ECLI:NL:RBDHA:2025:18213

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2025
Publicatiedatum
2 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/683593 / FA RK 25-2808
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2025 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over de minderjarige, geboren op [geboortedatum 1] 2023. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen en de Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden tot voogdes te benoemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder door haar verslavingsproblematiek niet in staat is om voor de minderjarige te zorgen en dat de ontwikkeling van het kind ernstig wordt bedreigd. De moeder is niet in staat gebleken om gezagsbeslissingen te nemen en heeft geen stabiele opvoedomgeving kunnen bieden. De rechtbank heeft de belangen van het kind vooropgesteld en geconcludeerd dat de beëindiging van het gezag van de moeder een gerechtvaardigde en proportionele inmenging vormt in het gezinsleven. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De rechtbank heeft ook benadrukt dat het contact tussen de minderjarige en haar ouders een belangrijk aandachtspunt blijft, zelfs na de beëindiging van het gezag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/683593 / FA RK 25-2808
Datum uitspraak: 5 september 2025
Beschikking van de meervoudige kamer
Beëindiging ouderlijk gezag en benoeming voogdij
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, 'sGravenhage,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2023 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
met een briefadres in [plaats] ,
advocaat: mr. L. Rijsdam uit Leiden,
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
[pleegmoeder]en
[pleegvader],
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De rechtbank merkt als informant aan:
[de vader],
zijnde de biologische vader van [minderjarige] ,
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt mee in de beoordeling het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 4 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 5 september 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [naam 1] namens de Raad;
  • de advocaat van de moeder;
  • de pleegouders;
  • [naam 2] en [naam 3] namens de gecertificeerde instelling;
  • de vader, ondersteund door zijn begeleider ( [naam 4] ).
De moeder is niet op de zitting verschenen. De rechtbank stelt vast dat zij wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is getrouwd met [naam 5] .
2.2.
[minderjarige] is gedurende het huwelijk van de moeder en [naam 5] geboren.
2.3.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 22 oktober 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 31 oktober 2025 en voor dezelfde duur de machtiging verlengd om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg.
2.5.
Bij beschikking van 20 december 2024 heeft de rechtbank het verzoek tot ontkenning vaderschap van [naam 5] gegrond verklaard.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt het gezag van de moeder te beëindigen, de gecertificeerde instelling tot voogdes over [minderjarige] te benoemen en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] , omdat zij gedurende de zwangerschap is blootgesteld aan geweld en middelengebruik. De moeder is door haar verslavingsproblematiek niet in staat voor [minderjarige] te zorgen. Zij is zowel fysiek als mentaal niet beschikbaar. De problematiek van de moeder is dermate complex en hardnekkig dat het de moeder (nog) niet is gelukt om behandeltrajecten vol te houden en af te ronden. Ook lukt het de vader niet een opvoedrol in het leven van [minderjarige] te vervullen. De Raad meent dat de aanvaardbare termijn voor [minderjarige] inmiddels is verstreken. [minderjarige] kan bij het pleeggezin opgroeien en zij krijgt daar de zorg die zij nodig heeft. Er wordt ook niet meer gewerkt aan een thuisplaatsing van [minderjarige] bij de moeder. Daarom acht de Raad de ondertoezichtstelling niet langer de geëigende maatregel. Het is voor [minderjarige] belangrijk dat zij duidelijkheid krijgt over wie in de toekomst beslissingen over haar mag nemen. De moeder is niet in staat gebleken gezagsbeslissingen te nemen: zij is onvoldoende bereikbaar, regelmatig onder invloed en niet betrouwbaar gebleken in het nakomen van afspraken, waardoor het haar onvoldoende lukt om een goede invulling te geven aan haar gezag. In het belang van [minderjarige] dient de gecertificeerde instelling de voogdij over haar te krijgen. De gecertificeerde instelling kan haar belangen behartigen en er zorg voor dragen dat zij veilig kan opgroeien.

4.De standpunten

4.1.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat het haar niet is gelukt om het verzoek inhoudelijk met de moeder te bespreken. De advocaat acht zich daarom niet in staat om namens de moeder een standpunt in te nemen.
