ECLI:NL:RBDHA:2025:18275

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
09-177020-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval met meerdere daders en bewijsvoering op basis van DNA en telefoongesprekken

Op 30 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij een gewelddadige woningoverval in Den Haag op 6 december 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren op 2005, zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en diefstal met geweld. Tijdens de overval drongen vier gemaskerde mannen de woning binnen, bedreigden de bewoners met vuurwapens en dwongen hen tot de afgifte van waardevolle spullen, waaronder sieraden en autosleutels. De rechtbank heeft op basis van forensisch bewijs, waaronder DNA-sporen op een bivakmuts en afgeluisterde telefoongesprekken, de verdachte als een van de daders geïdentificeerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partijen, die gezamenlijk een bedrag van € 15.492,00 vorderden, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen en de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-177020-25
Datum uitspraak: 30 september 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2005 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd uit andere hoofde in het
Detentiecentrum [plaats 1] , [adres 2] , [postcode 2] [plaats 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 16 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.B. Schiphuis en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.G.W.M. Lut naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de verdachte vrij gesproken dient te worden van zowel feit 1 als feit 2.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in
bijlage IIopgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
In de nacht van 5 op 6 december 2024 heeft er een gewapende overval plaatsgevonden in een woning aan de [adres 3] in Den Haag. Bij die overval zijn er vier donker geklede personen met bivakmutsen en handschoenen binnengedrongen in de woning. Zij hebben de twee bewoners van de woning onder schot gehouden en bedreigd met vuurwapens, opdat zij hun waardevolle spullen zouden afgeven. De daders hebben uiteindelijk sieraden, mobiele telefoons en autosleutels uit de woning meegenomen, waarna zij zijn gevlucht. Eén van de daders is er met een auto van de bewoners vandoor gegaan. Door een oplettende buurtbewoner was de politie die nacht snel ter plaatse. Eén van de daders (medeverdachte [medeverdachte] , hierna: [medeverdachte] ) kon op heterdaad worden aangehouden. De overige daders zijn die nacht ontkomen. Na onderzoek door de politie zijn er uiteindelijk vijf personen als verdachten van de woningoverval aangemerkt, waaronder de verdachte. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of hij één van de daders van de overval is geweest.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte één van de daders is geweest en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De politie heeft na de overval rond de woning en op de vluchtroute van de daders meerdere goederen aangetroffen die gelinkt kunnen worden aan de overval. Zo is er in een afvalcontainer, waarin de dader die met de auto van de slachtoffers is gevlucht iets lijkt weg te gooien blijkens camerabeelden van die nacht, onder meer een bivakmuts aangetroffen. Op de randen van die bivakmuts is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen, waaronder een DNA-profiel dat overeenkomt met dat van de verdachte. Dit DNA-profiel is ongeveer 2 miljoen keer waarschijnlijker van de verdachte dan van een willekeurig ander persoon.
Het dossier bevat verder enkele belastende afgeluisterde telefoongesprekken die [medeverdachte] na zijn aanhouding heeft gevoerd vanuit de gevangenis. Zo wordt in een telefoongesprek op 24 december 2024 onder meer gesproken over het pakken van zeep uit de douche en het schrobben van de muren door ‘ [bijnaam 1] ’/‘ [bijnaam 2] ’, hetgeen bijnamen zijn van de verdachte. Uit onderzoek naar het netwerk van [medeverdachte] is gebleken dat hiermee enkel de verdachte, die een neef van [medeverdachte] is, kan zijn bedoeld. De in het telefoongesprek besproken feiten tonen sterke overeenkomsten met de situatie zoals die door de slachtoffers is geschetst in de aangifte. Zij hebben in hun huis namelijk een bloedvlek gezien, die volgens hen afkomstig moet zijn geweest van één van de daders. Ook melden zij dat zij sieraden missen uit de badkamer, zodat de daders daar ook moeten zijn geweest. Het in het telefoongesprek genoemde ‘schrobben’ kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden geïnterpreteerd dan het ‘wegschrobben’ van een bloedvlek van één van de daders tijdens de overval. De rechtbank gaat er voorts van uit dat er in voornoemd telefoongesprek door [medeverdachte] werd gesproken over de verdachte als zijnde ‘ [bijnaam 2] ’. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat [medeverdachte] enkele minuten na voornoemd telefoongesprek van 24 december 2024 belt met een telefoonnummer dat volgens de politie in gebruik is bij de verdachte. De persoon die opneemt, en waarvan de politie vermoedt dat dit de verdachte betreft, noemt [medeverdachte] direct een ‘ezel’ als hij merkt dat [medeverdachte] hem belt. Ook waarschuwt hij dat [medeverdachte] zijn mond moet houden. De rechtbank gaat ervan uit dat [medeverdachte] hier belt met de verdachte.
Ten slotte acht de rechtbank van belang dat de verdachte geen alibi heeft gegeven voor de nacht van de overval en zich ten aanzien van de feiten beroept op zijn zwijgrecht. Ook heeft de verdachte geen verklaring gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA-profiel op de bivakmuts.
Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte één van de daders van de overval is geweest. De rechtbank verwerpt het verweer strekkende tot vrijspraak.
