ECLI:NL:RBDHA:2025:18244

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 oktober 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
09/176665-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot moord/doodslag en poging tot zware mishandeling met contactverbod en immateriële schadevergoeding

Op 3 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993 in Jordanië, die op 9 juni 2025 in Hazerswoude-Dorp werd beschuldigd van poging tot moord/doodslag en poging tot zware mishandeling van zijn ex-partner. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte met zijn auto meerdere keren tegen de auto van de aangeefster is gereden, maar er was onvoldoende bewijs voor de aanmerkelijke kans op overlijden. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van poging tot moord/doodslag. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk opzettelijk heeft geprobeerd de aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een schroevendraaier op haar autoruit te slaan en te proberen haar auto binnen te dringen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, met een contactverbod als bijzondere voorwaarde. Daarnaast is er een immateriële schadevergoeding van €750,- toegewezen aan de aangeefster, die psychische schade heeft geleden door de gebeurtenissen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/176665-25
Datum uitspraak: 3 oktober 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[de verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] (Jordanië),
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
op dit moment gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 19 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. Z. Benguedda, en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. J.G.D. Rutten, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 juni 2025 te Hazerswoude-Dorp, gemeente Alphen aan den Rijn, althans te Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een ander, te weten [aangeefster] van het leven te beroven, met zijn, verdachtes, auto meermalen althans eenmaal (terwijl zij met hoge snelheid op de snelweg/autoweg reden) tegen de auto van die [aangeefster] aan is gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
hij op of omstreeks 9 juni 2025 te Hazerswoude-Dorp, gemeente Alphen aan den Rijn, althans te Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een ander, te weten [aangeefster] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen nadat de auto's tot stilstand waren gekomen, met zijn vuisten en/of een schroevendraaier meermaals althans eenmaal op het raam van het bestuurdersportier van de auto van die [aangeefster] heeft geslagen en/of met een schroevendraaier zich de toegang tot de auto van die [aangeefster] heeft verschaft en/of de auto (vervolgens) heeft betreden met als doel die [aangeefster] te
bereiken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 juni 2025 te Hazerswoude-Dorp, gemeente Alphen aan den Rijn, althans te Nederland, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door, nadat de auto's tot stilstand waren gekomen, met zijn vuisten en/of een schroevendraaier meermaals althans eenmaal op het raam van het bestuurdersportier van de auto van die [aangeefster] heeft geslagen en/of met
een schroevendraaier zich de toegang tot de auto van die [aangeefster] heeft verschaft en/of de auto heeft betreden met als doel die [aangeefster] te bereiken, in elk geval gedragingen van gelijke bedreigende aard en/of strekking;
3
hij op of omstreeks 22 mei 2025 te Alphen aan den Rijn, althans te Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een deurbel en/of een wandelstok en/of (voor) deur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de heer [aangever] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde, met uitzondering van de vernieling van de (voor)deur (feit 3).
3.2
Vrijspraak feit 1
Inleiding
Uit het procesdossier volgt dat de verdachte op 9 juni 2025 vanaf het tankstation BP in een Huyndai de N11 opreed en naast het voertuig van de aangeefster, zijn ex-partner, is gaan rijden, waarna hij haar voertuig meerdere keren aan de zijkant heeft geramd. Beide auto's zijn hierna tot stilstand gekomen op de vluchtstrook.
Opzet op de dood?
Voor een bewezenverklaring van zowel de impliciet primaire als de impliciet subsidiaire variant van feit 1 zal bewezen moeten worden of verdachte opzet had op de dood van het slachtoffer. Nu er geen bewijs is dat de verdachte de intentie had om de aangeefster te doden, is de vraag aan de orde of sprake was van opzet op haar dood in voorwaardelijke zin. Daarvan is sprake indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aangeefster door zijn handelen gedood zouden worden. Dit is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het moet daarbij gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte en aangeefster met een snelheid van 100 tot 120 kilometer per uur reden. Er hebben meerdere botsingen hebben plaatsgevonden, waarbij het voertuig van aangeefster aan de (linker) voor- en achterkant is geraakt. Een botsing op een autoweg met een snelheid van 100 tot120 kilometer per uur levert op zichzelf de
aanmerkelijke kans op dat aangeefster slachtoffer wordt van een ernstig verkeersongeval. De rechtbank kan op basis van het dossier echter niet vaststellen dat de kans op de dood van aangeefster ten gevolge van dat verkeersongeval ook aanmerkelijk was.
