ECLI:NL:RBDHA:2025:18149

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.40457
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunning en niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens termijnoverschrijding

Op 1 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser, geboren in 1994 en van Angolese nationaliteit, had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning voor niet-tijdelijke humanitaire gronden, welke was ingetrokken met een besluit van 13 november 2024. Het bezwaar werd door de minister niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift niet tijdig was ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank oordeelde dat de eiser verantwoordelijk is voor het doorgeven van een adres waar hij post kan ontvangen. De eiser had aangevoerd dat hij zijn post had gemist omdat hij moest verhuizen vanwege overbewoning, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet als een verschoonbare reden kon worden aangemerkt. De eiser had de mogelijkheid om zijn nieuwe adres door te geven of ervoor te zorgen dat zijn post werd doorgestuurd. De rechtbank concludeerde dat de gevolgen van het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift voor rekening van de eiser komen.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen informatie over de mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.40457

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.C. van den Berg),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Met het besluit van 13 november 2024 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verblijfsvergunning voor het doel “niet-tijdelijke humanitaire gronden” ingetrokken.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 29 juli 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1994 en de Angolese nationaliteit te hebben.
2. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser zijn bezwaarschrift niet tijdig heeft ingediend. Eiser heeft hiervoor geen verschoonbare reden. Het is namelijk aan eiser om een adres door te geven waarop hij de post kan ontvangen. Dat eiser het primaire besluit niet heeft ontvangen komt daarom voor zijn rekening en risico.
3. Eiser kan zich niet vinden in het bestreden besluit en voert aan dat het bestreden besluit onredelijk is. Hij moest worden uitgeschreven op het adres in Nijmegen vanwege overbewoning. Hij slaapt nu bij zijn moeder of vriendin. Om die reden heeft hij zijn post gemist. De bezwaartermijn dient daarom pas te gaan lopen op het moment dat hij het primaire besluit heeft ontvangen van de AVIM [1] op 24 maart 2025. Het is onredelijk dat wordt vastgehouden aan de formaliteiten, nu eiser al lang in Nederland woont en deelneemt aan de samenleving en een gezin heeft.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Verweerder heeft het bezwaar van eiser niet ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het is aan eiser om (bij een verhuizing of uitschrijving) het nieuwe (post)adres door te geven of, wanneer dit niet mogelijk is, te zorgen dat hij de post laat doorzenden of kan (laten) ophalen op het oude woonadres. Dat hij zich moest uitschrijven op zijn oude woonadres vanwege overbevolking, ontslaat eiser niet van deze verantwoordelijkheid. In het bestreden besluit wijst verweerder er bovendien terecht op dat eiser het adres van zijn moeder of vriendin (zijn kennelijke feitelijke verblijfadressen) als postadres had kunnen doorgeven. Verweerder mocht er dan ook van uitgaan dat eiser op het door hem doorgegeven adres post kon ontvangen. Eiser had daarom binnen vier weken na de datum van het primaire besluit een bezwaarschrift moeten indienen. Dat eiser van mening is dat het vasthouden aan formaliteiten onredelijk is, omdat hij al lang in Nederland woont en hier bij familie verblijft, maakt dit niet anders. De gevolgen van het niet doorgeven van een actueel postadres komen voor rekening en risico van eiser. Zeker nu eiser, zoals hij stelt, al lang in Nederland woont had hij zich van de consequenties van het niet op- of doorgeven van een actueel (post)adres bewust kunnen en moeten zijn. Het niet-tijdig indienen van het bezwaarschrift is dan ook niet verschoonbaar.
5. Het beroep is kennelijk ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 1 oktober 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.