ECLI:NL:RBDHA:2025:18271

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 september 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.18312
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser wegens ongeloofwaardige identiteit en geen reëel risico op ernstige schade bij terugkeer

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 september 2025, wordt het beroep van een Algerijnse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser had op 10 november 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 25 maart 2025 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als ongegrond. De rechtbank behandelt het beroep op 21 augustus 2025, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig zijn, maar eiser zelf niet verschijnt.

De rechtbank concludeert dat de identiteit van de eiser ongeloofwaardig is, omdat hij onvoldoende documenten heeft overgelegd om zijn identiteit te onderbouwen. Hoewel de rechtbank de asielmotieven van de eiser, zoals problemen na een auto-ongeluk, geloofwaardig acht, is er geen gegronde vrees voor vervolging bij terugkeer naar Algerije. De rechtbank stelt dat eiser zich kan wenden tot de Algerijnse autoriteiten voor bescherming, en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade.

De rechtbank oordeelt dat verweerder de asielaanvraag terecht heeft afgewezen en dat het beroep van eiser ongegrond is. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.18312

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. T. Thissen),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. C.J. Orthmann).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 10 november 2024 een aanvraag voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 25 maart 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 21 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder. Eiser is, zonder voorafgaande mededeling, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
Eiser heeft de Algerijnse nationaliteit en stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 2005. Eiser heeft verklaard dat hij een ongeluk heeft gehad met de auto van zijn buurman die hij had geleend, terwijl hij niet in het bezit was van een rijbewijs Hierdoor moest eiser een schadevergoeding betalen aan zijn buurman, maar dat lukte hem niet. Vervolgens hebben eisers buurman en zijn vrienden hem met een mes neergestoken. Hierna is hij gevlucht naar zijn ouderlijk huis. Omdat eiser bang was dat hij gezocht zou worden, is hij naar Nederland gekomen. Eiser vreest bij terugkeer voor zijn leven, aangezien hij het geld nog niet heeft terugbetaald.
Het bestreden besluit
2. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens verweerder de volgende asielmotieven:
eisers identiteit, nationaliteit en herkomst; en
De problemen naar aanleiding van het auto-ongeluk.
3.1.
Verweerder vindt eisers nationaliteit en herkomst geloofwaardig, maar eisers identiteit niet. Eiser heeft onvoldoende documenten gegeven en heeft daarvoor geen goede verklaring [1] . De problemen van eiser naar aanleiding van het auto-ongeluk vindt verweerder ook geloofwaardig. Verweerder vindt echter dat eiser bij terugkeer geen gegronde vrees voor vervolging heeft als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag en geen reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM [2] . Bij terugkeer naar Algerije kan eiser namelijk bescherming krijgen van de Algerijnse autoriteiten.
Wat vindt eiser in beroep?
4. Allereerst vindt eiser dat verweerder in het bestreden besluit onvoldoende is ingegaan op wat in de zienswijze is aangevoerd. Ten onrechte heeft verweerder de identiteit ongeloofwaardig geacht, nu eiser in strafdetentie zat en daardoor niet in staat was zijn geboorteakte over te leggen en de overgelegde brochure hierover geen duidelijkheid bood. Het besluit is onzorgvuldig tot stand gekomen doordat verweerder heeft erkend dat niet is getoetst aan het binnenlandse beschermingsalternatief en dit ook in het bestreden besluit heeft nagelaten. Bij terugkeer bestaat er wel degelijk een reëel risico loopt op ernstige schade. Eiser kan zich namelijk niet kan wenden tot de Algerijnse autoriteiten voor bescherming, aangezien eiser zich dan blootstelt aan strafvervolging, omdat hij dan twee strafbare feiten moet toegeven.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Mocht verweerder eisers identiteit ongeloofwaardig vinden?
6. Eisers standpunt dat onvoldoende is gemotiveerd waarom eisers identiteit niet geloofwaardig wordt gevonden, volgt de rechtbank niet. Het is aan eiser om de door hem gestelde identiteit aannemelijk te maken dan wel te onderbouwen met originele identificerende documenten. Verweerder mocht van eiser verwachten dat hij pogingen had ondernomen om aan identificerende documenten te komen, nu eiser heeft verklaard dat zijn geboorteakte bij zijn moeder ligt en het mogelijk is om hieraan te komen. [3] Verweerder mocht daarbij betrekken dat eiser op het belang en de noodzaak van het overleggen van documenten is gewezen. Eisers standpunt dat niet is gecontroleerd of eiser de folders heeft gelezen of heeft begrepen, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft namelijk het belang van documenten ook uitgelegd tijdens de gehoren. [4] Verweerder mocht eisers identiteit dan ook ongeloofwaardig vinden.
Mocht verweerder vinden dat eiser geen reëel risico loopt op ernstige schade?
7. Verweerder mocht zich op het standpunt stellen dat eiser bij terugkeer geen reëel risico op ernstige schade loopt. Verweerder mocht vinden dat eiser zich tot de Algerijnse autoriteiten kan wenden, gezien er in Algerije over het algemeen bescherming wordt geboden. Verweerder mocht daarbij betrekken dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voor hem gevaarlijk zou zijn om bij de Algerijnse autoriteiten om bescherming te vragen. Eisers standpunt dat hij zich niet tot de Algerijnse autoriteiten kan wenden omdat hij zich dan blootstelt aan strafrechtelijke vervolging vanwege twee strafbare feiten, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiser zich ondanks dit toch tot de Algerijnse autoriteiten moet wenden voor bescherming. Verweerder heeft daarbij mogen betrekken dat het niet zeker is dat er een strafrechtelijke vervolging gaat plaatsvinden en er daarom sprake is van een onzekere toekomstige gebeurtenis. Verweerder is niet gehouden om daarvoor bescherming te bieden. Daarnaast heeft verweerder mogen tegenwerpen dat de omstandigheid dat de buurman eerder in de gevangenis is geweest vanwege mishandeling laat zien dat de Algerijnse autoriteiten bereid zijn om tegen de buurman op te treden.
7.1.
Eisers standpunt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat Moasker een binnenlands beschermingsalternatief voor eiser is, behoeft geen verdere bespreking. Verweerder heeft in het bestreden besluit en op zitting toegelicht dat dit punt uit het voornemen is komen te vervallen en dat aan eiser geen binnenlands beschermingsalternatief wordt tegengeworpen.

Conclusie en gevolgen

3. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder de asielaanvraag mocht afwijzen. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft.
4. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Smeets, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Vlassak, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 31, zesde lid, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Gehoorverslag nader gehoor, pagina 3.
4.Gehoorverslag aanmeldgehoor, pagina 5. Gehoorverslag nader gehoor, pagina 3 en 4.