ECLI:NL:RBDHA:2025:18156

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.9691
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Afghaanse eiser met vrees voor Taliban vanwege familiebanden en etniciteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 september 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Afghaanse jongeman van Oezbeekse afkomst, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de minister van Asiel en Migratie is afgewezen. De minister heeft de afwijzing gemotiveerd door te stellen dat de verklaringen van eiser over zijn vrees voor de Taliban ongeloofwaardig zijn. Eiser stelt dat hij en zijn familie in gevaar zijn vanwege de betrokkenheid van zijn vader bij de Arbaki, een lokale politie-eenheid, en de vijandige relatie met de Taliban. De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat de verklaringen van eiser inconsistent zijn en niet voldoende onderbouwd met objectieve documenten. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en de afwijzing van de asielaanvraag door de minister in stand gehouden. Eiser heeft niet aangetoond dat hij een reëel risico loopt op vervolging bij terugkeer naar Afghanistan, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de discriminatie die hij heeft ervaren vanwege zijn etniciteit niet ernstig genoeg is om een asielvergunning te rechtvaardigen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie verstrekt over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.9691

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E.R. Weegenaar),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Latul).

Procesverloop

Bij besluit van 27 februari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) in de algemene asielprocedure afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 17 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] 2001, heeft de Afghaanse nationaliteit, behoort tot de
Oezbeekse bevolkingsgroep en is afkomstig uit het dorp Mir Shadi in de provincie Faryab (Afghanistan).
1.2.
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag - samengevat - het volgende ten grondslag
gelegd. Twee ooms van eiser (broers van zijn vader) hoorden bij de Arbaki (een soort politie die het dorp beschermde). Eisers vader was geen officiële Arbaki, maar hij hielp soms mee met de Arkabi. Eisers familie had al jarenlang een vijandelijke relatie met mensen in het dorp vanwege een stuk grond. Deze mensen hadden zich aangesloten bij de Taliban. Er waren regelmatig gevechten tussen de Taliban en de Arbaki in het dorp en de omliggende
plaatsen. Beide ooms van eiser zijn vermoord door de Taliban en het dorp van eiser is aangevallen door 200 Talibanstrijders. De vader van eiser is toen gevlucht, maar besloot na een tijdje terug te komen. Hij is toen door de Taliban gevangen gezet voor de duur van zes maanden. Toen de Taliban eisers vader wilden vermoorden, is hij ontsnapt door met handboeien van een berg af te rollen. Zijn vader heeft eiser diezelfde avond opgebeld en gezegd dat eiser moest vluchten uit Afghanistan, omdat de Taliban het nu op eiser, als oudste zoon, gemunt zouden hebben. Daarnaast is eiser ook gediscrimineerd, beledigd en onder druk werd gezet, omdat hij de Oezbeekse etniciteit heeft. Bij terugkeer vreest eiser door de Taliban te worden vermoord.
Het bestreden besluit
2.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende drie asielmotieven:
de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser;
de problemen met de Taliban vanwege familie;
discriminatie vanwege Oezbeekse nationaliteit.
Verweerder gelooft het eerste en derde asielmotief, maar gelooft het tweede asielmotief niet.
2.2.
Volgens verweerder heeft eiser het tweede asielmotief (de problemen met de Taliban vanwege familie) niet onderbouwd met objectieve documenten. Verweerder vindt dit asielmotief niet alsnog geloofwaardig, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw. Eisers verklaringen over dit asielmotief vormen volgens verweerder namelijk geen samenhangend en aannemelijk geheel. Hiervoor zijn vier redenen. Eiser heeft in de eerste plaats wisselend en onlogisch verklaard over data en leeftijd omtrent gebeurtenissen. Verder zijn eisers verklaringen over de ontsnapping van eisers vader summier en onwaarschijnlijk. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de Taliban het juist op hem hadden gemunt. Tot slot zijn eisers verklaringen over de stukken grond en zijn dagelijkse activiteiten volgens verweerder wisselend. Dat eiser vanwege zijn Oezbeekse etniciteit is gediscrimineerd door medeburgers is volgens verweerder onvoldoende zwaarwegend voor verlening van een asielvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw, nu de discriminatie die eiser heeft meegemaakt niet een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden heeft opgeleverd dat het voor eiser onmogelijk was om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Zo had eiser een huis en had hij onder meer toegang tot onderwijs en medische zorg. Nu eiser zijn problemen met en dus vrees voor de Taliban niet aannemelijk heeft gemaakt, komt hij evenmin in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.