Weliswaar kan uit het dossier worden afgeleid dat er ook andere auto's, waaronder een vrachtwagen, op de weg reden tijdens de achtervolging, maar uit het dossier blijkt niet hoe druk het op de weg was, wat de afstand was ten opzichte van andere weggebruikers tijdens de botsingen en of er nog andere obstakels of elementen op of langs de weg aanwezig waren die de kans op een dodelijk verkeersongeval aanmerkelijk maken.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het onder feit I tenlastegelegde. Hiervan zal de rechtbank de verdachte dan ook vrijspreken.
Feit 2
Verdachte heeft met zijn handelingen gepoogd om de aangeefster zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Zijn opzet daarop blijkt uit zijn gedrag ter plaatse: hij trachtte bij aangeefster te komen, hij was agressief, riep dat hij 'haar moest hebben' en heeft gezegd dat hij haar 'de tyfus wilde slaan'. Het tot stilstand brengen van de auto van aangeefster door die meermalen te rammen sterkt de rechtbank in dat oordeel.
Slaan op een autoruit waarachter het beoogde slachtoffer zit, met vuisten en zeker met een schroevendraaier, is reeds een begin van uitvoering. Dat begin werd voortgezet door de kofferbak leeg te halen en daarin te kruipen. Dat is immers een mogelijk geschikte manier om in het passagiersdeel van de auto en dus alsnog bij het slachtoffer te komen.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van aangeefster.
3.4
Gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit, tenzij anders vermeld, de pagina's van het proces-verbaal met het zaaksnummer PL1500-2025189456 van de politie eenheid Den Haag (doorgenummerd pagina I t/m 84).
Ten
aanzien vanfeit 2:
1.
Proces-verbaal van aangifte van [aangeefster] , opgemaakt op 9 juni 2025, voor zover inhoudende (pagina 58-62):
Plaats delict: Hazerswoude-Dorp, gemeente Alphen aan den Rijn . Pleegdatum: Op 9 juni 2025.
Hij reed naast mij en ik zag dat de auto van [de verdachte] mijn auto ramde aan de linkerzijde. Hij ramde mij weer. Ik ben tot stilstand gekomen op de vluchtstrook. Hij [ [de verdachte] ] stopte met zijn auto links voor mij. Hij probeerde mijn deur, de bestuurderszijde, open te maken.
Hij liep naar zijn auto toe en ik zag dat hij terug kwam lopen met een schroevendraaier. Hij begon met de schroevendraaier in te slaan op de autoruiten aan mijn zijde en de passagierszijde. Hij schreeuwde daarbij: "Doe open, doe open." Hij zei een paar keer "Ik moet jou hebben, ik moet jou hebben." Ik zag dat [de verdachte] doorliep naar achterzijde van mijn auto en dat hij de achterbak opende. Hij gooide de kinderwagen uit de kofferbak om zo in de achterbak te komen en via de achterbak mij te bereiken.
2.
Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 juni 2025, voor zover inhoudende (pagina 22-23):
Op 9 juni 2025, zag ik, verbalisant [verbalisant] , dat de twee auto's achter elkaar op het vluchthaven tot stilstand kwamen. Ik zag de man ook was uitgestapt en bij de grijze auto stond. Ik zag dat de man aan de bestuurderskant stond en met zijn vuist enkele keren tegen de ruit van het portier sloeg. Ik zag, dat hij dit erg hard deed, waarschijnlijk met de intentie om de ruit in te slaan. Ik zag, dat de man weer richting zijn auto liep en instapte. Ik zag, dat de man uitstapte en dat hij een schroevendraaier in zijn linkerhand hield. Ik zag dat de man weer naar de grijze auto van de vrouw liep en met het handvat van de schroevendraaier op
de ruit beukte. Ik zag dat de man vervolgens naar de achterkant van de grijze auto liep en de kofferbak opende. Ik zag, dat de man via de kofferbak de auto inkroop. Ik zag dat de man probeerde om bij de vrouw te komen. Ik hoorde dat de man riep: "Ik ga haar alleen de tyfus slaan, ik ga haar de tyfus slaan."