De overtuiging van de rechtbank wordt versterkt door het gegeven dat uit het onderzoek is gebleken dat de verdachte op 7 december 2024, en dus een dag na de overval, een nieuwe telefoon in gebruik lijkt te hebben genomen, dat hij zijn telefoon op 26 december 2024, kort nadat hij door [medeverdachte] vanuit de gevangenis werd gebeld, heeft teruggezet naar de fabrieksinstellingen en dat hij, tot grote verbazing van zijn moeder, niet bij zijn neef [medeverdachte] op bezoek wilde gaan toen hij gedetineerd was. Dit doet vermoeden dat de verdachte iedere link met [medeverdachte] probeerde te vermijden.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij in op 6 december 2024 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever] en [aangeefster] heeft gedwongen tot de afgifte van
- meerdere autosleutels en
- meerdere sieraden en;
in elk geval enig goed, die geheel aan die [aangever] en [aangeefster] toebehoorden door
- met bivakmutsen en capuchons op wederrechtelijk de woning van die [aangever] en [aangeefster] binnen te dringen en
- [aangever] en [aangeefster] meerdere vuurwapens te tonen en deze vuurwapens op hun te richten en
- tegen [aangever] en [aangeefster] te zeggen:
We schieten niet als jullie meewerken en rustig blijven,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en,
- tegen [aangever] te schreeuwen dat hij de kluis moet openen;
2
hij op 6 december 2024 te ’s-Gravenhage omstreeks 00:45, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, uit een woning aan de [straatnaam 1] tezamen en in vereniging met anderen
- een autosleutel, en
- een auto, en
- meerdere telefoons,
in elk geval enig goed, die geheel aan [aangever] en [aangeefster] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [aangever] en [aangeefster] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- met bivakmutsen en capuchons op wederrechtelijk de woning van [aangever] en
[aangeefster] binnen te dringen en
- [aangever] en [aangeefster] meerdere vuurwapens te tonen en deze vuurwapens op hun te richten en
- tegen [aangever] en [aangeefster] te zeggen: “We schieten niet als jullie meewerken en rustig
blijven,” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- [aangever] te dwingen een kluis te openen,
waarbij de verdachten zich de toegang tot de woning hebben verschaft door middel van braak.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 6 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen straf opgelegd dient te krijgen gelet op de bepleite vrijspraak.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval waarbij diverse sieraden, autosleutels en een auto zijn weggenomen. De verdachte en zijn mededaders zijn rond middernacht vermomd met bivakmutsen de woning van de slachtoffers binnengedrongen en hebben vuurwapens aan de slachtoffers getoond en hen daarmee onder schot gehouden. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van een dergelijke gewelddadige beroving hier nog lange tijd zowel fysiek als geestelijk last van kunnen hebben. De overval is uitermate beangstigend geweest voor de slachtoffers, zoals ook blijkt uit de verklaringen van de slachtoffers, die ter terechtzitting zijn voorgedragen door hun advocaat. De slachtoffers moeten tijdens de overval doodsangsten hebben uitgestaan. De slachtoffers hebben er tot aan de dag van vandaag nog altijd last van en durfden volgens hun advocaat zelfs niet naar zitting te komen omdat zij bang zijn voor de confrontatie met de verdachte. Naast persoonlijk leed voor de slachtoffers leidt dit soort delicten ook tot maatschappelijke onrust en onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij, kennelijk in zijn zucht naar materieel gewin, volledig voorbij is gegaan aan de gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Strafblad en persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 6 september 2025 en constateert dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het retour-bericht van de reclassering van
26 mei 2025. Hierin staat vermeld dat de verdachte meerdere keren niet heeft gereageerd op uitnodigingen van de reclassering. Hierdoor heeft de reclassering de rechtbank niet kunnen adviseren. Ter terechtzitting heeft de verdachte wel iets los gelaten over zijn persoonlijke omstandigheden namelijk dat hij werk heeft, stage loopt voor zijn opleiding tot sociaal werker en dat de verdachte kort voor detentie een huurwoning heeft betrokken.
LOVS-oriëntatiepunten
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld bij een woningoverval, waarbij er sprake is van beperkt letsel dan wel bedreiging, een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. In dit geval acht de rechtbank strafverhogend dat er sprake is geweest van medeplegen, dat de overval plaatsvond op een laat tijdstip, dat sprake was van relatief op leeftijd zijnde slachtoffers en dat er wapens zijn getoond en door de verdachte en zijn mededaders bivakmutsen zijn gedragen. In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de jonge leeftijd van de verdachte.
De op te leggen straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.
Alles overwegende acht de rechtbank passend en geboden om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 4 jaren met aftrek van de tijd die hij heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis (geregistreerd onder parketnummer 09-082239-25 en parketnummer 09-177020-25).
Tenuitvoerlegging van die gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Geen contactverboden in de zin van 38v Sr
De advocaat van de slachtoffers heeft namens hen verzocht om contactverboden met de slachtoffers op te leggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De rechtbank ziet, evenals de officier van justitie, echter geen aanleiding om in dit geval een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen nu niet wordt voldaan aan de eisen van artikel 38v Sr.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[aangever] en [aangeefster] hebben zich tezamen als echtelieden als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces en vorderen gezamenlijk dat de verdachte hoofdelijk wordt veroordeeld tot het betalen aan hen van een schadevergoeding van
€ 15.492,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 9.759,00 aan materiële schade en € 5.733,00 aan immateriële schade. Verder vorderen de benadeelde partijen dat de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel oplegt.
Tot slot vorderen de benadeelde partijen een bedrag van € 812,00 aan proceskosten overeenkomstig het liquidatietarief kanton (2 punten) en een nog onbekend bedrag voor toekomstige proceskosten.
Mr. M.P. de Klerk, raadsman van de benadeelde partijen, heeft de vordering ter terechtzitting van 16 september 2025 nader toegelicht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en daarom geheel en hoofdelijk toegewezen kan worden, te vermeerderen met de wettelijke rente als ook de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden gelet op de bepleite vrijspraak.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materieel
De vordering is namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De rechtbank overweegt daartoe dat de waardes van de sieraden voldoende inzichtelijk zijn gemaakt door (kopieën van de) originele facturen en de berichtgeving van de verzekeraar Interpolis. De vordering is inhoudelijk ook niet betwist door de verdediging. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Immaterieel
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de aard en de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat voor de benadeelde partijen kan worden aangenomen dat zij ‘op andere wijze’ in de persoon zijn aangetast, zoals bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Dit kan aan de verdachte worden toegerekend. De rechtbank zal, gelet op de nu beschikbare onderbouwing van de vordering en vergelijkbare gevallen uit de rechtspraak, de immateriële schade van de benadeelde partijen op dit moment naar billijkheid vaststellen op € 2.866,50 per persoon en dus op een totaalbedrag aan immateriële schade van € 5.733,-.
