ECLI:NL:RBDHA:2025:18285

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2025
Publicatiedatum
3 oktober 2025
Zaaknummer
09-177012-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval met meerdere verdachten en DNA-bewijs

Op 30 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij een gewelddadige woningoverval in Den Haag op 6 december 2024. De verdachte, geboren in 2005, werd beschuldigd van het plegen van een woningoverval waarbij vuurwapens werden gebruikt en de bewoners onder schot werden gehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, op basis van overtuigend DNA-bewijs dat op de plaats delict is aangetroffen. Tijdens de overval zijn diverse waardevolle goederen, waaronder sieraden en autosleutels, ontvreemd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partijen, die gezamenlijk € 15.492,00 vorderden, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij volledig toegewezen, gezien de onderbouwing van de schade en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jonge leeftijd en het feit dat hij nog bij zijn moeder woont en naar school gaat. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de op te leggen straf in overeenstemming met de ernst van de feiten en de omstandigheden bepaald.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09-177012-25
Datum uitspraak: 30 september 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2005 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode 1] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats 1] , locatie [locatie] , [adres 2] [postcode 2] [plaats 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van [geboortedatum 3] 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.B. Schiphuis en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. M.C. van der Want naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens de verdachte op het standpunt gesteld dat de verdachte vrij gesproken dient te worden van zowel feit 1 als feit 2.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in
bijlage IIopgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen
In de nacht van 5 op 6 december 2024 heeft er een gewapende overval plaatsgevonden in een woning aan de [adres 3] in Den Haag. Bij die overval zijn er vier donker geklede personen met bivakmutsen en handschoenen binnengedrongen in de woning. Zij hebben de twee bewoners van de woning onder schot gehouden en bedreigd met vuurwapens, opdat zij hun waardevolle spullen zouden afgeven. De daders hebben uiteindelijk sieraden, mobiele telefoons en autosleutels uit de woning meegenomen, waarna zij zijn gevlucht. Eén van de daders is er met een auto van de bewoners vandoor gegaan. Door een oplettende buurtbewoner was de politie die nacht snel ter plaatse. Eén van de daders (medeverdachte [medeverdachte 1] , hierna: [medeverdachte 1] ) kon op heterdaad worden aangehouden. De overige daders zijn die nacht ontkomen. Na onderzoek door de politie zijn er uiteindelijk vijf personen als verdachten van de woningoverval aangemerkt, waaronder de verdachte. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of hij één van de daders van de overval is geweest.
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte één van de daders is geweest en zich daarmee schuldig heeft gemaakt de ten laste gelegde feiten. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De politie heeft na de overval rond de woning en op de vluchtroute van de daders meerdere goederen aangetroffen die gelinkt kunnen worden aan de overval. Zo is er op de vluchtroute van de daders onder meer een bivakmuts aangetroffen. Op de randen rondom de gezichtsopening en het gedeelte voor de mond van die bivakmuts is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal twee personen, waaronder een DNA-profiel dat overeenkomt met dat van de verdachte. Dit DNA-profiel is ongeveer 1 miljoen keer waarschijnlijker van de verdachte dan van een willekeurig ander persoon. Ook zijn er op de vluchtroute verschillende delen van zwarte latex handschoenen aangetroffen. Op één van die handschoendelen, op de vermoedelijke dragerzijde, is een DNA-mengprofiel aangetroffen van minimaal drie personen. Een relatief grote hoeveelheid DNA komt overeen met het DNA-profiel van de verdachte. Dit DNA-profiel is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker van de verdachte dan van een willekeurig ander persoon.