4.2.
De pleegouders hebben te kennen gegeven er bewust voor te kiezen zich niet uit te laten over het verzoek. Zij benadrukken dat zij [minderjarige] graag een fijne plek bieden om te kunnen opgroeien. De pleegouders vinden het belangrijk dat [minderjarige] contact blijft hebben met haar ouders en zij stimuleren dat dan ook. De pleegouders vinden het op dit moment te vroeg om met de voogdij over [minderjarige] belast te worden, maar misschien dat dit op den duur wel mogelijk is.
4.3.
De gecertificeerde instelling onderschrijft de zorgen en het verzoek van de Raad. De gecertificeerde instelling benadrukt dat de moeder en ook vader altijd de ouders van [minderjarige] zullen blijven. Ook als het gezag van de moeder wordt beëindigd, is het belangrijk dat er omgang is tussen [minderjarige] en haar beide ouders. De gecertificeerde instelling kan de moeder ondersteunen in haar rol als ouder op afstand.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2.
Het beëindigen van het ouderlijk gezag is een maatregel die ingrijpt in het gezinsleven van zowel de ouder van wie het gezag wordt beëindigd als de minderjarige waarover het gezag wordt uitgeoefend. Daarbij is van belang dat artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) onder meer eist dat de belangen van het kind en die van de ouder tegen elkaar worden afgewogen. Ten aanzien van het belang van het kind volgt uit het bepaalde in de artikelen 3 en 20 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) dat de belangen van het kind voorop staan bij het nemen van een beslissing tot het beëindigen van ouderlijk gezag. Op grond van artikel 8 EVRM geldt ten slotte dat, indien het doel van een gezagsbeëindiging met een lichtere maatregel kan worden bereikt, deze verkozen dient te worden boven de zwaardere maatregel. Daarnaast dient de inmenging in het gezinsleven die het gevolg is van deze maatregel, in een redelijke verhouding te staan tot het doel dat met de maatregel wordt nagestreefd (subsidiariteit en proportionaliteit).
5.3.
Bij beschikking van 9 augustus 2023 heeft de kinderrechter de toen nog ongeboren [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld, omdat er grote zorgen waren over de verslavingsproblematiek van de moeder, er sprake was van een ongecontroleerde zwangerschap en het de moeder ontbrak aan een passende woning. Het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling werd noodzakelijk bevonden zodat er zicht zou blijven op de ontwikkeling en de veiligheid van het nog ongeboren kind, de opvoedsituatie bij de moeder en haar opvoedvaardigheden. Bij beschikking van 19 oktober 2023 heeft de kinderrechter bij wege van spoedvoorziening een machtiging uithuisplaatsing verleend om [minderjarige] in een ziekenhuis en vervolgens in een pleeggezin te plaatsen, omdat de moeder niet in staat werd geacht de veiligheid van [minderjarige] te waarborgen. De kinderbeschermingsmaatregelen zijn nadien steeds verlengd.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat de moeder niet in staat is om de verzorging en opvoeding van [minderjarige] te dragen. Uit de stukken volgt dat het de moeder de afgelopen periode niet is gelukt om een veilige en stabiele opvoeder voor [minderjarige] te zijn. Er lijkt bij de moeder geen sprake te zijn van onwil, maar van onmacht. Daarbij speelt de eigen problematiek van de moeder een grote rol: de moeder kampt met forse verslavingsproblematiek. Hoewel diverse malen is geprobeerd om daarvoor hulpverlening in te zetten, is de problematiek hardnekkig en lukt het de moeder niet haar middelenverslaving onder controle te krijgen. Daarbij komt dat de moeder geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, waardoor er geen sprake is van een stabiele en veilige opvoedomgeving. De moeder is de afgelopen periode niet in staat gebleken gezagsbeslissingen te nemen. Zij is niet (voldoende) bereikbaar voor de jeugdbeschermer en de (hulpverlenings)instanties. De moeder lijkt niet te beseffen dat de ontwikkeling van [minderjarige] daardoor stagneert en dat noodzakelijke zaken voor haar niet geregeld kunnen worden als de moeder niet bereikbaar is. De rechtbank hoopt - net als de Raad en de gecertificeerde instelling - dat het de moeder in de toekomst wel lukt om individuele behandeling af te ronden, zodat zij kan werken aan het creëren van een stabiel leven voor zichzelf. Gelet op de complexiteit van de problematiek en de hardnekkige patronen, is de verwachting niet dat dit op korte termijn gerealiseerd kan worden.