De beroepsgronden
3. Volgens eiser heeft verweerder het tweede asielmotief, de problemen met de Taliban vanwege zijn familie, ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Volgens eiser heeft hij zijn asielrelaas en de gebeurtenissen voldoende nauwkeurig in de tijd weten te plaatsen. Wat verweerder aan eiser tegenwerpt, is onvoldoende om te concluderen dat het asielrelaas inconsistent is. Het tijdsverloop en het gebrek aan opleiding spelen hierbij een rol.
Wat betreft de ontsnapping van eisers vader heeft verweerder miskend dat andere factoren een rol kunnen hebben gespeeld. Verweerder is in het bestreden besluit verder ten onrechte niet ingegaan op wat in de zienswijze naar voren is gebracht over de huisbezoeken door leden van de Taliban. Later raakten de Taliban ervan overtuigd dat de vader overleden was en dat eiser zich niet meer in het land bevond. Aanvankelijk waren zij daarvan niet helemaal zeker omdat er geen lijk van de vader was gevonden en er geen uitvaart had plaatsgevonden. De Taliban hadden - en hebben - het wel degelijk op eiser gemunt. Eiser heeft nu geen bedreigingen meer ontvangen omdat hij een andere simkaart in zijn telefoon heeft, maar uit eisers verklaringen blijkt in voldoende mate dat hij gegronde vrees heeft voor de Taliban. Verder heeft eiser wel degelijk consistent en geloofwaardig verklaard over zijn (familie)problemen met de Taliban en de vijandschap tussen de Taliban en de Arkabi en de personen die met de Arbaki worden geassocieerd. Eiser heeft bij terugkeer naar Afghanistan, mede vanwege het feit dat hij Oezbeek is, te vrezen om slachtoffer te worden van vervolging en een schending van artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) dreigt. Volgens het meest recente ambtsbericht inzake Afghanistan kunnen personen die een probleem hadden voor vertrek mogelijk bij terugkeer naar Afghanistan grote problemen ondervinden.
De beoordeling door de rechtbank
De plaatsing in tijd van gebeurtenissen
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij vaag heeft verklaard over het moment waarop bepaalde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Eiser heeft tijdens het nader gehoor meerdere keren gebeurtenissen niet in de tijd kunnen plaatsen. Zo heeft hij op vragen van de gehoormedewerker geantwoord met, bijvoorbeeld “toen ik nog in Afghanistan
was” (p. 11 en p. 14 nader gehoor) of “het was na de verbranding van mijn oom” (p. 13 nader gehoor). Uit het medisch advies van Medifirst van 2 oktober 2023 volgt niet dat eiser niet in staat is te verklaren over concrete data of dat hij hier moeite mee heeft. Verweerder heeft van eiser als jongvolwassene kunnen verlangen dat hij concreter - in ieder geval bij benadering - kan aangeven op welk moment bepaalde belangrijke gebeurtenissen hebben plaatsgevonden. Uit de verslagen van de gehoren en de besluitvorming leidt de rechtbank niet af dat onvoldoende rekening is gehouden met het tijdsverloop sinds de gebeurtenissen en met het feit dat eiser weinig scholing heeft gehad. Eiser heeft dit in beroep onvoldoende weersproken.
De ontsnapping van eisers vader
4.2.
Eiser heeft tijdens het nader gehoor (p. 20 nader gehoor) verklaard dat zijn vader geboeid naar een berg was gebracht en dat de Taliban hem wilden vermoorden. Volgens eiser is zijn vader toen aan de Taliban ontsnapt door van een berg te rollen. Omdat de Taliban dachten dat eisers vader dood zou zijn als gevolg van het rollen van de berg, hebben ze niet op hem geschoten. Eisers vader heeft zich kunnen ontdoen van de handboeien en is vervolgens naar Iran gegaan en heeft eiser in de avond gebeld om hem te waarschuwen. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat deze verklaringen over de ontsnapping van zijn vader aan de Taliban summier en onwaarschijnlijk zijn. Verweerder heeft niet ten onrechte onwaarschijnlijk geacht dat eisers vader met handboeien van een hoge berg is afgerold en dit heeft overleefd en daarbij niet (ernstig) verwond is geraakt, terwijl de Taliban tegelijkertijd kennelijk in de veronderstelling waren dat hij dit niet had kunnen overleven. Ook heeft verweerder niet ten onrechte niet reëel bevonden dat eisers vader zichzelf heeft kunnen bevrijden en nog diezelfde avond eiser heeft kunnen bellen. Eiser heeft op dit punt slechts summier verklaard en verweerder heeft van eiser kunnen verwachten dat hij uitgebreider hierover zou kunnen verklaren. Eiser heeft met zijn vader gebeld nadat zijn vader een hele heftige gebeurtenis had meegemaakt.
