ECLI:NL:RBDHA:2025:18231

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
09/105869-24 en 09/126247-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak in meerdere auto's en belediging van een ambtenaar

Op 16 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere pogingen tot inbraak in auto's en belediging van een ambtenaar. De zaak betreft twee dagvaardingen met de parketnummers 09-105869-24 en 09-126247-24. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van het pogen in te breken in acht verschillende voertuigen in Den Haag tussen 13 en 19 februari 2024. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de pogingen tot diefstal, waarbij in één geval ook daadwerkelijk goederen waren weggenomen. De verdachte werd vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, omdat niet kon worden bewezen dat hij de voertuigen daadwerkelijk had weggenomen. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van belediging van een politieambtenaar tijdens zijn aanhouding op 13 april 2024. De rechtbank achtte deze belediging wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een taakstraf van 240 uur geëist. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09-105869-24 en 09-126247-24 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 16 september 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1998 te [geboorteplaats] ,
verblijfadres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 2 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N. Snoep en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. L.C. Siebrand naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen met parketnummers 09-105869-24 (hierna: dagvaarding 1) en 09-126247-24 (hierna: dagvaarding 2). De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de feiten 1, 2, 4, 5, 6, 7 en 8 op dagvaarding 1 op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat de verdachte heeft gepoogd de auto’s weg te nemen, en heeft de rechtbank verzocht de verdachte daarvan partieel vrij te spreken. De officier van justitie heeft voor het overige gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de feiten 1, 2, 4, 5, 6, 7 en 8 op dagvaarding 1 bepleit dat niet kan worden bewezen dat de verdachte heeft gepoogd de auto’s weg te nemen. Daarvan dient de verdachte volgens de verdediging partieel te worden gesproken. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage II opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
Dagvaarding 1
Het staat op basis van de bewijsmiddelen vast dat in de periode van 13 tot en met
19 februari 2024 in Den Haag in een achttal auto’s, die toebehoorden aan (rechts)personen die in de dagvaarding zijn vermeld, is ingebroken, telkens door middel van verbreking van een autoraam. In het geval van feit 3 is daarbij de identiteitskaart van de broer van de eigenaar, zijn rijbewijs, een ING pas en een bouwradio weggenomen. In dat geval is de diefstal dus voltooid. In de andere zeven gevallen (feiten 1, 2, 4, 5, 6, 7 en 8) is niets weggenomen of is het onbekend of er iets is weggenomen, zodat het in die gevallen bij een poging tot diefstal met braak is gebleven.
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijke gang van zaken rondom feiten 6, 7 en 8 op essentiële punten overeenkomt met de andere ten laste gelegde inbraken. Deze inbraken vonden immers plaats in dezelfde (korte) periode, op nabijgelegen locaties, met een overeenkomende modus operandi en in alle gevallen zijn sporen aangetroffen, waaruit hetzelfde DNA-profiel naar voren komt. Alle ten laste gelegde (pogingen tot) diefstal met braak komen daarmee op essentiële punten overeen en versterken het bewijs ten aanzien van elkaar. Het bewijs in deze zaken vormt daarom voldoende basis voor een schakelbewijsconstructie. De rechtbank acht daarom bewezen dat het verbreken van de autoruit ook bij feiten 6, 7 en 8 ook is gedaan met het oogmerk om goederen weg te nemen.
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de verdachte de (pogingen tot) diefstal heeft gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is, en komt tot dat oordeel op grond van het volgende. Bij elk van de ten laste gelegde feiten zijn één of meer forensische sporen aangetroffen; in zeven gevallen betrof dat een bloedspoor dat (ook) aan de binnenzijde van de desbetreffende auto is aangetroffen, veelal op het glas van d kapotgeslagen autoruit, en in één geval (feit 6) betrof dat een epitheelspoor dat op de baksteen werd aangetroffen die in de auto lag en waarschijnlijk gebruikt is voor de verbreking van de autoruit. Deze bloed- en epitheelsporen aan de binnenzijde van de auto’s beschouwt de rechtbank als dadersporen, omdat het type spoor en de vindplaatsen ervan geen andere logische conclusie toelaten dan dat de sporen zijn achtergelaten bij de inbraak in de auto’s, waarbij de inbreker kennelijk ook tot bloedens toe gewond is geraakt.
De forensische sporen zijn door het NFI onderworpen aan een onderzoek, waarbij de geïsoleerde DNA-profielen zijn vergeleken met de DNA-databank. Het DNA-onderzoek leverde in alle gevallen een match op met het DNA-profiel van de verdachte. Dit betekent dat het DNA van verdachte afkomstig kan zijn. De kans dat een willekeurig ander persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Dat schreeuwt om een verklaring van de verdachte, maar die heeft de verdachte niet willen geven. De voormelde bewijsmiddelen laten voor de rechtbank enkel de conclusie open dat de verdachte de dadersporen in elk van de auto’s heeft achtergelaten en dus de acht inbraken heeft gepleegd.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de acht ten laste gelegde gevallen de autoruiten heeft verbroken en gepoogd heeft spullen weg te nemen, en in het geval van het onder 3 ten laste gelegde feit daar ook in is geslaagd.