Totaal
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van
€ 15.492,00, bestaande uit € 9.759,00 aan materiële schade en € 5.733,00 aan immateriële schade ten behoeve van [aangever] e/o [aangeefster] .
Rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 5 december 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op basis van het ‘Liquidatietarief rechtbank en gerechtshoven’ op € 812,00 (gebaseerd op 2 punten kanton ad € 406,00). Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de slachtoffers aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hen zijn toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 15.492,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 december 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [aangever] en [aangeefster] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 55, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van de feiten 1 en 2:
de eendaadse samenloop van
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
vier (4) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (parketnummer 09/082239-25 en parketnummer 09-177020-25), bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij [aangever] en [aangeefster] ;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 15.492,00, bestaande uit € 9.759,00 aan materiële schade en € 5.733,00 aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 december 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [aangever] en [aangeefster] ;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, thans begroot op € 812,00, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 15.492,00, bestaande uit € 9.759,00 aan materiële schade en € 5.733,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 december 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever] en [aangeefster] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 107 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.L. Harmsen, voorzitter,
mr. L. Amperse, rechter,
mr. S.S. Buisman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Loohuis, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 september 2025.
bijlage I
Tekst tenlastelegging
1
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2024 tot en met 6 december 2024 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] en/of [aangeefster] heeft gedwongen tot de afgifte van- een of meerdere horloges en/of- een of meerdere autosleutels en/of- een of meerdere auto’s en/of- een of meerdere sieraden en/of- een of meerdere telefoons en/of- geld en/of- een kluis,in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [aangever] en/of [aangeefster] en/of een derde toebehoorde(n) door- met bivakmuts(en) en/of capuchon(s) op wederrechtelijk de woning van die [aangever] en/of [aangeefster] binnen te dringen en/of- [aangever] en/of [aangeefster] één of meerdere vuurwapens te tonen en/of deze vuurwapens op hun te richten en/of- tegen [aangever] en/of [aangeefster] te zeggen:
We schieten niet als jullie meewerken en rustig blijven, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of- tegen [aangever] te schreeuwen dat hij de kluis moet openen;
2
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2024 tot en met 6 december 2024 te ’s-Gravenhage omstreeks 00:45, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, uit een woning aan de [straatnaam 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
- een of meerdere horloges en/of
- een of meerdere autosleutels en/of
- een of meerdere auto’s en/of
- een of meerdere sieraden en/of
- een of meerdere telefoons en/of
- geld en/of
- een kluis,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] en/of [aangeefster] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever] en/of [aangeefster] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met bivakmuts(en) en/of capuchon(s) op wederrechtelijk de woning van [aangever] en/of
[aangeefster] binnen te dringen en/of
- [aangever] en/of [aangeefster] één of meerdere vuurwapens te tonen en/of deze vuurwapens op hun te richten en/of
- tegen [aangever] en/of [aangeefster] te zeggen: “We schieten niet als jullie meewerken en rustig
blijven,” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- [aangever] en/of [aangeefster] te dwingen een kluis te openen, waarbij de verdachte(n) zich de toegang tot de woning heeft/hebben verschaft door middel van braak.
bijlage II
Bewijsmiddelenoverzicht
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024393623, van de politie eenheid Den Haag.
-
Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] , opgemaakt op 6 december 2024, voor zover inhoudende (p. 10-12):
Ik zat op 6 december 2024 samen met mijn man tv te kijken op de bank in de woonkamer van onze woning aan de [adres 3] in Den Haag. Ik hoorde een hard geluid vanaf de bovenverdieping vandaan komen. Ik herkende het geluid als gerinkel en gebonk. Toen ik vanuit de woonkamer in de hal keek zag ik mannen van de trap vanaf de bovenverdieping naar beneden komen lopen. Ik zag dat de mannen meerdere wapens hadden. Ik hoorde dat een van de mannen zei dat ons niks zou overkomen als ik mee zou werken en niet zou gaan gillen. Ik heb mijn ring afgegeven. Ik hoorde dat één van de mannen tegen mij zei: ‘ik doe u niks aan als u maar rustig blijft’. Ik hoorde dat één van de mannen zei dat ik mijn armbanden moest afgeven. Ik dacht dat ik 4 personen van de trap af zag lopen. De man richtte het vuurwapen op mij. Ik heb een ring en twee armbanden af moeten geven. Ik hoorde dat de personen tegen mij zeiden ‘telefoon telefoon’. De man heeft de telefoon van het tafeltje gepakt.
-
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] , opgemaakt op 6 december 2024, voor zover inhoudende (p. 15-18):
Op vrijdag 6 december 2024 hoorde ik op de bovenverdieping enorm glasgerinkel. Ik zag dat er drie gewapende mannen de trap af kwamen rennen. De mannen waren in het zwart gekleed. Ze droegen een zwarte capuchon en daaronder een bivakmuts. Ik denk dat ze allemaal handschoenen aan hadden. Ik zag dat de mannen hun vuurwapens op mij en mijn vrouw richtten. De mannen zeiden dat ze niet zouden schieten als wij mee zouden werken. De mannen zeiden dat ze onze sieraden moesten hebben. Daarna begonnen ze over de autosleutels. Ik heb een kistje op de aanrecht in de keuken. In dat kistje zitten meerdere autosleutels van onze auto’s. Ik heb uit dat kistje de Audi-sleutels gegeven van onze E-Tron. Twee mannen liepen naar buiten en kwamen vervolgens weer terug. Daarna wilden ze de sleutels van de Mercedes C220 cabrio hebben. Ook pakten ze de sleutels van de auto van mijn vrouw een Mini Cooper S cabrio. De man die naast mij stond schreeuwde naar mij waar de kluis was. Ik heb hem toen meegenomen naar mijn kantoor op de begane grond waar de kluis stond. De mannen richtte beide hun vuurwapen op mij en schreeuwden dat ik de kluis moest openen. Ik voelde mij bedreigd en ik vond deze situatie zeer angstig. De mannen zijn 10 a 15 minuten in de woning geweest. Ik zag dat de Mercedes C220 weggenomen was en de drie autosleutels. Ik hoorde dat mijn vrouw haar ring en armbanden af moest doen. Ik zag op de salontafel een gouden armband. Die is ook meegenomen. Onze telefoon is ook weggenomen. Dat was een Apple iPhone 11, zilver van kleur met een zwart hoesje. Mijn vrouw heeft dezelfde telefoon. Ik zag op de muur bij de deurpost van mijn kantoor bloed. Ik weet dat dit er niet zat voor het incident. Ik heb zelf geen bloed en mijn vrouw ook niet. Ik weet zeker dat dit afkomstig is van één van de mannen.
