser heeft daartegen aangevoerd dat medische redenen hem belemmerden om consistent te verklaren over de envelop maar hij heeft dit niet aannemelijk gemaakt. Eiser heeft geen medische stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij klachten heeft die van invloed zijn op zijn geheugen en/of vermogen om (consistent) te verklaren en dit blijkt ook niet uit het advies van MedTadvies. Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij wisselend heeft verklaard over de inhoud van de envelop.
Over de ongerijmdheden:
6.2.
Eiser stelt dat de beoordeling van de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas niet alleen moet worden gebaseerd op de mate waarin daadwerkelijk fysiek geweld tegen hem is gebruikt, maar ook moet worden gezien in het licht van de aard en ernst van de reële dreiging waaraan hij werd blootgesteld. Eiser heeft dit ook in de zienswijze naar voren gebracht. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank kunnen overwegen dat de dreiging niet aannemelijk is geworden, gelet op de inhoud van de dreigementen en de bredere context van het relaas. Eiser is in alle jaren dat hij is bedreigd slechts twee keer fysiek belaagd, terwijl uit eiser verklaringen blijkt dat hij zijn belagers veel vaker fysiek heeft gezien en gesproken. Het eerste fysieke geweld vond plaats toen het conflict ontstond op 19 augustus 2017, waarna eiser aangifte heeft gedaan, wat er volgens eiser toe heeft geleid dat hij wordt bedreigd. Daarna heeft er maar één fysiek incident plaatsgevonden in 2019 waarbij eiser naar eigen zeggen door zijn bedreigers is gepakt en geknepen. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het uitblijven van fysiek geweld, ondanks de confrontaties en bedreigingen gedurende een ruim aantal jaren, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van de vrees van eiser. Ook de stelling van eiser dat het gedrag van de belagers kan wijzen op een patroon van stelselmatige intimidatie en psychisch terreur waarbij dreiging met fysiek geweld bewust wordt ingezet als pressiemiddel zonder dat er tot geweld wordt overgegaan, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder stelt immers niet ten onrechte dat eiser met zijn verklaringen niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit bij eiser het geval was.
6.3.
Verweerder heeft het ook ongerijmend kunnen vinden dat eiser herhaaldelijk is teruggekeerd naar Kayseri, de plaats waar hij stelt dat er voortdurend dreigend gevaar bestond. Eiser stelt dat dit wel verklaarbaar en begrijpelijk is in het licht van zijn culturele en emotionele binding met Kayseri, zijn psychologische toestand en gebrek aan realistische alternatieven. Voor de rechtbank ligt dit, gelet op de ernst van de door hem geschetste dreiging, echter niet voor de hand. Bovendien had eiser een alternatief, hij kon naar ook Kermilek, op circa 60 kilometer van Kayseri, waar de familie een woning had waar zij alle vakanties doorbrachten. Hier voelde eiser zich naar eigen zeggen veilig en hier wonen inmiddels alle familieleden (pagina 19, nader gehoor). Eiser wordt derhalve niet in zijn stelling gevolgd dat de terugkeer van eiser naar Kayseri begrijpelijk en verklaarbaar is en niet afdoet aan de ernst van de dreiging.
6.4.
Verweerder heeft ook niet ten onrechte gesteld dat eiser geen verklaring heeft voor de vraag hoe de daders op de hoogte zijn geraakt van zijn twee aangiften bij de politie. Eiser heeft verklaard (pagina 17, nader gehoor) dat hij over de eerste aangifte met de buren heeft gesproken en dat de daders hiervan mogelijk op de hoogte zijn geraakt maar hij erkent dat hij hierover enkel kan speculeren. Over de tweede aangifte heeft eiser verklaard dat hij hierover met niemand heeft gesproken (pagina 17, nader gehoor). Eiser stelt dat er mogelijk gelekt is door de politie maar ook dit is speculatie zonder aanwijzing. Eiser heeft tijdens het nader gehoor verklaard dat hij geen bewijsstukken van de aangiften kon krijgen. In beroep heeft eiser alsnog twee documenten overgelegd maar deze zijn onvertaald en daarom niet niet in de beoordeling door de rechtbank betrokken.
6.5.