5.5.
[minderjarige] laat sinds de uithuisplaatsing een positieve groei zien. Zij ontwikkelt zich leeftijdsadequaat, is vrolijk en is gehecht aan de pleegouders. De rechtbank vindt een woord van waardering voor de pleegouders, die zich tot het uiterste inspannen om [minderjarige] de veilige en stabiele basis te bieden die zij nodig heeft, dan ook op zijn plaats. Daarbij erkennen de pleegouders dat de ouders van [minderjarige] altijd een belangrijke rol zullen spelen in haar leven en zij stimuleren ook de mogelijkheid van contact tussen [minderjarige] en haar ouders. Voor [minderjarige] is het evenwel belangrijk dat er duidelijkheid komt waar zij gaat opgroeien. Aangezien het al enige tijd duidelijk is dat het perspectief van [minderjarige] niet meer bij de moeder ligt, vindt de rechtbank de maatregelen van een ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing niet langer passend voor de huidige situatie. Uit het systeem van de wet volgt immers dat de maatregelen tot ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet geëigend zijn als thuisplaatsing niet meer aan de orde is. Dat verhoudt zich niet tot de tijdelijkheid van die maatregelen, die er in beginsel op zijn gericht de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding weer bij de ouder met gezag te leggen. De rechtbank is er verder niet van overtuigd dat de hulpverlening en het verblijf van [minderjarige] bij het pleeggezin in vrijwillig kader voortgezet kunnen worden. De rechtbank heeft er, gelet op de ervaringen tot op heden, geen vertrouwen in dat de moeder de noodzakelijke toestemming voor gezagsbeslissingen steeds (tijdig) zal verlenen. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a BW is voldaan en dat beëindiging van het gezag van de moeder een gerechtvaardigde en proportionele inmenging vormt in het gezinsleven, zoals bedoeld in artikel 8 EVRM.
5.6.
De rechtbank zal het verzoek van de Raad tot beëindiging van het gezag van de moeder dan ook toewijzen. Deze beslissing neemt niet weg dat de moeder altijd de ouder van [minderjarige] blijft en dat hun ouder-kind band ook in de toekomst behouden moet blijven. De rechtbank geeft de gecertificeerde instelling dan ook mee dat contact tussen [minderjarige] en haar moeder alsmede het contact met haar vader altijd een aandachtspunt moet blijven.
5.7.
Aangezien de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [minderjarige] komt te ontbreken, moet de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over haar benoemen. De gecertificeerde instelling heeft zich bereid verklaard de voogdij over [minderjarige] te aanvaarden. De rechtbank overweegt dat het in het belang van [minderjarige] is dat de voogdij op dit moment bij een neutrale instantie wordt belegd. De gecertificeerde instelling kan vanuit haar neutrale positie beslissingen nemen in het belang van [minderjarige] en het contact tussen [minderjarige] en haar ouders (verder) vormgeven.
5.8.
De rechtbank verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van:
-
[de moeder], geboren op [geboortedatum 2] 1986 in [geboorteplaats 2] , [geboorteland] ,
over de minderjarige:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2023 in [geboorteplaats 1] ,
6.2.
benoemt tot voogdes over genoemde minderjarige:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
vraagt de griffier om van deze beslissing een aantekening te maken in het gezagsregister.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2025 door
mr. E.E. Schotte, mr. J.E. Bierling en mr. M.M.C. Limbeek, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. J.M. Dreef als griffier, en op schrift gesteld op 23 september 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.