-
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 6 december 2024, voor zover inhoudende (p. 68):
Wij zagen in de container diverse zakken liggen met grofvuil en bouwafval. Wij zagen
aan de hoge achterkant van de container naast een grote zak met vuil een zwart stuk
stof liggen. Toen wij dit stuk stof van dichtbij bekeken zagen wij dat het een zwarte
bivakmuts betrof.
Goednummer: PL1500-2024393623-3246377
Bij zonderheden: Bivakmuts aangetroffen in bouw vuilcontainer.
-
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , opgemaakt op 6 december 2024, voor zover inhoudende (p. 81-82):
Mijn partner en ik werden ’s-nachts rond 00:15 uur wakker van glasgerinkel. Ik deed mijn gordijn opzij en keek direct naar rechts en keek naar de woning aan de [adres 3] . Ik zag iemand naar binnen stappen. Diegene droeg zwarte kleding. Ik zag in totaal drie personen die uit het raam stapten en over het platte dak renden. Ze hadden zwarte handschoenen aan en zwarte bedekking op hun hoofd. Ik zag ze vervolgens wegrennen in een steeg richting de [straatnaam 2] , sowieso twee van de drie.
-
Het proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte] , opgemaakt op 6 december 2024, voor zover inhoudende (p. 85):
Op vrijdag 6 december 2024 om 00:26 uur hield ik verbalisant aan [medeverdachte] op de locatie ter hoogte van [adres 4] te Den Haag op verdenking van gekwalificeerde diefstal uit een woning.
-
Het geschrift, te weten het rapport van 19 mei 2025 inzake DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval in ’s-Gravenhage op 6 december 2024, voor zover inhoudende (p. 190-193 Forensisch deel B):
[afbeelding verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]
-
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 8 juni 2025, voor zover inhoudende (p. 473-482, inclusief bijlage p. 483):
In de nacht van donderdag 5 op vrijdag 6 december 2024 vond aan de [adres 3] te Den Haag een woningoverval plaats. Daarbij vluchtten vier verdachten- drie te voet en een (1) met een personenauto van de slachtoffers. Op 6 december 2024 - na de woningoverval- werd in een bouwcontainer aan de Boomaweg te Den Haag een bivakmuts aangetroffen. Uit forensisch onderzoek bleek dat hierop het DNA aanwezig was van verdachte [verdachte] . Gedurende het onderzoek bleek dat een verdachte, tijdens dan wel zeer kort voor het arriveren van de politie, gevlucht was met de Mercedes-Benz personenauto- voorzien van Frans kenteken van de slachtoffers. Deze personenauto werd op vrijdag 6 december 2024 omstreeks 00.35 uur door de politie aangetroffen in een parkeervak op de Sigrid Undsetlaan, ter hoogte van perceelnummer [nummer 1] te Den Haag. De motor draaide nog, de ramen stonden open en er brandde licht in het voertuig. Op de camerabeelden is te zien dat de weggenomen personenauto achterwaarts en in één (1) haastige beweging 'fileparkeert', voor de Sigrid Undsetlaan ter hoogte van perceelnummer [nummer 1] . Vanaf de bestuurderszijde van de personenauto rent een persoon weg in de richting van de T
splitsing van de Sigrid Undsetlaan en de Thomas Mannsingel. De lichten van de personenauto blijven branden. Er is geen andere beweging bij de personenauto te zien.
Ook de bewoner van de woning aan de [adres 5] bekeek zijn camerabeelden. Op één van zijn camerabeelden was volgens de bewoner te zien dat een verdacht persoon op 6 december 2024 om 00.26 uur iets in een bouwcontainer zou hebben gegooid. Deze bouwcontainer stond op dat moment voor een woning in aanbouw met perceelnummer [nummer 2] staan. Hierover informeerde hij de politie. Naar aanleiding van deze informatie werd deze bouwcontainer op 6 december 2024 omstreeks 20.00 uur bekeken. In de container werd een bivakmuts aangetroffen, welke in beslag werd genomen voor forensisch onderzoek. Buiten de bivakmuts werd enkel bouwafval in de container waargenomen. Op dinsdag 10 juni 2025 vroeg ik, verbalisant, aan hoofdagent van politie [naam 1] de camerabeelden van de [adres 5] te bekijken. [naam 1] was één (1) van de politieambtenaren die de bivakmuts in beslag had genomen. Ik vroeg hem of de met rood
omcirkelde container de bouwcontainer was waar hij de bivakmuts aantrof. Ik hoorde hem zeggen dat het inderdaad om deze bouwcontainer ging.
