ECLI:NL:RBDHA:2025:18215
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Iraakse nationaliteitdrager, had op 25 februari 2025 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Duitsland volgens de verweerder verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag. De rechtbank heeft op 5 september 2025 de zaak behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde aanwezig waren, terwijl de minister van Asiel en Migratie werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Eiser voerde aan dat de verweerder onzorgvuldig had gehandeld door gebruik te maken van een standaardvoornemen en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, zoals zijn relatie met een Nederlandse partner en de zorg voor haar kinderen. De rechtbank oordeelt dat de verweerder de asielaanvraag niet in behandeling hoefde te nemen, omdat Duitsland verantwoordelijk was. De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen, waardoor het besluit van de verweerder in stand blijft. Tevens wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.