Evenals de officier van justitie en de verdediging ziet de rechtbank in de bewijsmiddelen geen aanwijzingen dat de verdachte heeft gepoogd in de zeven gevallen waarin dat ten laste is gelegd (feiten 1, 2, 4, 5, 6, 7 en 8) de auto’s zelf weg te nemen. De rechtbank zal de verdachte daarvan telkens voor dat deel vrijspreken.
Dagvaarding 2
Ook de ten laste gelegde belediging van een ambtenaar in functie op 13 april 2024 acht de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen. De ten laste gelegde bewoordingen zijn blijkens het proces-verbaal door verdachte geuit, gericht aan de verbalisant, en deze kunnen zonder meer als beledigend worden aangemerkt.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte
op dagvaarding 1bewezen dat:
1
hij in de periode van 13 februari 2024 tot en met 19 februari 2024 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed, dat geheel aan [naam 1] toebehoorde
,weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
dooreen ruit van die auto te verbreken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij in de periode van 13 februari 2024 tot en met 19 februari 2024 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed, dat geheel aan [naam 2] toebehoorde
,weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
dooreen ruit van die auto te verbreken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij in de periode van 13 februari 2024 tot en met 19 februari 2024 te 's-Gravenhage een id-kaart en rijbewijs en ING-pas en een radio, die geheel aan [naam 3] of haar broer toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak (door een ruit van de auto van die [naam 3] in te slaan);
4
hij in de periode van 13 februari 2024 tot en met 19 februari 2024 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed, dat geheel aan [naam 4] toebehoorde
,weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
dooreen ruit van die auto te verbreken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5
hij in de periode van 13 februari 2024 tot en met 19 februari 2024 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed, dat geheel aan [naam 5] toebehoorde
,weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
dooreen ruit van die auto te verbreken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6
hij in de periode van 13 februari 2024 tot en met 19 februari 2024 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed, dat geheel aan [bedrijf] BV toebehoorde
,weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
dooreen ruit van die auto te vernielen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7
hij in de periode van 13 februari 2024 tot en met 19 februari 2024 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed, dat geheel aan [naam 6] toebehoorde
,weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
dooreen ruit van die auto te verbreken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8
hij in de periode van 13 februari 2024 tot en met 19 februari 2024 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om enig goed, dat geheel aan [naam 7] toebehoorde
,weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak,
dooreen ruit van die auto te verbreken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte
op dagvaarding 2bewezen dat:
hij op 13 april 2024 te 's-Gravenhage opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam 8] (hoofdagent bij politie Eenheid Den Haag), gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Tegen wie praat je zo, kankersukkel!", althans woorden van gelijke beledigende aard of strekking;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan de verdachte een taakstraf van 180 uren moet worden opgelegd, en daarnaast een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf dan de officier van justitie heeft geëist. De raadsman heeft erop gewezen dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, en heeft de rechtbank verzocht er rekening mee te houden dat de verdachte, na een moeilijke fase in zijn leven, weer aan de beterende hand is. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou die vooruitgang mogelijk weer tenietdoen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een achttal auto-inbraken, waarbij hij in één geval ook enkele spullen heeft buitgemaakt. Dit betreffen vervelende feiten die een inbreuk maken op het eigendomsrecht van de auto-eigenaren en een hoop schade, overlast en ergernis veroorzaken, ook als er uiteindelijk niets is weggenomen. Dergelijke feiten dragen bovendien bij aan een gevoel van onveiligheid van mensen in de buurt van waar de verdachte de inbraken heeft gepleegd.
De verdachte heeft bovendien een politieambtenaar in de uitoefening van zijn betrekking beledigd door hem uit te schelden. Dit gebeurde toen de verdachte werd aangehouden. De verdachte heeft hiermee de politieagent, die gewoon zijn werk deed en daarbij het maatschappelijk belang diende, niet het respect betoond dat deze agent verdiende.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 9 juli 2025. De rechtbank heeft daarop gezien dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten en overtredingen die verband houden met de openbare orde. De rechtbank heeft ook gezien dat er in het afgelopen jaar geen nieuwe feiten bij zijn gekomen. Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat aan de verdachte na de pleegdatum van de bewezen verklaarde feiten, maar voor het vonnis in deze zaak, straffen zijn opgelegd in andere zaken.
