ECLI:NL:RBDHA:2025:18237
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na afwijzing verblijfsvergunning
Op 1 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer NL25.21865. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. A.C. Pool, had op 25 mei 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. W.M.A. van Hoof, heeft deze aanvraag op 6 mei 2025 afgewezen met het bestreden besluit, waarbij de aanvraag als kennelijk ongegrond werd aangemerkt. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening op 15 augustus 2025 behandeld, samen met het beroep onder zaaknummer NL25.21864. Tijdens de zitting waren verzoekster, haar gemachtigde, een tolk (M. Crockett) en de gemachtigde van de minister aanwezig. De voorzieningenrechter heeft op dezelfde dag uitspraak gedaan in de hoofdzaak, waardoor de noodzaak voor een voorlopige voorziening is komen te vervallen. Om deze reden heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, in aanwezigheid van griffier mr. B.J. van Rossum. De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 september 2025 en tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.