De verdachte heeft een alternatief scenario geschetst voor de aanwezigheid van de DNA-sporen op de bivakmuts en de handschoenen. Volgens verdachte moet hij wel eens kleding en gevonden voorwerpen (waaronder ook skimutsen) opruimen bij een jeugdhonk waar hij al een aantal jaar als vrijwilliger werkzaam is, waardoor zijn DNA op de bivakmuts kan zitten. Eenzelfde verklaring heeft de verdachte voor de aanwezigheid van zijn DNA op het onderdeel van de latex handschoenen. De verdachte maakt schoon in het jeugdhonk en draagt daarbij vanwege de hygiëne latex handschoenen. De verdachte vermoedt dat de handschoenen en bivakmuts uit het jeugdhonk vandaan komen en dat zijn DNA-sporen daar op deze goederen terecht zijn gekomen. De rechtbank acht dit alternatief scenario niet aannemelijk geworden. Enkel de verdachte verklaart hierover. Daar komt nog bij dat de bivakmuts is bemonsterd bij de randen rondom de gezichtsopening en het gedeelte voor de mond. Dit zijn plaatsen waar doorgaans sporen worden achtergelaten als een bivakmuts wordt aangetrokken.. Bovendien is het volstrekt onaannemelijk dat latex handschoenen, die doorgaans dienen voor éénmalig gebruik en moeilijk zonder te scheuren kunnen worden uitgetrokken, uit de prullenbak zijn gevist in het jeugdhonk om bij de overval vervolgens voor een tweede keer, door een ander dan de verdachte, te worden gebruikt.
Het dossier bevat verder enkele belastende afgeluisterde telefoongesprekken die [medeverdachte 1] na zijn aanhouding heeft gevoerd vanuit de gevangenis. Zo heeft [medeverdachte 1] het in telefoongesprekken op 24 december 2024 waarin hij het heeft over de overval en de achtervolging door de politie onder meer over [bijnaam 1] (fonetisch), die hij zag toen hij zich in de bosjes voor de politie verschool en die in de sloot zou zijn gesprongen. De hiervoor genoemde bivakmuts met het DNA van de verdachte is ook aangetroffen nabij de plaats waar [medeverdachte 1] zich heeft verscholen en later is aangehouden. Uit onderzoek naar het netwerk van [medeverdachte 1] gebleken dat hiermee enkel de verdachte, die de voornaam [verdachte] heeft, kan zijn bedoeld. Dat de verdachte en [medeverdachte 1] elkaar kennen, blijkt ook uit de verklaring van de verdachte ter terechtzitting. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat [medeverdachte 1] in het telefoongesprek van 24 december 2024 over de verdachte spreekt. Uit het telefoongesprek volgt dat de verdachte door de sloot rende en zo ontkwam aan de politie, en dus betrokken was bij de woningoverval.
Gelet op al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte één van de daders van de overval is geweest. De rechtbank verwerpt het verweer strekkende tot vrijspraak.
De overtuiging van de rechtbank wordt versterkt door het gegeven dat de verdachte de avond van 5 december 2024 met enkele medeverdachten, waaronder ook [medeverdachte 1] , samen is geweest. Ook acht de rechtbank redengevend dat de verdachte kort na de overval (namelijk op of rond 8 december 2024) een nieuwe telefoon in gebruik lijkt te hebben genomen, hetgeen doet vermoeden dat hij zijn sporen van vóór die datum heeft proberen te wissen.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
hij op 6 december 2024 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [aangever] en [aangeefster] heeft gedwongen tot de afgifte van
- meerdere autosleutels en
- meerdere sieraden en;
in elk geval enig goed, die geheel aan die [aangever] en [aangeefster] toebehoorden door
- met bivakmutsen en capuchons op wederrechtelijk de woning van die [aangever] en [aangeefster] binnen te dringen en
- [aangever] en [aangeefster] meerdere vuurwapens te tonen en deze vuurwapens op hun te richten en
- tegen [aangever] en [aangeefster] te zeggen:
We schieten niet als jullie meewerken en rustig blijven,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en,
- tegen [aangever] te schreeuwen dat hij de kluis moet openen;
2
hij op 6 december 2024 te ’s-Gravenhage omstreeks 00:45, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, uit een woning aan de [straatnaam] tezamen en in vereniging met anderen
- een autosleutel, en
- een auto, en
- meerdere telefoons,
in elk geval enig goed, die geheel aan [aangever] en [aangeefster] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [aangever] en [aangeefster] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- met bivakmutsen en capuchons op wederrechtelijk de woning van [aangever] en
[aangeefster] binnen te dringen en
- [aangever] en [aangeefster] meerdere vuurwapens te tonen en deze vuurwapens op hun te richten en
- tegen [aangever] en [aangeefster] te zeggen: “We schieten niet als jullie meewerken en rustig