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank zal voor feit 3 met een opgave van bewijsmiddelen, als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
1.
De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 19 septem her 2025.
2.
Het Proces-verbaal van aangifte door [aangever] , opgemaakt op 4 juni (pagina 110-111 van het raadkamerdossier PL1500-2025189456-34).
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
2
hij op 9 juni 2025 te Hazerswoude-Dorp, gemeente Alphen aan den Rijn , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[aangeefster]opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen nadat de auto's tot stilstand waren gekomen, met zijn vuisten en een schroevendraaier meermaals op het raam van het bestuurdersportier van de auto van die
[aangeefster]heeft geslagen en de auto heeft betreden met als doel die
[aangeefster]te bereiken, terwij1 de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 22 mei 2025 te Alphen aan den Rijn , opzettelijk en wederrechtelijk een deurbel en
een wandelstok, die geheel of ten dele aan de heer [aangever]
toebehoordenheeft vernield.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) in de vorm van een contact- en locatieverbod met aangeefster voor de duur van drie jaren wordt opgelegd. De verdachte mag zich daarbij niet in een omtrek van vijf kilometer van het huis van [aangeefster] begeven. De officier van justitie heeft ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel verzocht om de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan. De officier van justitie vordert eveneens ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van achttien maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich - samengevat - op het standpunt gesteld dat aan de verdachte een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest dient te worden opgelegd, gelet op de bepleite vrijspraak van feit I en feit 2 primair.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling jegens zijn ex-partner. Na een zeer roekeloze achtervolging van haar auto, heeft hij geprobeerd om
bij haar te komen terwijl zij in de auto zat, eerst door zowel met zijn vuisten als een schroevendraaier op de ruiten van haar auto te slaan en, later, door in de kofferbak van haar auto te klimmen.
Hij handelde in een zeer agressieve gemoedstoestand waarbij hij meermalen riep dat hij haar moest hebben en dat hij haar 'de tyfus' zou gaan slaan. Dat aangeefster uiteindelijk niets is overkomen, is een omstandigheid die op geen enkele wijze aan de verdachte is te danken.
Om de verdachte te stoppen was de politieagent, die toevallig het incident heeft zien gebeuren, genoodzaakt om de verdachte met kracht tegen de grond te werken, waarbij hij zelf vreesde om gestoken te worden met de schroevendraaier. Het behoeft geen uitleg dat dergelijke gebeurtenis grote impact heeft op het slachtoffer en de politieagent. De verdachte heeft welbewust, achteloos en zonder enige merkbare terughoudendheid een zeer angstige en onveilige situatie gecreëerd voor zijn ex-partner. De omstandigheid dat de verdachte en aangeefster ex-partners van elkaar zijn en zij samen kinderen hebben, vergroot de impact van het handelen van de verdachte. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft daarnaast met zijn gedrag laten zien dat hij geen respect heeft voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van anderen en andermans eigendommen. Dit blijkt ook uit het feit dat hij zich in een agressieve bui zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling van de deurbel en de wandelstok van zijn ex-schoonvader.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad de verdachte van 4 september 2025. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor geweldsdelicten.
De op te leggen straf
Niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. De rechtbank acht een deels voorwaardelijke gevangenisstraf passend om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde een contactverbod verbinden met aangeefster, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de lopende echtscheidingsprocedure en de kinderen door op te nemen dat contact mogelijk is na toestemming van de officier van justitie.
