In deze zaak heeft eiser, een Afghaanse nationaliteit, op 22 september 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 14 mei 2025 afgewezen, omdat hij de problemen van eiser met de Taliban ongeloofwaardig achtte. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 27 augustus 2025 heeft de rechtbank de zaak behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
Eiser heeft verklaard dat hij en zijn vader een oproep van de Taliban hebben ontvangen om zich te melden, omdat zij in verband worden gebracht met een commandant die als vijand van de Taliban wordt beschouwd. Na een huiszoeking door de Taliban, waarbij een wapen werd gevonden, zijn eiser en zijn familie ondergedoken. De minister heeft echter twijfels geuit over de geloofwaardigheid van eisers verklaringen, onder andere omdat eiser anderhalf jaar probleemloos in Afghanistan heeft verbleven.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister zijn standpunt over de geloofwaardigheid van het asielrelaas onvoldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister zijn eerdere standpunt over de relatie tussen eisers familie en de commandant heeft gewijzigd, maar blijft bij de conclusie dat de problemen met de Taliban niet geloofwaardig zijn. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Eiser heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 1.814,-.