blijven,” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- [aangever] te dwingen een kluis te openen,
waarbij de verdachten zich de toegang tot de woning hebben verschaft door middel van braak.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren en 6 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte geen straf opgelegd dient te krijgen gelet op de bepleite vrijspraak.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval waarbij diverse sieraden, autosleutels en een auto zijn weggenomen. De verdachte en zijn mededaders zijn rond middernacht vermomd met bivakmutsen de woning van de slachtoffers binnengedrongen hebben vuurwapens aan de slachtoffers getoond en hen daarmee onder schot gehouden. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van een dergelijke gewelddadige beroving hier nog lange tijd zowel fysiek als geestelijk last van kunnen hebben. De overval is uitermate beangstigend geweest voor de slachtoffers, zoals ook blijkt uit de verklaringen van de slachtoffers, die ter terechtzitting zijn voorgedragen door hun advocaat. De slachtoffers moeten tijdens de overval doodsangsten hebben uitgestaan. De slachtoffers hebben er tot aan de dag van vandaag nog altijd last van en durfden volgens hun advocaat zelfs niet naar zitting te komen omdat zij bang zijn voor de confrontatie met de verdachte. Naast persoonlijk leed voor de slachtoffers leidt dit soort delicten ook tot maatschappelijke onrust en onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij, kennelijk in zijn zucht naar materieel gewin, volledig voorbij is gegaan aan de gevolgen van zijn daden voor de slachtoffers.
De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 6 september 2025 en constateert dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Reclasseringsadvies
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van het reclasseringsadvies van 4 april 2025. De reclassering kan gelet op de proceshouding van de verdachte geen inschatting maken ten aanzien van het recidivegevaar. De reclassering adviseert verder om het volwassenstrafrecht toe te passen. Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden is verder over de verdachte bekend dat hij nog thuis bij zijn moeder woont. Verder gaat hij naar school, wat hij combineert met werken in de praktijk. Tot slot heeft de verdachte een bijbaan bij een tussen-schoolse opvang.
LOVS-oriëntatiepunten
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is als uitgangspunt vermeld bij een woningoverval waarbij er sprake is van beperkt letsel dan wel bedreiging een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren. In dit geval acht de rechtbank strafverhogend dat er sprake is geweest van medeplegen, dat de overval plaatsvond op een laat tijdstip, dat sprake was van relatief op leeftijd zijnde slachtoffers en dat er door de verdachte en zijn mededaders wapens zijn getoond en bivakmutsen zijn gedragen. In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met de jonge leeftijd van de verdachte.
De op te leggen straf
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.
Alles overwegende acht de rechtbank passend en geboden om aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 4 jaren met aftrek van de tijd die hij heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis (geregistreerd onder parketnummer 09-081595-25 en parketnummer 09-177012-25).
Tenuitvoerlegging van die gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Geen contactverboden in de zin van 38v Sr
De advocaat van de slachtoffers heeft namens hen verzocht om contactverboden met de slachtoffers op te leggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De rechtbank ziet, evenals de officier van justitie, echter geen aanleiding om in dit geval een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen nu niet wordt voldaan aan de eisen van artikel 38v Sr.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

[aangever] en [aangeefster] hebben zich tezamen als echtelieden als benadeelde partijen gevoegd in het strafproces en vorderen gezamenlijk dat de verdachte hoofdelijk wordt veroordeeld tot het betalen aan hen van een schadevergoeding van € 15.492,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 9.759,00 aan materiële schade en € 5.733,00 aan immateriële schade. Verder vorderen de benadeelde partijen dat de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel oplegt.
Tot slot vorderen de benadeelde partijen een bedrag van € 812,00 aan proceskosten overeenkomstig het liquidatietarief kanton (2 punten) en een nog onbekend bedrag voor toekomstige proceskosten.
