ECLI:NL:RBDHA:2025:1826

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
NL25.4155
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring van een Poolse vreemdeling

Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een Poolse vreemdeling. Eiser, geboren in 1987, heeft tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld, waarbij hij tevens schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft het onderzoek op 10 februari 2025 gesloten. De minister legde de maatregel van bewaring op omdat er een risico bestond dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken en de voorbereiding van zijn vertrek of uitzetting zou beletten. Eiser betwistte de zware gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen en voerde aan dat hij regelmatig contact had met de autoriteiten en dat hij in België familie had en geld. De rechtbank oordeelde echter dat de minister terecht de zware gronden aan de maatregel had verbonden, aangezien eiser geen rechtmatig verblijf had in Nederland en er een vertrekplicht bestond. Eiser stelde dat een lichter middel had moeten worden toegepast, maar de rechtbank oordeelde dat de minister voldoende had gemotiveerd dat dit niet mogelijk was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.4155

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 28 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1]
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft desgevraagd ingestemd met schriftelijke afdoening van het beroep. Op 10 februari 2025 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [datum] 1987 en heeft de Poolse nationaliteit.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en eiser de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Als zware gronden [2] zijn in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
  • 3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
En als lichte gronden [3] zijn in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser betwist zware grond 3b en alle lichte gronden. Hiertoe voert hij aan dat hij een verwijderingsbesluit heeft ontvangen, maar regelmatig met de autoriteiten in contact is geweest. Hij is sinds het verwijderingsbesluit van 12 juli 2024 namelijk wel acht keer in aanraking geweest met de politie. Verder is de lichte grond 4a geen zelfstandige grond en een herhaling van de motivering bij de zware gronden. Tot slot heeft hij verklaard in België familie te hebben en aldaar geld te hebben liggen, namelijk € 500,-.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in ieder geval terecht de zware gronden 3b en 3c aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd. Uit het verwijderingsbesluit van 12 juli 2024 volgt dat eiser geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland. Dit verwijderingsbesluit heeft nog steeds werking, zodat eiser melding heeft moeten maken van zijn onrechtmatig verblijf. Verder volgt uit dit verwijderingsbesluit een vertrekplicht. Deze gronden zijn voldoende om aan te nemen dat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken en hij de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. De gronden kunnen de maatregel van bewaring dragen. De overige gronden behoeven daarom geen bespreking meer.
Lichter middel
5. Verder voert eiser aan – zo begrijpt de rechtbank – dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel. Hij heeft namelijk verklaard dat hij € 500,- heeft en hiermee kan hij naar België gaan, waar hij ook verblijfsrecht heeft. Hiermee voldoet hij ook aan het verwijderingsbesluit van 12 juli 2024.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kan worden toegepast. Uit de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, volgt een risico op onttrekking aan het toezicht. Verder volgt uit het gehoor voorafgaand aan de maatregel van bewaring dat eiser de gestelde € 500,- niet bij zich heeft [4] , zodat niet is gebleken dat hij daarmee naar België zou kunnen reizen. Daarbij is niet onderbouwd dat hij in België rechtmatig verblijf heeft.
Ambtshalve toets
7. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 11 februari 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.Proces-verbaal van gehoor van 28 januari 2025, p. 3 van 6.