ECLI:NL:RBDHA:2025:1819

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
NL25.4153
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Marokkaanse asielzoeker in het kader van de Terugkeerrichtlijn

Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bewaring van een Marokkaanse asielzoeker. De eiser, vertegenwoordigd door mr. H.J. Toonders, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, die op 28 januari 2025 de maatregel van bewaring had opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewaring noodzakelijk was voor de vaststelling van de identiteit en nationaliteit van de eiser, en voor het verkrijgen van gegevens die essentieel zijn voor de beoordeling van zijn asielaanvraag. De eiser betwistte de gronden voor de bewaring en voerde aan dat hij op de juiste wijze Nederland was binnengekomen vanuit België en dat hij niet had geprobeerd zich aan het toezicht te onttrekken. De rechtbank oordeelde dat de minister terecht enkele zware gronden aan de maatregel van bewaring ten grondslag had gelegd, waaronder het risico dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak aangekondigd, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.4153

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. H.J. Toonders).

Procesverloop

Bij besluit van 28 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft desgevraagd ingestemd met schriftelijke afdoening van het beroep. Op 10 februari 2025 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1983 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en met het oog op het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor beoordeling van een asielaanvraag. Als zware gronden [2] zijn in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
  • 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
  • 3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
  • 3e. in verband met zijn aanvraag om toelating onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of de reis naar Nederland of een andere lidstaat;
  • 3f. zich zonder noodzaak heeft ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten;
  • 3h. tot ongewenst vreemdeling is verklaard als bedoeld in artikel 67 van de Wet of tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd met toepassing van artikel 66a, zevende lid, van de Wet;
  • 3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;
En als lichte gronden [3] zijn in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
  • 4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
  • 4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
Verder heeft verweerder in de maatregel van bewaring overwogen dat eiser in bewaring wordt gehouden in het kader van een terugkeerprocedure uit hoofde van de Terugkeerrichtlijn [4] , reeds de mogelijkheid van toegang tot de asielprocedure heeft gehad en op redelijke gronden kan worden aangenomen dat hij de aanvraag louter heeft ingediend om de uitvoering van het terugkeerbesluit uit te stellen of te verijdelen. Daarnaast heeft verweerder in de maatregel van bewaring overwogen dat eiser een gevaar vormt voor de nationale veiligheid of openbare orde als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel e, van de Opvangrichtlijn. [5]
3. Eiser betwist alle zware en lichte gronden. Hiertoe voert hij aan dat hij in het kader van de Dublinverordening [6] vanuit België is overgedragen aan Nederland, zodat hij op de voorgeschreven wijze is binnengekomen. Verder heeft hij zich nimmer onttrokken aan het toezicht en is niet gebleken dat hij bekend is met de afwijzingen van zijn eerdere asielaanvragen waaruit een plicht blijkt om Nederland te verlaten. Ook is niet gebleken dat eiser niet meewerkt aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit. Dat hij nu een andere naam noemt in het gehoor betekent niet dat hij onjuiste of tegenstrijdige gegevens heeft verstrekt. Verder heeft hij zich niet ontdaan van zijn reis- of identiteitsdocumenten, omdat hij deze nooit heeft gehad. Het inreisverbod is overigens nog niet in werking getreden en hoeft hij Nederland niet te verlaten vanwege zijn asielaanvraag. Wat hem is verweten bij de zware gronden kan verweerder niet ook tegenwerpen bij de lichte gronden. Eiser heeft op dit moment geen vaste woonplaats, maar kan in een AZC [7] worden geplaatst. Het is verder niet relevant dat hij geen geld heeft, omdat hij Nederland niet hoeft te verlaten en blijkt uit het dossier verder niet dat hij wordt verdacht van enig misdrijf. Tot slot kan aan eiser niet worden tegengeworpen dat hij de huidige asielaanvraag slechts indient om zijn uitzetting te verijdelen of uit te stellen, omdat hij niet op de hoogte was van de uitkomst van zijn eerdere asielaanvragen.
4. Verweerder heeft in het verweerschrift de zware gronden f en h laten vallen.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in ieder geval terecht de zware gronden 3b en 3e aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd. Op 6 oktober 2022 is eisers eerste asielaanvraag afgewezen, omdat hij met onbekende bestemming is vertrokken. Verder blijkt uit het gehoor voorafgaand aan de maatregel van bewaring dat eiser heeft verklaard dat hij niet zijn echte naam heeft opgegeven, omdat hij deze naam ook in België heeft opgegeven. [8] Deze gronden zijn reeds voldoende om aan te nemen dat sprake is van een risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en blijkt verder hieruit voldoende dat eiser de voorbereiding van zijn uitzetting verijdelt of uitstelt. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen. De overige gronden behoeven daarom geen bespreking meer.
Ambtshalve toets
6. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 11 februari 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a, b, c en d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.Richtlijn 2008/115/EG.
5.Richtlijn 2013/33/EU.
6.Verordening (EU) nr. 604/2013.
7.Asielzoekerscentrum.
8.Proces-verbaal van gehoor van 28 januari 2025, p. 3 van 7.