Mr. M.P. de Klerk, raadsman van de benadeelde partijen, heeft de vordering ter terechtzitting van [geboortedatum 3] 2025 nader toegelicht.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voldoende is onderbouwd en daarom geheel en hoofdelijk toegewezen kan worden, te vermeerderen met de wettelijke rente als ook de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden gelet op de bepleite vrijspraak.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Materieel
De vordering is namens de benadeelde partij voldoende onderbouwd. De rechtbank overweegt daartoe dat de waardes van de sieraden voldoende inzichtelijk zijn gemaakt door (kopieën van de) originele facturen en de berichtgeving van de verzekeraar Interpolis. De vordering is inhoudelijk ook niet betwist door de verdediging. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan dan ook worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten, ter grootte van het gevorderde bedrag.
Immaterieel
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de aard en de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat voor de benadeelde partijen kan worden aangenomen dat zij ‘op andere wijze’ in de persoon zijn aangetast, zoals bedoeld in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Dit kan aan de verdachte worden toegerekend. De rechtbank zal, gelet op de nu beschikbare onderbouwing van de vordering en vergelijkbare gevallen uit de rechtspraak, de immateriële schade van de benadeelde partijen op dit moment naar billijkheid vaststellen op € 2.866,50 per persoon en dus op een totaalbedrag aan immateriële schade van € 5.733,-.
Totaal
De rechtbank zal - gelet op het voorgaande - de vordering toewijzen tot een bedrag van € 15.492,00, bestaande uit € 9.759,00 aan materiële schade en € 5.733,00 aan immateriële schade ten behoeve van [aangever] e/o [aangeefster] .
Rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 5 december 2024, omdat vast is komen te staan dat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Proceskosten
Nu de vordering wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten op basis van het ‘Liquidatietarief rechtbank en gerechtshoven’ op € 812,00 (gebaseerd op 2 punten kanton ad € 406,00). Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toegewezen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de slachtoffers aansprakelijk voor schade die door deze feiten aan hen zijn toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 15.492,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 december 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald ten behoeve van [aangever] en [aangeefster] .

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 55, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van de feiten 1 en 2:
de eendaadse samenloop van
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
vier (4) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (parketnummer 09-081595-25 en parketnummer 09-177012-25), bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partij [aangever] en [aangeefster]
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 15.492,00, bestaande uit € 9.759,00 aan materiële schade en € 5.733,00 aan immateriële schade en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 5 december 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [aangever] en [aangeefster] ;
veroordeelt de verdachte tevens hoofdelijk in de proceskosten van de benadeelde partij, thans begroot op € 812,00, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 15.492,00, bestaande uit € 9.759,00 aan materiële schade en € 5.733,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 5 december 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [aangever] en [aangeefster] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 107 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.L. Harmsen, voorzitter,
mr. L. Amperse, rechter,
mr. S.S. Buisman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Loohuis, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 september 2025.
bijlage I
Tekst tenlastelegging
1
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2024 tot en met 6 december 2024 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] en/of [aangeefster] heeft gedwongen tot de afgifte van- een of meerdere horloges en/of- een of meerdere autosleutels en/of- een of meerdere auto’s en/of- een of meerdere sieraden en/of- een of meerdere telefoons en/of- geld en/of- een kluis,in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [aangever] en/of [aangeefster] en/of een derde toebehoorde(n) door- met bivakmuts(en) en/of capuchon(s) op wederrechtelijk de woning van die [aangever] en/of [aangeefster] binnen te dringen en/of- [aangever] en/of [aangeefster] één of meerdere vuurwapens te tonen en/of deze vuurwapens op hun te richten en/of- tegen [aangever] en/of [aangeefster] te zeggen:
We schieten niet als jullie meewerken en rustig blijven, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of- tegen [aangever] te schreeuwen dat hij de kluis moet openen;
2
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2024 tot en met 6 december 2024 te ’s-Gravenhage omstreeks 00:45, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, uit een woning aan de [straatnaam] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
- een of meerdere horloges en/of
- een of meerdere autosleutels en/of
- een of meerdere auto’s en/of
- een of meerdere sieraden en/of
- een of meerdere telefoons en/of
- geld en/of
- een kluis,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] en/of [aangeefster] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever] en/of [aangeefster] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met bivakmuts(en) en/of capuchon(s) op wederrechtelijk de woning van [aangever] en/of
[aangeefster] binnen te dringen en/of
- [aangever] en/of [aangeefster] één of meerdere vuurwapens te tonen en/of deze vuurwapens op hun te richten en/of
- tegen [aangever] en/of [aangeefster] te zeggen: “We schieten niet als jullie meewerken en rustig
blijven,” althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- [aangever] en/of [aangeefster] te dwingen een kluis te openen, waarbij de verdachte(n) zich de toegang tot de woning heeft/hebben verschaft door middel van braak.
