ECLI:NL:RBDHA:2025:18245

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.21864
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een opvolgende asielaanvraag van een Congolese vrouw op basis van ongeloofwaardigheid van haar verklaringen en herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 september 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Congolese vrouw die een opvolgende aanvraag om een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. De vrouw, geboren in 1988, heeft op 25 mei 2023 haar aanvraag ingediend, waarin zij stelt dat zij afkomstig is uit Congo en dat zij slachtoffer is van verkrachting en vervolging vanwege haar lesbische geaardheid. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 6 mei 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de vrouw haar herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank heeft het beroep van de vrouw op 15 augustus 2025 behandeld, waarbij zij de geloofwaardigheid van de verklaringen van de vrouw en de beoordeling van de minister heeft onderzocht. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de herkomst van de vrouw ongeloofwaardig is, en dat de gestelde verkrachting en seksuele geaardheid ook ongeloofwaardig zijn. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende gemotiveerd heeft waarom de herkomst en de asielmotieven van de vrouw niet geloofwaardig zijn. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de vrouw geen recht heeft op een verblijfsvergunning asiel en geen proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.21864
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. A.C. Pool),
en
de Minister van Asiel en Migratie, verweerder (gemachtigde: mr. W.M.A. van Hoof).
Inleiding
Eiseres heeft op 25 mei 2023 een (derde) opvolgende aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Zij stelt de nationaliteit van de Democratische Republiek Congo (Congo) te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1988. Bij deze aanvraag heeft zij een rapport van het instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (iMMO-rapport) overgelegd. De minister heeft met het bestreden besluit van 6 mei 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, M. Crockett als tolk en de gemachtigde van de minister.
Beoordeling door de rechtbank

1.Vorige asielprocedures en deze asielprocedure

1.1
Eiseres heeft twee keer eerder een asielaanvraag in Nederland ingediend. De eerste aanvraag heeft de minister bij besluit van 19 augustus 2016 afgewezen. De minister vond de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiseres ongeloofwaardig en heeft de overige asielmotieven om die reden niet inhoudelijk beoordeeld. Ook heeft de minister aan eiseres een terugkeerbesluit uitgevaardigd. De rechtbank heeft het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard1 en die uitspraak is vervolgens door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) bevestigd2.
1.2
De tweede asielaanvraag heeft de minister afgewezen bij besluit van
20 februari 2020. De minister vond in de tweede asielprocedure de identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig, omdat eiseres een echt bevonden Congolees paspoort had overgelegd. Verder vond de minister de herkomst, de problemen vanwege eiseres haar Tutsi achtergrond en de seksuele geaardheid van eiseres ongeloofwaardig. In het besluit heeft de minister verder geconstateerd dat het terugkeerbesluit nog steeds geldig was en heeft hij daarnaast een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar. Ook het beroep tegen dit besluit is door de rechtbank ongegrond verklaard3 en die uitspraak is door de Afdeling bevestigd4.
1.3
In deze zaak staat de derde opvolgende asielaanvraag van eiseres centraal. Daaraan legt zij het volgende ten grondslag. Eiseres is afkomstig uit het dorp [plaats] in de provincie [locatie] in Congo. Eiseres is in dit dorp verkracht. Ook is eiseres lesbisch en heeft zij in Congo een relatie gehad met een vrouw. Zij vreest bij terugkeer slachtoffer te worden van seksueel geweld. Eiseres vreest hiervoor, omdat zij een alleenstaande vrouw is, een Tutsi achtergrond heeft en al een keer slachtoffer is geworden van seksueel geweld. Eiseres verwijst verder naar het iMMO-rapport dat zij heeft ingebracht. Hieruit blijkt volgens eiseres dat er steunbewijs voor de verkrachting is en dat zij beperkt is in haar vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren.
1.4
Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- de verkrachting in het dorp [plaats] ; en
- de seksuele geaardheid.
1.5
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat de identiteit en nationaliteit geloofwaardig zijn, maar dat de herkomst nog steeds ongeloofwaardig is. De verkrachting in het dorp [plaats] vindt hij ongeloofwaardig, omdat de herkomst ongeloofwaardig wordt gevonden. De gestelde lesbische geaardheid van eiseres vindt de minister eveneens ongeloofwaardig. Eiseres heeft hierover tegenstrijdig en summier verklaard en ze is er niet in geslaagd om inzicht te geven in haar gevoelens en seksuele geaardheid. Het ingebrachte iMMO-rapport maakt dit volgens de minister niet anders. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond. Het eerdere uitgevaardigde terugkeerbesluit en opgelegde inreisverbod zijn nog steeds geldig. De minister heeft deze aanvraag inhoudelijk beoordeeld en daarom wordt het bestreden besluit getoetst aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.