In de tijdspanne blijkt uit dit proces-verbaal het volgende: Op vrijdag 6 december 2024, om:
- 00.23 uur: Politieambtenaren arriveren bij de [adres 3] , waar zij een toeterende auto horen en drie personen zien wegrennen- waarna blijkt dat door een vierde persoon de Mercedes Benz van de slachtoffers is weggenomen;
- 00.23- 00.25 uur (vermoedelijk): De Mercedes-Benz komt aanrijden over de Sigrid Undsetlaan globaal uit de richting van de [straatnaam 1] . De bestuurder parkeert haastig- hij laat de motor draaien, ruiten openstaan en verlichting branden- op de Sigrid Undsetlaan ter hoogte van perceelnummer [nummer 1] . De bestuurder stapt uit en rent naar de T-splitsing van de Sigrid Undsetlaan met de Boomaweg. De persoon rent bij de splitsing linksaf de Boomaweg op, richting de [adres 6] (aflopende perceelnummers);
- 00.26.02 uur: De persoon passeert de woning aan de [adres 7] ;
- 00.26.07 uur: De persoon loopt langs een bouwcontainer voor een woning aan de [adres 8] , beweegt naar deze container en beweegt zijn rechterarm boven dan wel in de container;
- 00.27.01 uur: De persoon steekt de straat ter hoogte van de woning aan de [adres 9] schuin over en verdwijnt in de bosschages;
-01.06.05 uur: De persoon komt weer uit de bosschages, loopt de Boomaweg verder af en passeert daarbij in ieder geval de perceelnummers [nummer 3] en [nummer 4] .
Resumé
Uit het hiervoor beschreven onderzoek bleek kort en zakelijk weergegeven dat:
- Een verdachte de Mercedes-Benz personenauto van de bewoners van de [adres 3] te Den Haag vlak voor of ten tijde van het arriveren van de politie op 6 december 2024 omstreeks 00.23 uur wegnam en daarmee vluchtte;
- Deze persoon deze personenauto op 6 december 2024- vermoedelijk minuten na aankomst van de politie- haastig parkeerde in een parkeervak voor de woning aan de [adres 10] ;
- Deze persoon daarbij de motor liet draaien, de ramen open liet staan en het licht liet branden;
- Deze persoon van de personenauto wegrende, via de Sigrid Undsetlaan de Boomaweg in;
- Een persoon op 6 december 2024 om 00.26.02 uur langs de woning aan de [adres 7] liep;
- Deze persoon voor een op dat moment in aanbouw zijnde woning aan de [adres 8] iets in een bouwcontainer achterliet;
- Deze persoon vervolgens verder liep en daarbij de [adres 5] passeerde;
- Er op 6 december 2024 omstreeks 20.00 uur door de politie een bivakmuts- en verder enkel bouwafval- in de bouwcontainer werd aangetroffen;
- Deze bivakmuts werd in beslag genomen voor forensisch onderzoek, waarna bleek dat hierop DNA van verdachte [verdachte] aanwezig was. Gezien al het voorgaande acht het onderzoeksteam het aannemelijk dat verdachte [verdachte] degene was die de personenauto van de slachtoffers wegnam en hiermee vluchtte.
-
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 februari 2025, voor zover inhoudende (p. 257-263, inclusief bijlage p. 483):
Op 24 december 2024 werd verdachte [medeverdachte] geplaatst in de penitentiaire inrichting in [plaats 2] . Daar beschikte hij over een telefoon waarmee hij, vanuit de inrichting, vrij kon bellen. Deze gesprekken werden door het onderzoeksteam beluisterd. Daarbij viel een reeks telefoongesprekken op, geduid als:
- Gesprek 1: Gevoerd op 24 december 2024 om 17.32 uur, tegencontact: [telefoonnummer 1] ;
- Gesprek 2: Gevoerd op 24 december 2024 om 17.36 uur, tegencontact: [telefoonnummer 2] ;
- Gesprek 3: Gevoerd op 24 december 2024 om 20.10 uur, tegencontact: [telefoonnummer 1] ;
- Gesprek 4: Gevoerd op 24 december 2024 om 20.12 uur, tegencontact: [telefoonnummer 1] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] is vermoedelijk in gebruik bij [naam 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2006. Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] is vermoedelijk in gebruik bij [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 2005.
Conclusie
Het onderzoeksteam vermoedt dat [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 2005, betrokken was bij de woningoverval aan de [adres 3] te 's-Gravenhage op 06 december 2024, gezien:
Algemeen
  • Verdachte [medeverdachte] in de gesprekken 1, 3 en 4 met zijn tegencontact [telefoonnummer 1] (vermoedelijk [naam 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2006) consistent spreekt over een persoon die hij aanduidt met 'die andere';
  • Het tegencontact [telefoonnummer 1] pas na een denkmoment lijkt te realiseren wie [medeverdachte] met ‘die andere’ bedoelt, wat doet vermoeden dat deze aanduiding geen gangbare bijnaam is;
  • Zijn tegencontact [telefoonnummer 1] in gesprek 1 het telefoonnummer van ‘die andere’ verstrekt, namelijk: (eindigend op) [telefoonnummer 2] ;
  • Uit de politiesystemen blijkt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] zowel in 2023 als in 2025 in gebruik was bij [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 2005;
  • Het onderzoeksteam bevreemdt dat consistent de aanduiding ‘die andere’ voor, vermoedelijk, [verdachte] wordt gebruikt, gezien ertussen [medeverdachte] en zowel [naam 2] als [verdachte] warme, familiaire en vriendschappelijke verhoudingen zijn, wat blijkt uit het feit dat:
- [naam 2] en [verdachte] broers zijn en beide neven zijn van Noussair [medeverdachte] ;
- [naam 2] , [verdachte] en Noussair [medeverdachte] op 12 november 2023 werden geïdentificeerd als drie van vijf werknemers van de horecagelegenheid [bedrijfsnaam] , gevestigd in Den Haag;
- [medeverdachte] en zijn tegencontacten [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] (overwegend) vrolijk en zeer vriendschappelijk met elkaar spreken.