bijlage II
Bewijsmiddelenoverzicht
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024393623, van de politie eenheid Den Haag.
-
Het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] , opgemaakt op 6 december 2024, voor zover inhoudende (p. 10-12):
Ik zat op 6 december 2024 samen met mijn man tv te kijken op de bank in de woonkamer van onze woning aan de [adres 3] in Den Haag. Ik hoorde een hard geluid vanaf de bovenverdieping vandaan komen. Ik herkende het geluid als gerinkel en gebonk. Toen ik vanuit de woonkamer in de hal keek zag ik mannen van de trap vanaf de bovenverdieping naar beneden komen lopen. Ik zag dat de mannen meerdere wapens hadden. Ik hoorde dat een van de mannen zei dat ons niks zou overkomen als ik mee zou werken en niet zou gaan gillen. Ik heb mijn ring afgegeven. Ik hoorde dat één van de mannen tegen mij zei: ‘ik doe u niks aan als u maar rustig blijft’. Ik hoorde dat één van de mannen zei dat ik mijn armbanden moest afgeven. Ik dacht dat ik 4 personen van de trap af zag lopen. De man richtte het vuurwapen op mij. Ik heb een ring en twee armbanden af moeten geven. Ik hoorde dat de personen tegen mij zeiden ‘telefoon telefoon’. De man heeft de telefoon van het tafeltje gepakt.
-
Het proces-verbaal van aangifte door [aangever] , opgemaakt op 6 december 2024, voor zover inhoudende (p. 15-18):
Op vrijdag 6 december 2024 hoorde ik op de bovenverdieping enorm glasgerinkel. Ik zag dat er drie gewapende mannen de trap af kwamen rennen. De mannen waren in het zwart gekleed. Ze droegen een zwarte capuchon en daaronder een bivakmuts. Ik denk dat ze allemaal handschoenen aan hadden. Ik zag dat de mannen hun vuurwapens op mij en mijn vrouw richtten. De mannen zeiden dat ze niet zouden schieten als wij mee zouden werken. De mannen zeiden dat ze onze sieraden moesten hebben. Daarna begonnen ze over de autosleutels. Ik heb een kistje op de aanrecht in de keuken. In dat kistje zitten meerdere autosleutels van onze auto’s. Ik heb uit dat kistje de Audi-sleutels gegeven van onze E-Tron. Twee mannen liepen naar buiten en kwamen vervolgens weer terug. Daarna wilden ze de sleutels van de Mercedes C220 cabrio hebben. Ook pakten ze de sleutels van de auto van mijn vrouw een Mini Cooper S cabrio. De man die naast mij stond schreeuwde naar mij waar de kluis was. Ik heb hem toen meegenomen naar mijn kantoor op de begane grond waar de kluis stond. De mannen richtte beide hun vuurwapen op mij en schreeuwden dat ik de kluis moest openen. Ik voelde mij bedreigd en ik vond deze situatie zeer angstig. De mannen zijn 10 a 15 minuten in de woning geweest. Ik zag dat de Mercedes C220 weggenomen was en de drie autosleutels. Ik hoorde dat mijn vrouw haar ring en armbanden af moest doen. Ik zag op de salontafel een gouden armband. Die is ook meegenomen. Onze telefoon is ook weggenomen. Dat was een Apple iPhone 11, zilver van kleur met een zwart hoesje. Mijn vrouw heeft dezelfde telefoon. Ik zag op de muur bij de deurpost van mijn kantoor bloed. Ik weet dat dit er niet zat voor het incident. Ik heb zelf geen bloed en mijn vrouw ook niet. Ik weet zeker dat dit afkomstig is van één van de mannen.