2.Zorgvuldigheid van de procedure

2.1
Eiseres voert aan dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld door in het bestreden besluit een gewijzigd standpunt in te nemen over het iMMO-rapport ten opzichte van het voornemen door te verwijzen naar de uitspraak van de Afdeling van 2 april 20255, zonder eiseres vooraf in de gelegenheid te stellen op dit gewijzigd standpunt te reageren.
2.2
De rechtbank volgt dit niet. De minister heeft weliswaar in het bestreden besluit voor het eerst verwezen naar voornoemde uitspraak van de Afdeling, maar zich inhoudelijk niet op een ander standpunt gesteld. Ook in het voornemen heeft de minister zich namelijk al op het standpunt gesteld dat het iMMO-rapport onvoldoende inzicht geeft in de beperkingen van eiseres om compleet, coherent en consistent te verklaren over haar
asielrelaas.6 Eiseres heeft voldoende gelegenheid gehad via de zienswijze om op dit standpunt te reageren. Van onzorgvuldig handelen is geen sprake.

3.Geloofwaardigheid van de asielmotieven

3.1
Opmerking vooraf
3.1.1
De rechtbank merkt op dat eiseres in algemene zin verwijst naar haar referentiekader en het iMMO-rapport en de wijze waarop de minister dit bij het gehoor opvolgende aanvraag en in de besluitvorming heeft betrokken. Dit houdt – kort gezegd – verband met de vraag wat van eiseres mag worden verwacht als het gaat om haar verklaringen over de naar voren gebrachte asielmotieven (de zogeheten B-vraag in het iMMO-rapport). De rechtbank gaat hierop in bij haar beoordeling van het asielmotief over de seksuele geaardheid van eiseres. De rechtbank benadrukt dat dit geen verband houdt met het zogenoemde onderdelenvereiste. De Afdeling heeft dit vereiste voor iMMO-rapporten enkele jaren gelden losgelaten.7 De B-vraag uit het iMMO-rapport wordt besproken in het kader van de gestelde seksuele geaardheid, omdat het bij de twee andere asielmotieven niet gaat om wat eiseres heeft verklaard en hoe de bevindingen van iMMO ten aanzien van de mogelijkheid om te verklaren hierop van invloed zijn.
3.2
Herkomst
3.2.1
Eiseres voert aan dat de minister niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe het verzoek om herbeoordeling van de herkomst is beoordeeld in het bestreden besluit. Eiseres wijst op de overgelegde stempas en haar echt bevonden paspoort.
3.2.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister inzichtelijk en deugdelijk gemotiveerd waarom de herkomst van eiseres in de huidige procedure niet anders is beoordeeld dan in de vorige asielprocedures. De minister heeft in het bestreden besluit gemotiveerd dat het echt bevonden paspoort niets zegt over de herkomst van eiseres en dat de stempas in de eerste asielprocedure door Bureau Documenten vals is bevonden. Verder heeft de minister gemotiveerd dat de conclusies van de taalanalyse en de uitkomst van de HIS-check afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van de gestelde herkomst. Gelet op het voorgaande heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de herkomst van eiseres ongeloofwaardig is.
3.3
Verkrachting in [plaats]
3.3.1
Eiseres voert aan dat de verkrachting ten onrechte ongeloofwaardig is gevonden, omdat de minister haar herkomst (in het dorp [plaats] ) geloofwaardig had moeten vinden. Bovendien kan – ook als de herkomst ongeloofwaardig is – niet worden uitgesloten dat eiseres wel is verkracht in [plaats] of de regio. Daarnaast vindt het gestelde seksueel geweld steun in de bevindingen van het iMMO-rapport, aangezien haar medische problematiek typerend is bevonden voor het geweldsrelaas (conclusie van iMMO t.a.v. de zogeheten A-vraag). De minister had aan deze conclusie niet voorbij mogen gaan.
3.3.2
Zoals hierboven overwogen, heeft de minister de herkomst van eiseres niet ten onrechte ongeloofwaardig gevonden. Dat werkt door in de geloofwaardigheidsbeoordeling van de gestelde verkrachting. Eiseres zegt namelijk dat de verkrachting in haar dorp van herkomst ( [plaats] ) heeft plaatsgevonden. Dat niet kan worden uitgesloten dat eiseres in [plaats] of de regio het slachtoffer van verkrachting is geworden, zegt eiseres weliswaar terecht maar als het gaat om de geloofwaardigheid van dit asielmotief heeft de minister meer gewicht mogen toekennen aan de ongeloofwaardig bevonden herkomst. De rechtbank leest
daarnaast in het iMMO-rapport dat de medische (lichamelijke en psychische) problematiek van eiseres als typerend met het gestelde geweld wordt beoordeeld. Dat is een indicatie dat eiseres het slachtoffer is geworden van verkrachting. Daarmee blijft echter onduidelijk waar de verkrachting heeft plaatsgevonden. De bevindingen uit het iMMO-rapport doen met andere woorden geen afbreuk aan de conclusie van de minister dat nu de herkomst ongeloofwaardig is, ook de gestelde verkrachting in [plaats] ongeloofwaardig is. De minister heeft zich daarom niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verkrachting ongeloofwaardig is.
3.4
Seksuele geaardheid
3.4.1
Eiseres wijst er in de eerste plaats op dat de minister in het bestreden besluit onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt hoe rekening is gehouden met haar referentiekader, waaronder haar culturele achtergrond en medische problematiek. Zij vindt dat de minister voorafgaand aan het gehoor een medisch advies had moeten laten opmaken of in ieder geval rekening had moeten houden met de door iMMO geconstateerde beperkingen. Uit het iMMO-rapport blijkt namelijk dat zeer waarschijnlijk is geweest dat er ten tijde van eerdere asielgehoren sprake was van medische problematiek die interfereert met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren (conclusie van iMMO t.a.v. de zogeheten B- vraag). Op de zitting heeft eiseres verduidelijkt dat zij daarmee doelt op de door iMMO geconstateerde concentratie- en geheugenproblemen. Daarnaast voert eiseres aan dat de minister te veel van de verklaringen van eiseres verwacht. Eiseres heeft niet summier verklaard en heeft voldoende inzicht gegeven in haar gevoelens, seksuele geaardheid en relatie. Daarbij komt dat de minister volgens eiseres te veel gewicht toekent aan één tegenstrijdigheid, namelijk het moment waarop de relatie met haar vriendin begon.
3.4.2
De minister stelt zich op het standpunt dat uit het iMMO-rapport niet blijkt dat eiseres niet compleet, coherent en consistent kon verklaren. Er is weliswaar de diagnose posttraumatische stressstoornis (PTSS) gesteld, maar dat op zichzelf is onvoldoende om niet langer van de verklaringen van eiseres tijdens de eerdere gehoren uit te gaan. Uit het iMMO-rapport blijkt namelijk niet duidelijk hoe de PTSS van invloed zou zijn geweest op het vermogen om te verklaren. Bovendien is eiseres in het kader van haar opvolgende asielaanvraag opnieuw in de gelegenheid gesteld om over haar asielrelaas te verklaren. Bij dat gehoor en de besluitvorming is rekening gehouden met het referentiekader van eiseres. Voor een aanvullend medisch onderzoek bestond volgens de minister geen aanleiding. Aangezien de verklaringen van eiseres een tegenstrijdigheid bevatten, vaag en summier zijn over het ontstaan en de relatie met een vrouw en daarmee onvoldoende inzichtelijk zijn, is dit asielmotief volgens de minister ongeloofwaardig.
3.4.3
De rechtbank stelt vast dat de geloofwaardigheid van de seksuele geaardheid van eiseres in de vorige asielprocedure ook is beoordeeld door de minister en die beoordeling in beroep en hoger beroep is bevestigd. De vraag is of de minister dit asielmotief nu anders zou moeten beoordelen, gelet op het referentiekader van eiseres en het ingebrachte iMMO- rapport. De rechtbank oordeelt van niet. Zij licht dat hieronder toe.
3.4.4
Het iMMO-rapport is een deskundigenrapport op grond waarvan de minister onder omstandigheden gehouden kan zijn om nader medisch onderzoek te verrichten. Daarvoor is van belang of het rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en naar inhoud inzichtelijk en concludent is.8 De rechtbank stelt vast dat het iMMO-rapport ten aanzien van de zogeheten B-vraag onvoldoende inzichtelijk en concludent is. Het is namelijk niet
duidelijk hoe de conclusie op dat punt voortkomt uit de daaraan ten grondslag gelegde beoordeling van eiseres’ medische problematiek. In het iMMO-rapport wordt onder de B- vraag de conclusie getrokken dat de geconstateerde psychische/lichamelijke problematiek samen met mogelijke schaamte beperkingen hebben gegeven die ten tijde van de gehoren zeer waarschijnlijk hebben geïnterfereerd met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren. Zoals op de zitting is vastgesteld, gaat het bij de geconstateerde problematiek dan om de PTSS-diagnose die in het geval van eiseres zou leiden tot problemen met het geheugen en de concentratie. Op dit punt is het iMMO-rapport onvoldoende inzichtelijk en concludent. Er staan namelijk verschillende bevindingen in het rapport, zonder dat duidelijk wordt gemaakt hoe die zich tot elkaar verhouden en hoe dat tot de conclusie leidt dat de problemen zeer waarschijnlijk van invloed zijn geweest op het vermogen van eiseres om te verklaren. Zo staat er in het rapport dat er ten tijde van het onderzoek geen duidelijke geheugen- en concentratieproblemen worden waargenomen, eiseres zelf aangeeft vergeetachtig te zijn en soms concentratieproblemen te ervaren en uit de afgenomen test volgt dat er aanwijzingen zijn voor problemen in de aandachtsfunctie:
“4.2b Cognitieve functies
Het bewustzijn is helder, er worden tijdens het onderzoek geen duidelijke absences waargenomen. De oriëntatie in tijd, plaats en persoon is goed. De aandacht is goed te trekken en gedurende langere tijd vast te houden. Er is geen sprake van een verhoogde afleidbaarheid. Het geheugen imponeert intact. Er is sprake van een adequaat realiteitsbesef. Ziektebesef en -inzicht is aanwezig. Anamnestisch rapporteert betrokkene last te hebben van vergeetachtigheid en soms van concentratieproblemen. De intelligentie van betrokkene wordt gemiddeld ingeschat. Er worden geen psychotische kenmerken waargenomen en eveneens geen dissociatieve momenten gedurende het onderzoek.”(p. 14 van het iMMO-rapport)
“Zijn er aanwijzingen voor aandacht en concentratieproblemen? De Bourdon-Wiersma test
Concluderend wijst het zeer trage en instabiele werktempo van betrokkene tezamen met haar inattente en impulsieve werkwijze (meer weglatingen en fouten dan de norm) op problemen in de aandachtsfunctie.”(p. 15 van het iMMO-rapport)
“Cognitieve problemen:
Tijdens het onderzoek kan betrokkene zich over het algemeen voldoende concentreren. Er worden geen duidelijke geheugenproblemen waargenomen. Anamnestisch rapporteert betrokkene vergeetachtigheid en in mindere mate concentratieproblemen. De resultaten op de afgenomen concentratie test (Bourdon-Wiersma) geven aanwijzingen voor problemen in de aandachtsfunctie. Ook bij de BSI scoort betrokkene zeer hoog op de subcategorie 'cognitieve problemen”(p. 18 van het iMMO-rapport)
3.4.5
Een verdere onderbouwing van de verhouding tussen de bevindingen en inzicht in hoe dit leidt tot de conclusie dat de beperkingen zeer waarschijnlijk hebben geïnterfereerd met het vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren, ontbreekt. De redenering en conclusie van iMMO is daarmee onvoldoende inzichtelijk. Dat betekent dat de minister zich bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas heeft mogen baseren op wat eiseres tijdens de gehoren heeft verklaard. Voor een nader medisch onderzoek bestond geen aanleiding. Die aanleiding heeft de minister ook niet hoeven zien in het referentiekader van eiseres. Met dit referentiekader is rekening gehouden en in wat
eiseres hierover aanvoert ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding om daar anders over te oordelen.
3.4.6
Verder is de rechtbank van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de seksuele geaardheid van eiseres ongeloofwaardig is, gelet op de door haar afgelegde verklaringen. De minister heeft in dat verband terecht erop gewezen dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop zij voor het eerst een relatie kreeg met een vrouw. In het aanvullend gehoor van 13 september 2019 heeft eiseres verklaard dat de relatie begon in januari 2014, toen zij 25 jaar oud was en terwijl zij een relatie had met een man genaamd [naam] .9 In het gehoor opvolgende aanvraag van 11 november 2024 heeft eiseres verklaard dat de relatie begon toen zij tussen de vijftien en zeventien jaar oud was en dus ruim vóór de relatie met [naam] .10 Dit is een groot verschil. Verder mocht de minister van eiseres verwachten dat zij concreter en uitgebreider kon verklaren over haar relatie en meer inzicht had moeten geven in haar gedachten en gevoelens. Eiseres heeft dit in het gehoor opvolgende aanvraag weliswaar meer gedaan dan in eerdere gehoren, maar de minister heeft dit niet ten onrechte onvoldoende gevonden.

4.Zwaarwegendheid

4.1
Eiseres voert aan dat de minister de verkrachting geloofwaardig had moeten vinden. Eiseres is eerder blootgesteld aan vervolging of ernstige schade en daarom is sprake van omkering van de bewijslast in de zin van artikel 4, vierde lid, van de Kwalificatierichtlijn11. Ook voert eiseres aan dat zij als alleenstaande vrouw en vanwege haar Tutsi achtergrond heeft te vrezen voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer naar Congo.
4.2
De rechtbank heeft eerder in deze uitspraak overwogen dat de minister het asielrelaas van eiseres niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. Daarom kan geen sprake zijn van omkering van de bewijslast in de zin van artikel 4, vierde lid, van de Kwalificatierichtlijn, omdat eiseres eerder is blootgesteld aan seksueel geweld. Uit het Algemeen ambtsbericht Congo van oktober 2021 (ambtsbericht) blijkt weliswaar dat alleenstaande vrouwen een kwetsbare positie hebben in de Congolese samenleving12, maar de minister stelt terecht dat dit op zichzelf onvoldoende is om aan te nemen dat eiseres bij terugkeer naar Congo te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade. Alleenstaande vrouwen zijn niet aangemerkt als risicoprofiel in het landgebonden beleid van Congo en uit het ambtsbericht blijkt ook niet dat elke alleenstaande vrouw bij terugkeer heeft te vrezen voor seksueel geweld. Verder blijkt uit het ambtsbericht niet dat Tutsi’s in algemene zin te vrezen hebben voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer naar Congo.13 Omdat het asielrelaas van eiseres niet ten onrechte ongeloofwaardig is bevonden, ontbreken er individuele omstandigheden om de vrees bij terugkeer aannemelijk te maken. De minister stelt zich daarom terecht op het standpunt dat het niet aannemelijk is dat eiseres bij terugkeer naar Congo een gegronde vrees voor vervolging heeft of een reëel risico op ernstige schade loopt. Of eiseres al dan niet op dit moment een netwerk in Congo heeft, doet aan die conclusie niet af.

5.Vergoeding kosten iMMO-rapport

5.1
Eiseres heeft de rechtbank verzocht de minister te veroordelen in de kosten van het opstellen van het iMMO-rapport op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5.2
Op de zitting is met partijen besproken dat een dergelijk verzoek niet op grond van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb kan worden ingewilligd, omdat die bepaling alleen gaat over de in bezwaar, administratief beroep of beroep gemaakte kosten. De kosten voor het opstellen van het iMMO-rapport zijn gemaakt in de aanvraagfase. Aangezien eiseres bij de minister (in de aanvraagfase) een verzoek heeft ingediend om vergoeding van de kosten en hierop nog niet is beslist, zal de minister dit alsnog moeten doen.
Conclusie en gevolgen
De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. B.J. van Rossum, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
1. Uitspraak van 18 november 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:6130.
2 Uitspraak van de Afdeling van 10 februari 2017, zaaknummer 201609421/1/V2.
3 Uitspraak van 16 maart 2020, zaaknummer NL20.4667.
4 Uitspraak van de Afdeling van 15 april 2020, zaaknummer 202001959/2/V2.
5 Uitspraak van de Afdeling van 2 april 2025, ECLI:NL:RVS:1472.
6 Pagina 3 en 5 tot en met 7 van het voornemen.
7 Zie de uitspraak van de Afdeling van 7 december 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3615).
8 Uitspraak van de Afdeling van 2 april 2025, ECLI:NL:RVS:1472.
9 Pagina 8 van het aanvullend gehoor.
10 Pagina 11 van het gehoor opvolgende aanvraag.
11 Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011.
12 Pagina 78 van het ambtsbericht.
13 Pagina 66-67 van het ambtsbericht.
01 september 2025
Documentcode: [Documentcode]