In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 september 2025 een beschikking gegeven in een procedure over voorlopige voorzieningen met betrekking tot partneralimentatie. De man, zonder bekende woon- en/of verblijfplaats, heeft op 7 juli 2025 een verzoek ingediend tot wijziging van de eerder vastgestelde partneralimentatie, die was vastgesteld op € 1.926,- bruto per maand. De man heeft zijn inkomen aanzienlijk zien dalen na zijn overstap van een zelfstandig ondernemerschap naar een loondienstverband, wat heeft geleid tot een bruto salaris van € 3.500,- per maand. De vrouw, die op een bekend adres woont, heeft verweer gevoerd tegen de wijziging van de alimentatie, stellende dat de man een vrijwillige inkomensdaling heeft ondergaan en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden.
De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het verzoek van de man beoordeeld en vastgesteld dat er inderdaad sprake is van een wijziging van omstandigheden, aangezien het inkomen van de man significant is gedaald. De rechtbank heeft de draagkracht van de man berekend en vastgesteld dat hij in staat is om een partneralimentatie van € 778,- per maand te betalen, met ingang van 1 juli 2025. De rechtbank heeft het verzoek van de man om de duur van de alimentatieverplichting te beperken afgewezen, omdat hiervoor geen wettelijke grondslag bestaat. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.