De rechtbank zal bevelen dat de hierna op grond van art. 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14c Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Gelet op de echtscheidingssituatie en de agressieve wijze waarop verdachte reageert op zijn ex, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat hij wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon.

7.De vordering van de benadeelde partij

7.1
De vordering
[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert schadevergoeding van€ 18.054,47,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit€ 8.054,47,- aan materiële schade en€ 10.000, - aan immateriële schade.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel de gevorderde materiële als de gevorderde immateriële schadevergoeding toegewezen kan worden, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt primair de gehele vordering niet-ontvankelijk te verklaren bij vrijspraak voor het onder feit I tenlastegelegde. Subsidiair verzoekt de verdediging de materiële schadeposten af te wijzen. Wat betreft de immateriële schadepost refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op materiële schade, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, aangezien
de verdachte van het feit waarop dat gedeelte van de vordering betrekking heeft, zal worden vrijgesproken.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 2 bewezenverklaarde feit. Uit de gegeven onderbouwing blijkt dat de benadeelde partij als gevolg van dit feit psychische klachten heeft opgelopen. Daarmee is in voldoende mate onderbouwd dat de benadeelde partij immateriële schade heeft opgelopen, met name nu de aard en de ernst van de norm schending zodanig is, dat ook zonder nadere onderbouwing een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW) heeft de benadeelde partij dan ook recht op een naar billijk te bepalen schadevergoeding. De rechtbank gaat bij de vaststelling van de hoogte van de schadevergoeding alleen uit van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank acht gelet op bedragen die in soortgelijke zaken worden toegekend een bedrag van€ 750,- billijk en zal dit bedrag dan ook toewijzen. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 9 juni 2025, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Nu de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

8.De inbeslaggenomen voorwerpen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de schroevendraaier, de personenauto en de telefoonautomaat verbeurdverklaard worden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave van de telefoon van de verdachte en zich voor het overige gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp te weten:
1STK Schroevendraaier, verbeurdverklaren. Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan de verdachte toebehoort en met betrekking tot dit voorwerp het onder 2 bewezenverklaarde feit is begaan.
De rechtbank zal teruggave aan de verdachte gelasten van de op de beslaglijst onder 2 en 3 genoemde voorwerpen, te weten: 1 STK Personenauto respectievelijk 1 STK Telefoonautomaat.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 45, 57, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde deze uitspraak gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem onder I tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2 primair en onder 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2:
poging tot zware mishandeling;
ten aanzien van feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar; veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
5 (VIJF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
1 (ÉÉN) MAAND,niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2
(TWEE) JAREN vastgestelde proeftijdniet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
gedurende de proeftijd, behoudens met voorafgaande schriftelijke toestemming van de officier van justitie, op geen enkele wijze contact zal opnemen, zoeken of hebben - direct of indirect- met [aangeefster] , zolang de officier van justitie dit verbod nodig acht;
geeft opdracht aan SVG Reclassering Fivoor tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel I van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen.
beveelt dat bovengenoemde bijzondere voorwaarde en het -op grond van artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht- uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaaris;
Voorlopige hechtenis
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf;
de vordering van de benadeelde partij
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot materiële schadevergoeding wijst de vordering tot immateriële schadevergoeding van
de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 750,- en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2025 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan
[aangeefster];
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
de maatregel tot schadevergoeding
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van€ 750,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 juni 2025 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangeefster] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 15 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan
de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de inbeslaggenomen goederen:
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten: 1 STK Schroevendraaier (Omschrijving zwart, merk: Raison).
gelast de teruggave aan M. Alshorofy van de op de beslaglijst onder 2 en 3 genoemde voorwerpen, te weten: 1 STK Personenauto (Omschrijving: rood, merk: Hyundai Atos Prima) en 1 STK Telefoonautomaat (Omschrijving: Apple Iphone).
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Tsjapanova, voorzitter,
mr. G.H.M. Smelt, rechter,
mr. F.M. Guljé, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. B. van der Laken, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 oktober 2025.