-
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , opgemaakt op 6 december 2024, voor zover inhoudende (p. 81-82):
Mijn partner en ik werden ’s-nachts rond 00:15 uur wakker van glasgerinkel. Ik deed mijn gordijn opzij en keek direct naar rechts en keek naar de woning aan de [adres 3] . Ik zag iemand naar binnen stappen. Diegene droeg zwarte kleding. Ik zag in totaal drie personen die uit het raam stapten en over het platte dak renden. Ze hadden zwarte handschoenen aan en zwarte bedekking op hun hoofd. Ik zag ze vervolgens wegrennen in een steeg richting de Samuel Beckettlaan, sowieso twee van de drie.
-
Het proces-verbaal van aanhouding verdachte [medeverdachte 1] , opgemaakt op 6 december 2024, voor zover inhoudende (p. 85):
Op vrijdag 6 december 2024 om 00:26 uur hield ik verbalisant aan [medeverdachte 1] op de locatie ter hoogte van de [adres 4] te Den Haag op verdenking van gekwalificeerde diefstal uit een woning.
-
Het geschrift, te weten het rapport van 19 mei 2025 inzake DNA-onderzoek naar aanleiding van een overval in ’s-Gravenhage op 6 december 2024, voor zover inhoudende (p. 190-193 Forensisch deel B):
[afbeelding verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]
[afbeelding verwijderd i.v.m. privacygevoelige informatie]
AASG9240NL_H01 (Randen bivakmuts (AASP7545INL))
Het verkregen DNA-mengprofiel van deze bemonstering kan verklaard worden door een
bijdrage van DNA van zowel twee als drie personen. De berekening van de bewijskracht is
daarom zowel uitgevoerd onder de aanname dat er twee, als onder de aanname dat er drie
niet verwante personen DNA hebben bijgedragen aan deze bemonstering. De berekening is
uitgevoerd met DNAStatistX .
DNA-mengprofiel AASG9240NL#01 is, ongeacht of er twee of drie personen DNA hebben
bijgedragen, ongeveer 2 miljoen keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van
verdachte [medeverdachte 2] en één of twee willekeurige onbekende personen, dan wanneer
het DNA afkomstig is van twee of drie willekeurige onbekende personen.
AASG9241NL#0l (Randen bivakmuts (AASP6647NL)J.
Voor deze bemonstering is de bewijskracht ten aanzien van verdachte [verdachte] berekend.
Hierbij is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van twee personen.
DNA-mengprofiel AASG9241NL#0l is ongeveer 1 miljoen keer waarschijnlijker wanneer
het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon, dan
wanneer het DNA afkomstig is van twee willekeurige onbekende personen.
AARJ4294NL#0l (Vermoedelijke dragerzijde handschoen;_AASG8782AL)
Voor deze bemonstering is de bewijskracht ten aanzien van verdachte [verdachte] berekend.
Hierbij is aangenomen dat de bemonstering DNA bevat van drie personen.
DNA-meng profiel AARJ4294NL#0l is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer
het DNA afkomstig is van verdachte [verdachte] en twee willekeurige onbekende personen,
dan wanneer het DNA afkomstig is van drie willekeurige onbekende personen.
-
Het proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [adres 3] te ’s-Gravenhage), opgemaakt op 20 december 2024, voor zover inhoudende: (p. 232- 235):
Op vrijdag 6 december 2024 om 02:00 uur kwamen wij, naar aanleiding van een melding
overval in woning, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 3] , [postcode 3]
's-Gravenhage.