Persoon van de verdachte
De rechtbank beschikt niet over een reclasseringsadvies over de verdachte. De verdachte heeft op de terechtzitting toegelicht dat het in de periode waarin de ten laste gelegde feiten zijn gepleegd, niet goed met hem ging en dat hij veel alcohol dronk. Naar eigen zeggen is de verdachte sinds het begin van 2025, met hulp van familie en zijn huisarts, aan de beterende hand, en werkt hij aan het verkrijgen van werk als vrachtwagenchauffeur, probeert hij een eigen woning te vinden en heeft hij een relatie.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld voor diefstal uit een auto zonder relevante recidive een taakstraf van 90 uren en voor een poging daartoe twee derde daarvan, dus 60 uren. Bij acht gevallen van diefstal of poging daartoe zou een gevangenisstraf in beeld kunnen komen. De rechtbank weegt daarbij mee dat de verdachte op de terechtzitting geen openheid van zaken heeft willen gegeven.
Echter, gezien het tijdsverloop en gelet op de positieve wending die de verdachte sinds de gepleegde feiten aan zijn leven stelt te hebben gegeven – hetgeen ook wordt ondersteund door het gegeven dat recente feiten op zijn strafblad ontbreken, zal de rechtbank een geheel voorwaardelijke – maar forse – gevangenisstraf van na te melden duur opleggen, met een proeftijd van twee jaren, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Daarnaast zal de rechtbank de maximale taakstraf aan de verdachte opleggen, om de ernst van de feiten te onderstrepen.
Alles afwegende acht de rechtbank – conform de eis van de officier van justitie – een geheel voorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden. Daarnaast legt de rechtbank – eveneens conform de eis – aan de verdachte een taakstraf op van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis indien de verdachte deze taakstraf niet (naar behoren) uitvoert.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[naam 1] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 225,50, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade. Daarnaast heeft de benadeelde partij verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 25,-, te weten voor de gevorderde reiskosten, en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in haar vorderingen voor het overige.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij voor haar gehele vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat alle gevorderde posten onvoldoende zijn onderbouwd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering is namens de verdachte (gemotiveerd) betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De rechtbank zal gelet op het voorgaande ook geen schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij moet worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 63, 266, 267 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding 1, feit 1:poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van dagvaarding 1, feit 2:poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van dagvaarding 1, feit 3:diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van dagvaarding 1, feit 4:poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van dagvaarding 1, feit 5:poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van dagvaarding 1, feit 6:poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van dagvaarding 1, feit 7:poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van dagvaarding 1, feit 8:poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
ten aanzien van het feit op dagvaarding 2:eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6 (ZES) MAANDEN;
bepaalt dat die gehele straf, derhalve groot
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
240 (TWEEHONDERD EN VEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (HONDERD EN TWINTIG) DAGEN;
de vordering van de benadeelde partij;
bepaalt dat de benadeelde partij [naam 1] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij [naam 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Nederhoed, voorzitter,
mr. L. Amperse, rechter,
mr. W.J. Nomen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. N.D. van Duijkeren, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 september 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging parketnummer 09-105869-24 (dagvaarding 1)
1
hij in of omstreeks in de periode van 13 februari 2024 tot en met 19 februari 2024 te
's-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] , in elk geval
aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te
brengen door middel van braak, een ruit van die auto te verbreken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij in of omstreeks in de periode van 13 februari 2024 tot en met 19 februari 2024 te
's-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te
brengen door middel van braak, een ruit van die auto te verbreken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij in of omstreeks in de periode van 13 februari 2024 tot en met 19 februari 2024 te
's-Gravenhage
een id-kaart en/of rijbewijs en/of ING-pas en/of radio, in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [naam 3] en/of haar broer, in elk geval aan een
ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking (door een ruit van de
auto van die [naam 3] in te slaan);
4
hij in of omstreeks in de periode van 13 februari 2024 tot en met 19 februari 2024 te
's-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 4] , in
elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te
brengen door middel van braak, een ruit van die auto te verbreken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5
hij in of omstreeks in de periode van 13 februari 2024 tot en met 19 februari 2024 te
's-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 5] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te
brengen door middel van braak, een ruit van die auto te verbreken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6
hij in of omstreeks in de periode van 13 februari 2024 tot en met 19 februari 2024 te
's-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf]
BV, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf
te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te
brengen door middel van braak, een ruit van die auto te vernielen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
7
hij in of omstreeks in de periode van 13 februari 2024 tot en met 19 februari 2024 te
's-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 6] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te
brengen door middel van braak, een ruit van die auto te verbreken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
8
hij in of omstreeks in de periode van 13 februari 2024 tot en met 19 februari 2024 te
's-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 7] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te
brengen door middel van braak, een ruit van die auto te verbreken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Tekst tenlastelegging parketnummer 09-126247-24 (dagvaarding 2):
hij op of omstreeks 13 april 2024 te ’s-Gravenhage opzettelijk
een ambtenaar, te weten [naam 8] (hoofdagent bij politie Eenheid Den Haag),
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in
zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd,
door hem/haar de woorden toe te voegen: "Tegen wie praat je zo, kankersukkel!",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.