Gesprek 1
  • [medeverdachte] ‘die ander’ - vermoedelijk [verdachte] - lovend omschrijft als ‘de realest’ en ‘een machine, daarbinnen’;
  • Er mogelijk over een strafbaar feit wordt gesproken, gezien [medeverdachte] aan het einde van gesprek 1 benoemt dat het onderwerp 'via hier’ - vermoedelijk doelend op de telefoonlijn van de penitentiaire inrichting - niet besproken moet worden;
  • Het tegencontact [telefoonnummer 1] over specifieke kennis lijkt te beschikken: hij heeft ‘verhalen’, ‘parra shit' gehoord, stelt dat iemand ‘zich heeft opgeofferd' en lijkt te verifiëren of er 'een beetje schoongemaakt is’;
  • Zowel [medeverdachte] als zijn tegencontact [telefoonnummer 1] verhullende bewoordingen lijken te gebruiken voor de locatie waarover ze spreken - namelijk: “ook in, zeg maar, daarbinnen ook” en “een beetje schoongemaakt daar”:
  • [medeverdachte] in relatie tot het schoonmaken noemt dat 'hij' - vermoedelijk doelend op 'die ander’ - naar de douche is gelopen en shampoo heeft gepakt;
  • [medeverdachte] 'rappend’ zegt: “Schrobben, daar rollen we ze daar schrobben we” - waarbij het onderzoeksteam rekening houdt met de mogelijkheid dat met ‘ze rollen’ gedoeld wordt op een diefstal dan wel beroving en met ‘we schrobben’ op het wegmaken van sporen;
  • Het tegencontact [telefoonnummer 1] als reactie op de bovenstaande ‘rapzin’ zegt dat [medeverdachte] dom is en vervolgens spreekt over 'het dikste bewijs'.
Gesprek 2
  • [medeverdachte] direct na het gesprek met tegencontact [telefoonnummer 1] naar het dan verkregen telefoonnummer [telefoonnummer 2] vermoedelijk in gebruik bij [verdachte] - belt;
  • Het tegencontact [telefoonnummer 2] boos en geïrriteerd lijkt te reageren als hij hoort dat het [medeverdachte] is die hem belt. [telefoonnummer 2] lijkt aan te geven dat hij het 'dom' en onbegrijpelijk vindt dat [medeverdachte] belt, wat blijkt uit zijn reacties: “Ewa wat bel jij aghyur (berbers voor 'ezel')?”, “Neef, niet zo toch. Wat is met jou man?”, “Wollah ben je dom!?” en “Houd je kankerbek.” wat in in contrast tot de veelal positieve en enthousiaste reacties van de andere tegencontacten die [medeverdachte] op 24 december 2025 belt;
  • Als de gesprekstoon gemoedelijker is geworden zowel [medeverdachte] als het tegencontact [telefoonnummer 2] aangeven elkaars beste vrienden te zijn;
  • [medeverdachte] lijkt te refereren naar een moment in het verleden als hij zegt: “En toen ik binnenzat, je weet toch toen ik binnenzat.” en vervolgt: “Ik dacht alleen maar aan jou, wollah, alleen maar.” waarop [telefoonnummer 2] reageert: “Ik dacht wollah neef ik voelde mij kankerslecht man.” - waarbij het onderzoeksteam het mogelijk acht dat hier gesproken wordt over het moment van aanhouding van [medeverdachte] op 06 december 2024 en dat, gezien de reactie, [telefoonnummer 2] kort na de aanhouding daar kennis van kreeg.
Gesprekken 3 en 4
  • Als [medeverdachte] opnieuw met [telefoonnummer 1] spreekt, de telefoon van zijn tegencontact op luidspreker blijkt te staan en de moeder van het tegencontact op afstand blijkt mee te luisteren;
  • [medeverdachte] impliciet aan [telefoonnummer 1] lijkt te vragen om ervoor te zorgen dat niemand meeluistert;
  • [medeverdachte] aan [telefoonnummer 1] - als niemand meeluistert - vraagt of de moeder van [telefoonnummer 1] het weet van 'die ander’ - vermoedelijk doelend op [verdachte] , haar zoon - waarop [telefoonnummer 1] kort met ‘nee’ reageert;
  • De eerst daaropvolgende vraag van [medeverdachte] is of ze - de moeder van [telefoonnummer 1] - het wel van hem - [medeverdachte] - weet. Het tegencontact [telefoonnummer 1] bevestigt dit. Dit doet het onderzoeksteam vermoeden dat 'het weten’ (in beide vragen) ziet op het (strafbare) feit waarvan [medeverdachte] verdacht wordt.
-
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 21 februari 2025, voor zover inhoudende (p. 264-269):
Op 24 december 2024 werd verdachte [medeverdachte] geplaatst in de penitentiaire inrichting in [plaats 2] . Daar beschikte hij over een telefoon waarmee hij, vanuit de inrichting, vrij kon bellen. Deze gesprekken werden door het onderzoeksteam beluisterd.
Naast deze gesprekken vielen nog eens twee gesprekken op waarvan het onderzoeksteam vermoedt dat daarin over de overval aan de [adres 3] wordt gesproken, geduid als:
Gesprek 5: Gevoerd op 24 december 2024 om 17.09 uur, tegencontact: [telefoonnummer 3] ;
Gesprek 6: Gevoerd op 24 december 2024 om 18.50 uur, tegencontact: [telefoonnummer 3]
Gesprek 5 (Duiding)
Het onderzoeksteam vermoedt dat in gesprek 5 gesproken wordt over de overval aan de
[adres 3] te 's-Gravenhage, in de nacht van 5 op 6 december 2024. [medeverdachte] refereert in het gesprek met [naam 3] aan het moment dat hij werd gepakt. Uit het
verdere van gesprek 5 blijkt dat dit ziet op een aanhouding door de politie. De volgende elementen doen vermoeden dat het gaat over de voornoemde overval:
  • Er wordt gesproken over ‘de Uithof - een parkeerplaats waar vlak na de overval de auto van de moeder van [medeverdachte] met daarin een identiteitskaart van verdachte [naam 4] werd aangetroffen;
  • Er wordt gesproken over dat personen zijn gaan rennen - bij de voornoemde overval zijn de verdachten gevlucht en achtervolgd;
  • [medeverdachte] geeft aan dat ‘ [naam 5] ’ (fonetisch) naast hem in de sloot is gesprongen - [medeverdachte] werd nabij een sloot aangetroffen en aangehouden;
  • Er wordt gesproken over ‘die osso’ - straattaal voor 'dat huis’; de voornoemde overval vond in een woning plaats.
