Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
Op 1 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser, geboren in 1994 en van Angolese nationaliteit, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning voor niet-tijdelijke humanitaire gronden, welke was ingetrokken met een besluit van 13 november 2024. Het bezwaar werd door de minister niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank oordeelde dat de eiser verantwoordelijk is voor het doorgeven van een adres waar hij post kan ontvangen. De eiser had aangevoerd dat hij zijn post had gemist omdat hij moest verhuizen vanwege overbewoning, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet als een verschoonbare reden kon worden aangemerkt. De eiser had de mogelijkheid om zijn nieuwe adres door te geven of ervoor te zorgen dat zijn post werd doorgestuurd. De rechtbank concludeerde dat de gevolgen van het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift voor rekening van de eiser komen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen informatie over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak.