ECLI:NL:RBDHA:2025:18245
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een opvolgende asielaanvraag van een Congolese vrouw op basis van ongeloofwaardigheid van haar verklaringen en herkomst
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 september 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Congolese vrouw die een opvolgende aanvraag om een verblijfsvergunning asiel heeft ingediend. De vrouw, geboren in 1988, heeft op 25 mei 2023 haar aanvraag ingediend, waarin zij stelt dat zij afkomstig is uit Congo en dat zij slachtoffer is van verkrachting en vervolging vanwege haar lesbische geaardheid. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 6 mei 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de vrouw haar herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank heeft het beroep van de vrouw op 15 augustus 2025 behandeld, waarbij zij de geloofwaardigheid van de verklaringen van de vrouw en de beoordeling van de minister heeft onderzocht. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat de herkomst van de vrouw ongeloofwaardig is, en dat de gestelde verkrachting en seksuele geaardheid ook ongeloofwaardig zijn. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende gemotiveerd heeft waarom de herkomst en de asielmotieven van de vrouw niet geloofwaardig zijn. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de vrouw geen recht heeft op een verblijfsvergunning asiel en geen proceskostenvergoeding ontvangt.