Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
Informatie vanuit PI Krimpen
Informatie vanuit het GRIP
- Individueel bezoek met toezicht
- Vooraf advies aanvragen over bezoekers aan GRIP
- Opnemen, afluisteren, vertalen gesprekken bezoek en indien nodig zenden aan GRIP
- Personeel houdt toezicht op belduur
- Opnemen, afluisteren en indien nodig vertalen telefoongesprekken
- Opgenomen gesprekken indien nodig toezenden aan GRIP
- Inhoudelijke controle, kopiëren en indien nodig toezenden brieven/poststukken aan GRIP
- Uitsluitend onder directe begeleiding door de inrichting
- Geen aanstelling in speciale baantjes
- Geen plaatsing in meerpersoons cel (MPC)
- Opmaak van dagelijkse rapportage
- Vervoer BOT / EBV
- Bij spoedtransport begeleid door politie
- Relatiebezoek niet gelijktijdig met andere GVM gedetineerden
- Screenen telefonische contacten
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
deze indertijd is aangenomen op grond van de ernst van de feiten in combinatie met de onduidelijke omstandigheden rond het incident op 18 december 2017 waar verdachte is beschoten. Inmiddels levert genoemd argument niet langer voldoende concrete onderbouwing op van het vluchtgevaar. Het tijdsverloop sinds het schietincident maakt dat eventuele nog steeds bestaande onduidelijkheden daarover onvoldoende bijdragen aan de onderbouwing van het vluchtgevaar. Daarbij komt dat inmiddels medeverdachte [broer eiser 1] na zijn uitlevering gedetineerd is in de [inrichting] in [plaats 3] . Voor zover aangenomen zou kunnen worden dat deze medeverdachte over voldoende geld en middelen beschikte om zich lange tijd onvindbaar te houden, en dit geld en deze middelen ook voor verdachte beschikbaar zouden zijn, kan op basis hiervan het gevaar voor vlucht ten aanzien van verdachte niet aangenomen worden.” Ten slotte heeft [eiser] naar voren gebracht dat de beklagcommissie van de P.I. [plaats 4] op 29 november 2024 en op 28 juli 2025 heeft geoordeeld dat de GRIP-rapportages en de informatie van het OM onvoldoende actueel en concreet zijn om de opgelegde toezichtmaatregelen op te mogen baseren (zie 2.11 en 2.12).
in dit geval, vanwege de aard van de informatie in de beschikbare GRIP-rapporten, het tijdsverloop niet maakt dat de informatie op het moment van het nemen van de beslissing onvoldoende actueel was. Dit mede vanwege de omstandigheid dat klagers hoger beroep nog loopt en zijn veroordeling dus nog niet onherroepelijk is. Dat er geen concrete aanwijzingen zijn van vlucht- of liquidatiegevaar en de rechtbank geen vluchtgevaar meer aanneemt, maakt, gelet op de aard van de informatie in de GRIP-rapporten, niet dat de informatie onvoldoende concreet is om GVM-maatregelen op te baseren” (zie 2.12). Dat de beklagcommissie anders heeft beslist en [eiser] ’s beklag tegen de toezichtmaatregelen gegrond heeft verklaard (2.11 en 2.12) weegt voor de voorzieningenrechter minder zwaar mee, omdat dit niet het hoogste orgaan is in de beklagprocedure. Ook de omstandigheid dat de rechtbank vanaf december 2021 geen vluchtgevaar meer ten grondslag heeft gelegd aan de voorlopige hechtenis van [eiser] , leidt niet zonder meer tot de conclusie dat in redelijkheid niet tot vluchtgevaar in de zin van de Circulaire kon worden geoordeeld.
de GRIP-rapportages en de informatie van het OM, zeker in het licht van het feit dat de maatregelen ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing al meer dan zes jaar van kracht waren, onvoldoende actueel en onvoldoende concreet zijn om voortzetting van de toezichtmaatregelen te rechtvaardigen(zie 2.11 en 2.12). Tot slot heeft [eiser] ook ten aanzien van dit criterium aangevoerd dat zijn veroordeling voor deelname aan een criminele organisatie die liquidaties heeft gepleegd niet zou moeten worden meegewogen, omdat hij deze verdenking betwist en het vonnis nog niet onherroepelijk is.
zich goed voor te kunnen stellen dat het voor [eiser] niet te begrijpen is waarom er, na al die jaren, nog steeds geen versoepeling van de toezichtmaatregelen mogelijk is, dat [eiser] door de toezichtmaatregelen ernstig wordt beperkt in zijn bewegingsvrijheid en dat daarom een beslissing tot verlenging van de toezichtmaatregelen inzichtelijk en draagkrachtig dient te worden gemotiveerd en dat dat hier niet is geschied”, maakt het voorgaande niet anders. Deze overweging van de beklagcommissie ziet immers op de verlenging van de toezichtmaatregelen door de directeur van de P.I. en niet op de beslissing van de selectiefunctionaris om [eiser] op de GVM-lijst te handhaven (met risicoprofiel ‘hoog’) en, belangrijker, bovendien loopt tegen deze beslissing momenteel beroep bij de beroepscommissie van de RSJ, die kort daarvoor een gelijkluidende beslissing van de beklagcommissie heeft teruggedraaid. De voorzieningenrechter kan onder die omstandigheden zijn beslissing niet afstemmen op deze uitspraak van de beklagcommissie.