ECLI:NL:RBDHA:2025:18271
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser wegens ongeloofwaardige identiteit en geen reëel risico op ernstige schade bij terugkeer
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 september 2025, wordt het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser had op 10 november 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 25 maart 2025 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als ongegrond. De rechtbank behandelt het beroep op 21 augustus 2025, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig zijn, maar eiser zelf niet verschijnt.
De rechtbank concludeert dat de identiteit van de eiser ongeloofwaardig is, omdat hij onvoldoende documenten heeft overgelegd om zijn identiteit te onderbouwen. Hoewel de rechtbank de asielmotieven van de eiser, zoals problemen na een auto-ongeluk, geloofwaardig acht, is er geen gegronde vrees voor vervolging bij terugkeer naar Algerije. De rechtbank stelt dat eiser zich kan wenden tot de Algerijnse autoriteiten voor bescherming, en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade.
De rechtbank oordeelt dat verweerder de asielaanvraag terecht heeft afgewezen en dat het beroep van eiser ongegrond is. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.