In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 september 2025 een beschikking gegeven in een ontkenningsprocedure van het vaderschap. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.J. Zennipman, heeft op 27 februari 2025 een verzoek ingediend tot ontkenning van het vaderschap van de man over hun minderjarige kind, geboren op [geboortedatum 1] 2021. De man, die zonder bekende woon- of verblijfplaats is, is opgeroepen voor een zitting, maar is niet verschenen. De bijzondere curator, mr. K. Moene, is benoemd om de minderjarige te vertegenwoordigen en heeft het verzoek van de vrouw ondersteund. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw en de man in 2016 zijn gehuwd, maar dat het huwelijk in 2022 is ontbonden. De vrouw heeft de Eritrese nationaliteit en de man heeft de Eritrese nationaliteit, terwijl de minderjarige ook de Eritrese nationaliteit heeft. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat dit niet binnen de wettelijke termijn van een jaar na de geboorte van het kind is ingediend. De bijzondere curator is echter wel ontvankelijk in zijn verzoek tot ontkenning van het vaderschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet de biologische vader is van de minderjarige, op basis van verklaringen van de moeder en de heer [naam], met wie de moeder een relatie heeft gehad. De rechtbank heeft het verzoek van de bijzondere curator toegewezen en de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd. Het verzoek tot uitvoerbaar bij voorraad is afgewezen, omdat de aard van de zaak zich daartegen verzet.