ECLI:NL:RBDHA:2025:18185

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.29456
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag met toepassing van de Dublinverordening

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R. Hijma, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De aanvraag is op 23 april 2023 ingediend, en de minister had uiterlijk op 26 oktober 2023 moeten beslissen. De minister heeft echter de beslistermijn met negen maanden verlengd onder toepassing van WBV 2023/3, maar eiseres heeft de minister op 15 juni 2025 in gebreke gesteld. De rechtbank oordeelt dat de minister verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag, omdat de overdracht aan Italië niet mogelijk was, zoals eerder vastgesteld door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt de minister op om binnen zes weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman en is openbaar gemaakt op 27 augustus 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.29456
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. R. Hijma),

en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat de minister volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

De rechtbank vindt een zitting niet nodig en heeft partijen gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Is het beroep van eiseres ontvankelijk en gegrond ?
3. De minister dient uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beschikking te geven.3 Indien de minister onderzoekt of de aanvraag niet in behandeling dient te worden genomen,4 vangt deze termijn aan op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Artikel 30 van de Vw.
behandeling van het verzoek.5
4. Eiseres heeft op 23 april 2023 haar asielaanvraag in Nederland ingediend. De minister moest vervolgens in beginsel uiterlijk op 26 oktober 2023 op de aanvraag beslissen. Dat de minister de Italiaanse autoriteiten op 6 juli 2023 heeft verzocht om eiseres op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening over te nemen, welk verzoek door de Italiaanse autoriteiten (fictief) is geaccepteerd op 7 september 2023, leidt niet tot een andere conclusie. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) had namelijk al in haar uitspraak van 26 april 2023 bepaald dat ten aanzien van Italië niet langer van het interstatelijke vertrouwensbeginsel kon worden uitgegaan.6 Vanaf het moment dat het voor de minister duidelijk had moeten zijn dat een overdracht aan Italië in het geval van eiseres niet mogelijk was, is de minister verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag. Dit was het geval vanaf de uitspraak van de ABRvS van 26 april 2023.
5. Sinds 8 februari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.7 De minister heeft de beslistermijn onder toepassing van WBV 2023/3 met negen maanden verlengd. Eiseres heeft de minister na het verstrijken van die termijn, op 15 juni 2025, in gebreke gesteld. Dat is hoe dan ook tijdig geweest, ongeacht de vraag over de rechtmatigheid van WBV 2023/3.8 Eiseres heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Het beroep is daarom gegrond.
Welke nadere beslistermijn legt de rechtbank aan de minister op?
6. De rechtbank geeft de minister in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.9 In deze zaak is dit aan de orde.
7. Bij het bepalen van een passende nadere beslistermijn maakt de rechtbank een afweging. Daarbij houdt zij rekening met het belang van zowel snelle als zorgvuldige besluitvorming.10 Dat de beslistermijn van 21 maanden waarbinnen de behandelingsprocedure dient te worden afgerond11 in dit geval is overschreden, is één van de aspecten die de rechtbank in deze afweging meeweegt. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat uit de beschikbare stukken blijkt dat eiseres is gehoord omtrent haar asielmotieven en de minister nog geen vervolgactie heeft ondernomen. De rechtbank bepaalt daarom dat de minister binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken.
5 Artikel 42, zesde lid, van de Vw.
6 ECLI:NL:RVS:2023:1654, r.o. 4.3.3.
7 Staatscourant van 8 februari 2023, nr. 3235.
8 Zie ECLI:EU:C:2025:326.
9 Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
11 Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn (Richtlijn 2013/32/EU).
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
8. De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een dwangsom overeenkomstig het beleid dat de rechtbanken in dit verband hanteren.12 De rechtbank bepaalt in deze zaak dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de minister de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
Heeft de minister een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
9. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om de hoogte van de bestuurlijke dwangsom vast te stellen.
10. Met ingang van 15 april 2025 zijn in vreemdelingenzaken de wettelijke bepalingen met betrekking tot de bestuurlijke dwangsom niet meer van kracht.13 Dit is slechts anders als de minister vóór 15 april 2025 niet tijdig heeft beslist én de minister eveneens vóór die datum in gebreke is gesteld. Deze omstandigheid doet zich in deze zaak niet voor. De rechtbank kan de hoogte van de verbeurde dwangsom daarom niet vaststellen.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat de minister binnen zes weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom.
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).
12 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
Zie https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx.
13 Stb. 2025, 96.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om
  • bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van de Mortel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 augustus 2025

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.