ECLI:NL:RBDHA:2025:18261
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Nigeriaanse eiser met internationale bescherming in Frankrijk en de beoordeling van het interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Nigeriaanse eiser en de minister van Asiel en Migratie. De eiser had op 1 mei 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de minister op 11 juli 2025 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 16 september 2025 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De eiser heeft verklaard dat hij in Frankrijk seksueel is misbruikt en bedreigd door de Nigeriaanse gemeenschap vanwege zijn genderidentiteit. De minister heeft de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat de eiser sinds 29 juni 2018 internationale bescherming in Frankrijk heeft.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft gesteld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank concludeert dat de minister niet gehouden was om nader onderzoek te verrichten naar de medische omstandigheden van de eiser, omdat de aanvraag niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.