Verder heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij wisselend heeft verklaard over het langskomen van de Taliban. Zo heeft eiser verklaard (p. 22 nader gehoor) dat de Taliban vaak langskwamen en dat eisers moeder had gezegd dat eisers vader en eiser zich in het buitenland bevonden, terwijl eiser ook heeft verklaard dat hij niet wist waar de Taliban dachten dat zijn vader op dat moment was (p. 21 nader gehoor). Deze verklaring valt niet te rijmen met eisers verklaring dat de Taliban dachten dat eisers vader dood was nadat hij van de berg was gerold. Niet valt in te zien waarom de Taliban dan naar eisers vader op zoek zouden zijn gegaan. De stelling dat de Taliban hadden aangenomen dat eisers vader dood was, maar dat ze het zekere voor het onzekere hadden genomen, omdat er geen lijk was en er geen uitvaart had plaatsgevonden en dat ze om die reden langs waren gegaan om te informeren waar eiser en zijn vader waren, heeft verweerder niet hoeven volgen, nu dit niet wegneemt dat eiser eerder hierover wisselend heeft verklaard. De beroepsgronden slagen niet. Verweerder heeft niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eisers vader is ontvoerd door en is ontsnapt aan de Taliban, en zijn vader eiser vervolgens heeft gebeld om hem te waarschuwen.
De gestelde vrees voor de Taliban
4.3.
Verder heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat de Taliban het vervolgens op eiser zouden hebben gemunt omdat hij de oudste zoon was. Daarbij stelt de rechtbank voorop dat de problemen van eisers vader met de Taliban niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht. Verweerder heeft in dit kader ook van belang kunnen achten eiser volgens zijn eigen verklaringen geen persoonlijke problemen heeft ondervonden met de Taliban toen zijn vader nog vastzat. Eisers verklaring dat de Taliban hem als nieuw hoofd van de familie zagen, is alleen op vermoedens gebaseerd. Ook heeft verweerder hierbij niet ten onrechte betrokken dat eiser in Turkije één keer telefonisch is bedreigd vanwege uitlatingen op Facebook, maar dat hij niet heeft aangetoond dat deze bedreigingen van de Taliban afkomstig waren dan wel dat dit te maken had met de bedreigingen op Facebook.
De dagelijkse activiteiten tijdens de detentie van eisers vader
4.4.
Verder heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij wisselend heeft verklaard over zijn dagelijkse activiteiten in de periode dat zijn vader vastzat. Zo heeft eiser tijdens het aanmeldgehoor (p. 7 aanmeldgehoor) verklaard dat hij voorafgaand aan zijn vertrek uit Afghanistan niets bijzonders deed, naar buiten ging en met vrienden omging, terwijl hij tijdens het nader gehoor (p. 20 nader gehoor) heeft verklaard dat hij in de zes maanden dat zijn vader vastzat nooit naar buiten ging uit angst voor de Taliban. Ook heeft eiser verklaard dat hij zich in die periode weleens negatief heeft geuit in de moskee (p. 5 nader gehoor). Tussen deze verklaringen zit zo’n groot verschil dat verweerder deze inconsistenties aan eiser heeft kunnen tegenwerpen. Verweerder heeft van eiser mogen verwachten dat hij hierover consequent kan verklaren.
Conclusie ten aanzien van de geloofwaardigheid
4.5.
Gezien het voorgaande heeft verweerder deugdelijk gemotiveerd dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Verweerder heeft zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen over dit asielmotief ongeloofwaardig zijn.
Vrees vervolging vanwege etniciteit
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht geconcludeerd dat de discriminatie die eiser vanwege zijn Oezbeekse etniciteit heeft meegemaakt niet een dusdanig ernstige beperking van zijn bestaansmogelijkheden heeft opgeleverd dat het voor hem onmogelijk was om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Eiser is in Afghanistan nooit fysiek mishandeld. Daarbij had eiser een huis en toegang tot onderwijs en medische zorg.
5.2.
Voor zover eiser in beroep heeft gewezen op het ambtsbericht inzake Afghanistan van juni 2023 (p. 148) en heeft aangevoerd dat daaruit blijkt dat personen, die een probleem hadden vóór vertrek, mogelijk bij terugkeer in Afghanistan grote problemen kunnen krijgen, heeft verweerder er tijdens de zitting terecht op gewezen dat het hier met name om prominente personen gaat die bij terugkeer problemen zouden kunnen ondervinden. Niet is gebleken dat eiser een prominent persoon is. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet geloofwaardig is dat eiser voor zijn vertrek uit Afghanistan problemen heeft ondervonden van de kant van de Taliban. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij voor vervolging te vrezen heeft dan wel dat hij bij terugkeer een reëel risico in de zin van artikel 3 van het EVRM loopt.
7. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C. Harting, rechter, in aanwezigheid van P. Deinum, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.