Het gesprek wordt inhoudelijk door het onderzoeksteam als volgt geduid:
[medeverdachte] benoemt dat er 'gezeik’ was in 'dat huis’. [telefoonnummer 3] blijkt verhalen te hebben gehoord, onder meer dat ‘ [bijnaam 3] ' - vermoedelijk de bijnaam van verdachte [naam 4] , onderbouwd in proces-verbaal van bevindingen DH2R024106-101 - onder een trampoline is gaan liggen en zag dat Ilias, met achter hem politieagenten, zag voorbijrennen. [medeverdachte] lijkt dat niet geweten te hebben. Vervolgens brengt [medeverdachte] ene ‘ [naam 5] ’ (fonetisch) ter sprake. [medeverdachte] benoemt dat deze persoon naast hem in de sloot was gesprongen. Dan lijkt [medeverdachte] terug te komen op het 'gezeik’ in de woning. [medeverdachte] lijkt te refereren naar een persoon als hij vraagt: “Je weet toch ' [bijnaam 1] '”? Later, maar binnen dezelfde context, lijkt [medeverdachte] dezelfde persoon aan te duiden met ‘ [bijnaam 2] ’ (fonetisch). [medeverdachte] benoemt meerdere keren dat hij ‘in die osso (in dat huis)’ gebloed heeft; hij lijkt zichzelf aan glas gesneden te hebben. Kennelijk zit er bloed aan een muur. [medeverdachte] geeft dan bij de medeverdachten aan dat hij bloedt dan wel gebloed heeft en vraagt om hulp. [medeverdachte] ziet vervolgens dat ‘ [bijnaam 2] ’ ‘de douche’ in rent en ‘die zeep’ pakt. [medeverdachte] lijkt aan te geven samen met [bijnaam 2] ‘fully’ schoon te hebben gemaakt. Daarbij heeft [medeverdachte] met zijn jas de muur 'geschrobd’, zodanig dat de muurverf op zijn jas zat. Vrijwel direct daaropvolgend lijkt [medeverdachte] te zeggen dat er via de telefoonlijn vanuit de penitentiaire inrichting niet over het voorgaande moet worden gesproken.
Gezien de geduide gesprekken 5 en 6 vermoedt het onderzoeksteam, concluderend, dat:
- Er in beide gesprekken gesproken wordt over de woningoverval aan de [adres 3] te 's-Gravenhage, gepleegd in de nacht van 5 op 6 december 2024;
- [medeverdachte] zich in de woning waar de overval plaatsvond sneed aan glas en daardoor
bloedde, waardoor dit bloed aan een muur in de woning zat;
- ‘ [bijnaam 1] ’ - later in hetzelfde gesprek ‘ [bijnaam 2] ’ (fonetisch) genoemd - na van [medeverdachte] gehoord te hebben dat hij bloedde dan wel gebloed had, ‘die douche in rende’ en zeep dan wel shampoo pakte;
- ‘ [bijnaam 1] ’ - later in hetzelfde gesprek ‘ [bijnaam 2] ’ (fonetisch) genoemd - na het pakken van shampoo of zeep, samen met [medeverdachte] de 'bebloede’ muur ‘fully’ schoonmaakte en daarvoor de jas van [medeverdachte] gebruikten waardoor daar kennelijk muurverf op terecht kwam.
-
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 februari 2025, voor zover inhoudende (p. 231):
De op heterdaad aangehouden verdachte betreft: Noussair [medeverdachte] . Ten behoeve van het opsporingsonderzoek werden de teliogesprekken van [medeverdachte] gevorderd en verkregen. Ten behoeve van het opsporingsonderzoek werden de teliogesprekken van [medeverdachte] gevorderd en verkregen. In verschillende telefoongesprekken word gesproken over het incident. Hierin word, onder andere, gesproken over het feit dat iemand iets heeft schoongemaakt in de badkamer met shampoo. Uit de gesprekken vanuit de teliotap ontstond het vermoeden dat de verdachten zich in de badkamer van de woning hadden bevonden. Hierom werd contact opgenomen met aangevers [aangever] en [aangeefster] . Ik vroeg [aangever] of hij ten tijde van de overval heeft gehoord dat de verdachten zich in de badkamer hebben bevonden. Ik hoorde [aangeefster] zeggen dat zij weet dat de verdachten wél in de badkamer zijn geweest omdat een van haar ringen in de badkamer lag en dat die is meegenomen.
-
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 april 2025, voor zover inhoudende (p. 388-390):
Concluderend vermoedt het onderzoeksteam dat “ [bijnaam 2] ” een gangbare aanduiding is voor verdachte [verdachte] , gezien:
• De aanduiding “ [bijnaam 2] ” in tenminste drie gesprekken wordt gebruikt om verdachte M.
Bouchahbar aan te spreken, met als bijzonderheid dat:
o De aanduiding “ [bijnaam 2] ” vermoedelijk wordt gebruikt door zijn eigen moeder als zus
- personen die gezien de familiaire band nauw verbonden zijn aan [verdachte] ;
o De aanduiding “ [bijnaam 2] ” vermoedelijk gebruikt wordt door [naam 6] - een
vermoedelijke vriend en (oud)collega van [verdachte] . En dat [naam 6] tevens
een relatie heeft tot verdachte [medeverdachte] .
