5.3.Nu tussen partijen niet in geschil is dat de beslistermijn door verweerder is overschreden en pas na deze overschrijding een besluit op de aanvraag van eiser is gekomen, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser voor het beroep niet tijdig beslissen.
6. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit heeft ook betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij het besluit geheel aan het beroep tegemoet komt.Eiser kan zich niet verenigen met het genomen besluit. Verweerder is dan ook niet volledig aan het beroep van eiser tegemoet gekomen. Het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit is daarom van rechtswege ook gericht tegen het bestreden besluit. Eiser heeft tegen dit besluit vervolgens ook afzonderlijk beroep ingesteld (zaak met nummer NL25.31551). Dit laatste beroep zal de rechtbank wegens een gebrek aan belang niet-ontvankelijk verklaren.
7. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Dit doet zij aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Mocht verweerder eisers homoseksuele gerichtheid en de groei van eisers seksuele identiteit ongeloofwaardig vinden?
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eisers verklaringen over zijn homoseksuele gerichtheid en de groei van zijn seksuele identiteit niet geloofwaardig zijn bevonden. Hierbij is van belang dat de redenen die verweerder ten grondslag legt aan het standpunt dat eiser te algemeen en oppervlakkig dan wel bevreemdend heeft verklaard, niet zonder meer navolgbaar zijn.
9. De rechtbank stelt vast dat eiser uitgebreid en gedetailleerd heeft verklaard over het ontstaan van de relatie met [naam 1] en – bij doorvragen – verschillende elementen kan benoemen die de relatie persoonlijk en concreet maken.Verweerder heeft in het voornemen en het bestreden besluit niet duidelijk gemaakt waarom de verklaring van eiser ondanks deze individuele en concrete elementen desondanks te algemeen en oppervlakkig is bevonden. Eiser heeft verder op vragen naar de aard van zijn gevoelens eveneens concrete en persoonlijke verklaringen gegeven.Ook in dit verband is onvoldoende gemotiveerd waarom deze antwoorden geen blijk geven van een liefdesrelatie. Voor zover verweerder stelt dat eisers verklaringen over zijn gevoelens ontoereikend zijn, geldt daarnaast dat uit het bestreden besluit niet blijkt op welke wijze verweerder rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden en achtergrond van de vreemdeling (kort gezegd: het referentiekader). Nu uit het gehoor blijkt dat eiser moeite heeft met praten over zijn gevoelens, hetgeen eiser zelf ook meerdere keren heeft benoemd tijdens het gehooren verweerder erkent dat dit een aspect is dat onderdeel kan zijn van het referentiekader, had verweerder moeten motiveren op welke wijze dit is betrokken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van het relaas. De rechtbank verwijst hierbij ook naar vaste jurisprudentie van de Afdelingwaaruit volgt dat verweerder in alle individuele asielzaken een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling verricht, waarbij rekening hij rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden, achtergrond en leeftijd van de vreemdeling.
9. Het standpunt van verweerder dat eisers eerdere acceptatie van zijn seksuele gerichtheid maakt dat de gestelde identiteitsgroei daarna niet meer mogelijk is dan wel dat identiteitsgroei meer past bij een gebrek aan acceptatie, is evenmin zonder meer navolgbaar. Zelfacceptatie kan in zijn algemeenheid niet als een vastomlijnd of statisch gegeven worden beschouwd, waardoor niet valt in te zien dat vanaf het moment dat in enige mate van acceptatie sprake is minder aannemelijk is dat nog sprake kan zijn van identiteitsgroei.
10.  De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder niet zonder meer mocht tegenwerpen dat eisers verklaringen over zijn relatie met [naam 1] niet rijmen met de verklaringen over [naam 2] uit de vorige procedure. Eiser heeft in het gehoor verklaard dat de relatie met [naam 1] zijn eerste liefdesrelatie was in de zin van dat hij daar bewust en met verstand voor heeft gekozen.Dit is niet tegenstrijdig met de verklaringen van eiser dat hij eerder een liefdesrelatie heeft gehad met [naam 2] . Eiser heeft daarnaast op zitting toegelicht dat hij nu anders aan kijkt tegen de relatie met [naam 2] en dat dit juist inzicht biedt in de groei die eiser heeft doorgemaakt. Voor zover volgens verweerder sprake is van een tegenstrijdigheid tussen de verklaring van eiser en die van [naam 1] over het begin van de relatie, overweegt de rechtbank dat eiser op zitting een nadere toelichting heeft gegeven waarom [naam 1] en hij anders hebben verklaard over het begin van hun relatie. Zo heeft eiser uitgelegd dat hij [naam 1] voor het eerst heeft ontmoet in 2018, maar dat ze elkaar pas echt hebben leren kennen in 2022. Dit is volgens de rechtbank geen onlogische verklaring. De rechtbank is daarom van oordeel dat op dit punt niet zonder meer sprake is van een tegenstrijdigheid.
11. Voor zover verweerder zich beroept op het feit dat eiser eerder tegenstrijdig heeft verklaard over het al dan niet aangaan van een relatie met een vrouw, overweegt de rechtbank dat niet duidelijk is waarom die tegenstrijdigheid in deze procedure nog van belang is. Eiser heeft hier in de vorige procedure over verklaard. Daarnaast heeft eiser in het gehoor uitgelegd dat hij een relatie wilde uitproberen met een vrouw.
12. De rechtbank volgt voorts eisers standpunt dat verweerder te veel waarde lijkt te hechten aan het ontbreken van contacten met LHBTI-belangenorganisaties. Uit Werkinstructie 2017/7 volgt dat het geen vereiste is dat iemand contacten heeft gehad met anderen uit de LHBTI-gemeenschap.Daarnaast heeft eiser verklaard dat hij in het verleden wel heeft deelgenomen aan LHBTI-activiteiten en samen met zijn partner de Gaypride heeft bezocht. Tevens heeft eiser te kennen gegeven dat hij minder behoefte heeft aan contacten met LHBTI-organisaties, omdat hij nu een partner heeft. Niet valt in te zien waarom deze verklaringen afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van eiser.
13. Gelet op het voorgaande is het bestreden besluit ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank zal het daarom vernietigen voor zover het ziet op de afwijzing van eisers asielaanvraag en het daaraan gekoppelde inreisverbod wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Voor zover het bestreden besluit ziet op de door verweerder verbeurde dwangsommen, blijft het in stand.