ECLI:NL:RBDHA:2025:18143
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van een Colombiaanse eiser met Turkse nationaliteit wegens onvoldoende geloofwaardige bedreigingen en te late indiening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 30 september 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een eiser met de Turkse nationaliteit behandeld. De eiser, geboren op 18 augustus 2002, heeft op 7 september 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, na zijn aankomst in Nederland op 15 juli 2022. De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 17 juli 2025, als kennelijk ongegrond, omdat de minister de door de eiser opgegeven bedreigingen en mishandelingen door onbekenden niet geloofwaardig achtte. De rechtbank heeft de beroepsgronden van de eiser beoordeeld, waarbij hij aanvoerde dat de afwijzing onterecht was en dat zijn verklaringen consistent waren. De rechtbank concludeert echter dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De rechtbank oordeelt dat de eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft en dat de problemen die hij heeft ervaren niet voldoen aan de criteria van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank wijst erop dat de eiser zijn asielaanvraag te laat heeft ingediend en dat hij geen geloofwaardige redenen heeft gegeven voor deze vertraging. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.