Eiser heeft ook verklaard dat hij op verschillende momenten tijdelijk naar Antalya is verhuisd. Antalya ligt op circa 560 kilometer van Kaseri. In Antalya is hij in oktober 2021 op een dreigende manier opgewacht door twee personen. Volgens eiser was in elk geval één van deze twee personen ook één van de personen die hem in Kaseri bedreigde. Deze personen hebben eiser toen opgewacht maar niet aangesproken of geconfronteerd. Verweerder heeft zich in reactie op deze verklaring niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat het niet in de rede ligt dat de daders meer dan 560 kilometer afleggen, enkel om eiser te observeren en zonder verder enige actie te ondernemen. De reactie van eiser ter zitting dat de mannen hem niet hebben benaderd omdat er beveiliging in het hotel was leidt niet tot een ander oordeel. De mannen wisten waar eiser verbleef en als zij inderdaad honderden kilometers hadden afgelegd om eiser op te sporen had het in lijn van verwachtingen gelegen dat zij eiser op een ander moment zouden benaderen. Het standpunt van eiser dat het volgen, observeren en herhaaldelijk opduiken juist past in de lijn van intimidatie en psychologische druk wordt niet gevolgd.
6.6.
In geschil zijn ook de verklaringen van eiser over zijn familieleden en de vraag of en in welke mate zijn familieleden ook werden bedreigd. Verweerder heeft in het bestreden besluit aan eiser tegengeworpen dat het ongerijmd is dat eiser op grote afstand (560 kilometer) werd gevolgd en bedreigd terwijl de familieleden – die ook werden bedreigd – op veel kortere afstand (60 kilometer) ongemoeid werden gelaten. De rechtbank maakt uit het nader gehoor op dat eiser heeft verklaard dat op enig moment ook zijn moeder werd lastig gevallen en dat zijn zusje niet veilig over straat kon. Ook heeft eiser verklaard dat de daders dreigden hem en zijn familie wat aan te doen. Eiser heeft in de zienswijze betoogt dat het dreigingspatroon zich primair op hem richtte maar verweerder heeft het niettemin ongerijmd kunnen vinden dat de daders eiser op 560 kilometer afstand hebben gevolgd en tegelijk zijn familie op 60 kilometer afstand met rust lieten.
6.7.
Gelet op het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, heeft verweerder zich niet ten onrechte en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt gesteld dat niet wordt voldaan aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van het Vw en, in het verlengde daarvan, dat de gestelde problemen van eiser door bedreiging en mishandeling door onbekenden niet geloofwaardig zijn. De beroepsgrond slaagt niet.
Te laat indienen asielaanvraag
7. Eiser voert aan dat verweerder zijn asielaanvraag niet had mogen afwijzen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, onder h, van de Vw, omdat hem niet kan worden tegengeworpen dat hij zijn asielaanvraag niet eerder heeft ingediend.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom eiser is tegengeworpen dat hij niet onmiddellijk asiel heeft aangevraagd toen dat mogelijk was. Eiser is op 15 juli 2022 Nederland ingereisd en heeft pas meer dan veertien maanden later op 7 september 2023 asiel aangevraagd. Verweerder stelt niet ten onrechte dat er geen geloofwaardige reden was waarom eiser de aanvraag niet ver voor 7 september 2023 heeft ingediend. De verklaring van eiser dat hij zich gedurende deze tijd in een langdurige en ernstige staat van psychische belasting bevond, gekenmerkt door voortdurende angst, stress en emotionele nood, heeft verweerder niet als verschoonbare reden hoeven aanmerken. Zoals hiervoor reeds is overwogen, stelt verweerder niet ten onrechte dat eiser geen (medische) documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van de gestelde psychische toestand. Ook de verklaring van eiser dat hij als “laatste mogelijkheid” (pagina 5, nader gehoor) asiel heeft aangevraagd, toen “de zaken niet liepen zoals hij had verwacht” (pagina 12, aanmeldgehoor) geeft geen blijk van grote urgentie om asiel aan te vragen. Dit klemt nu eiser stelt vanaf het begin ernstige vrees te hebben gehad voor zijn leven bij terugkeer naar Turkije.
7.2.
De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

8. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het bestreden besluit in stand blijft.
9. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Boesman, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Horst- van Dee, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000