-
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 3 juli 2025, voor zover inhoudende (p. 642-650):
Op 24 december 2024 werd verdachte [medeverdachte] gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting (PI) in [plaats 2] . Zijn telecommunicatie werd opgenomen en door het onderzoeksteam afgeluisterd. In gesprekken met [naam 2] (een neef) en [naam 3] (een vriend) spreekt verdachte [medeverdachte] aanvankelijk over ‘ [bijnaam 1] ’ en kort daarna over ‘ [bijnaam 2] ’ (fonetisch). Deze [bijnaam 2] zou, kort samengevat, ‘in die osso’, samen met [medeverdachte] , bloed van een muur hebben geschrobd. Vermoedelijk heeft dit gesprek betrekking op de woningoverval. Op basis van meerdere bevindingen vermoedt het onderzoeksteam dat met [bijnaam 2] gedoeld wordt op [verdachte] , die in dit opsporingsonderzoek als verdachte is aangemerkt en aangehouden. Uit het onderzoek naar een in de slaapkamer van verdachte [verdachte] aangetroffen mobiele telefoon bleek dat hij structureel en veelvuldig bij de naam ‘ [bijnaam 2] ’ dan wel ‘ [bijnaam 2] ’ wordt aangesproken. Ook bleek dat de (bij)naam ' [bijnaam 2] ’ (of een variant daarop) niet per definitie voor alle personen met de naam [naam 7] wordt gebruikt. Het onderzoeksteam acht het (zeer) onwaarschijnlijk dat door verdachte [medeverdachte] met de ‘schoonmakende [bijnaam 2] ’ gedoeld werd op de uit Frankrijk afkomstige [naam 8] .
-
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 juli 2025, voor zover inhoudende (p. 615-635):
Verdachte [verdachte] werd op donderdag 3 april 2025 buiten heterdaad aangehouden in de woning aan de [adres 11] te 's-Gravenhage. In de slaapkamer waar hij zich op dat moment bevond werden twee mobiele telefoons aangetroffen - waaronder een Apple I phone 13 Pro. Uit het onderzoek blijkt, kort en zakelijk weergegeven dat:
• In algemene zin:
o De mobiele telefoon op 26 december 2024 om 18.04 uur naar fabrieksinstellingen is teruggezet, waarmee vermoedelijk veel data verloren is gegaan;
o De afbeeldingen, zelf gemaakt of ontvangen vóór 26 december 2024, (deels) hersteld lijken te zijn vanuit een online opslagomgeving (iCloud).
• Ten aanzien van het duurzame gebruik:
o Verdachte [verdachte] zeer vermoedelijk de duurzame gebruiker was van de mobiele telefoon.
• Ten aanzien van de aanduiding ‘ [bijnaam 1] ’:
o Er vanaf de mobiele telefoon was ingelogd op een afzonderlijke Instagram-, Tiktok- en Telegram-accounts - zeer vermoedelijk in gebruik bij verdachte [verdachte]
- waarbij de accounthouder zichzelf op een zeker moment de (zichtbare) naam ‘ [bijnaam 1] ’ gaf.
• Ten aanzien van de (bij)naam ' [bijnaam 2] ’:
o Verdachte [verdachte] structureel en veelvuldig door zijn gezinsleden, vrienden en (oud)collega’s met ‘ [bijnaam 2] ’ of ‘ [bijnaam 2] ’ wordt aangesproken;
o Verdachte [verdachte] door zijn gezinsleden, vrienden en (oud)collega’s zelden tot niet wordt aangesproken met ‘ [naam 7] ’;
o Verdachte [verdachte] zich in informele gesprekken identificeert als ‘ [bijnaam 2] ’ en zich deze (bij)naam lijkt te hebben omarmd dan wel toegeëigend;
o Als verdachte [verdachte] zich identificeert met ' [bijnaam 2] ’, de tegenpartij direct weet wie deze ' [bijnaam 2] ’ is;
o Er in de mobiele telefoon een Snapchat-contactpersoon aanwezig was met de naam ' [naam 8] ’;
o De accounthouder van ‘ [naam 8] ’ vermoedelijk een neef van verdachte [verdachte]
[verdachte] , de uit Frankrijk afkomstige [naam 8] , betrof - deze [naam 8] was vermoedelijk rond de jaarwisseling op bezoek bij het gezin [achternaam] .
• Ten aanzien van de overige onderzoeksbevindingen:
o De moeder van verdachte [verdachte] hem meermaals vertelt dat hij op bezoek moet gaan bij zijn neef en dan gedetineerde verdachte Noussair [medeverdachte] ;
o De moeder van verdachte [verdachte] tegen hem zegt dat zij het raar vindt dat hij verdachte [medeverdachte] niet bezoekt;
o Verdachte [verdachte] , in de tijd dat verdachte [medeverdachte] in de PI [plaats 2] gedineerd was, geen enkele keer bij hem op bezoek ging;
o Er een foto aanwezig is van een persoon in een (professionele) keuken die een zwarte nitril handschoen - gelijkend op die waarvan delen nabij de [straatnaam 1] zijn aangetroffen - draagt;
o Alle WhatsAppberichten, door verdachte [verdachte] verstuurd of ontvangen vóór 7 december 2024 om 07.20 uur, van de telefoon gewist zijn.
-
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 juli 2025, voor zover inhoudende (p. 636-641-):
Op 25 juni 2025 was ik, verbalisant belast met het onderzoek naar één van de voornoemde twee telefoons die in de slaapkamer van verdachte [verdachte] werden aangetroffen.
Gegevens toestel: iPhone SE (2nd generation).
Op basis van bovenstaande feiten en omstandigheden is het aannemelijk dat:
- Verdachte [verdachte] de duurzame gebruiker van het onderzochte toestel is
van de mobiele telefoon;
- Er op 7 december 2024 een verandering plaats heeft gevonden in:
• Netwerk (wifi)
• Veranderen wachtwoord(en)
• Installatie 4 communicatie applicaties
- Er buiten de communicatieapplicaties geen andere extern gedownloade applicaties geïnstalleerd werden;
- Gezien de telefoon op 7 december 2024 verbinding maakte met het wifi-netwerk van de telefoonwinkel GSMtent, er diezelfde dag vier communicatieapplicaties geïnstalleerd werden en het telefoonwachtwoord gewijzigd werd, het aannemelijk is dat verdachte [verdachte] de telefoon op 7 december 2024 aankoopt dan wel in gebruik neemt.