Wij, verbalisanten, hoorden hen zeggen dat:
op de vluchtroute, in de steeg, meerdere zwarte, latex handschoenfragmenten lagen;
Wij, verbalisanten, zagen dat:
- er vier pionnen op de aangeduide vluchtroute stonden, met onder elke pion één
nitril handschoen fragment, zwart van kleur;
De vier handschoenfragmenten, welke buiten onder de pionnen lagen heb ik, [verbalisant]
, veiliggesteld voor nader onderzoek naar de mogelijke aanwezigheid van
humaan biologisch celmateriaal. De handschoenfragmenten heb ik, [verbalisant]
, uitgelegd in het lab om te drogen.
Handschoen fragment 2: SIN AASG8782NL
-
Het proces-verbaal van forensisch onderzoek stukken van overtuigingen, opgemaakt op 5 januari 2025, voor zover inhoudende: (p. 107 en 108 FO-dossier):
Op 6 december 2024 werd er in de woning aan de [adres 3] te Den Haag een overval gepleegd. Politiepersoneel troffen de weggenomen auto aan en hebben een vluchtende verdachte aangehouden. Bij de verdachte en in de omgeving werden in totaal drietal bivakmutsen aangetroffen.
Onderzoek bivakmuts met SIN AASP7545NL
Tijdens het ingestelde onderzoek aan object bivakmuts werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen:
Ik zag dat dit het volgende SVO betrof: een textiele bivakmuts, zwart van kleur.
Biologisch onderzoek
Ik heb randen/naden rondom de gezichtsopening en het gedeelte voor de mond bemonsterd o de mogelijke aanwezigheid van humaan biologisch celmateriaal. Ik heb deze veiliggesteld en voorzien van SIN AASG9240NL.
Onderzoek bivakmuts met SIN AASP6647NL
Tijdens het ingestelde onderzoek aan object bivakmuts werd door mij het navolgende bevonden en waargenomen:
Ik zag dat dit het volgende SVO betrof: een textiel bivakmuts, zwart van kleur.
Biologisch onderzoek
Ik heb de randen/naden rondom de gezichtsopening en het gedeelte voor de mond, bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van humaan biologisch celmateriaal. Ik heb deze veiliggesteld en voorzien van SIN AASG9241NL.
-
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 21 februari 2025, voor zover inhoudende (p. 264-269):
Op 24 december 2024 werd verdachte [medeverdachte 1] geplaatst in de penitentiaire inrichting in [plaats 2] . Daar beschikte hij over een telefoon waarmee hij, vanuit de inrichting, vrij kon bellen. Deze gesprekken werden door het onderzoeksteam beluisterd.
Naast deze gesprekken vielen nog eens twee gesprekken op waarvan het onderzoeksteam
vermoedt dat daarin over de overval aan de [adres 3] wordt gesproken, geduid als:
Gesprek 5: Gevoerd op 24 december 2024 om 17.09 uur, tegencontact: [telefoonnummer] ;
Gesprek 6: Gevoerd op 24 december 2024 om 18.50 uur, tegencontact: [telefoonnummer]
Gesprek 5 (Duiding)
Het onderzoeksteam vermoedt dat in gesprek 5 gesproken wordt over de overval aan de
[adres 3] te 's-Gravenhage, in de nacht van 5 op 6 december 2024. [medeverdachte 1] refereert in het gesprek met [naam 1] aan het moment dat hij werd gepakt. Uit het
verdere van gesprek 5 blijkt dat dit ziet op een aanhouding door de politie. De volgende elementen doen vermoeden dat het gaat over de voornoemde overval:
  • Er wordt gesproken over ‘de Uithof - een parkeerplaats waar vlak na de overval de auto van de moeder van [medeverdachte 1] met daarin een identiteitskaart van verdachte [medeverdachte 3] werd aangetroffen;
  • Er wordt gesproken over dat personen zijn gaan rennen - bij de voornoemde overval zijn de verdachten gevlucht en achtervolgd;
  • [medeverdachte 1] geeft aan dat ‘ [bijnaam 1] ’ (fonetisch) naast hem in de sloot is gesprongen - [medeverdachte 1] werd nabij een sloot aangetroffen en aangehouden;
  • Er wordt gesproken over ‘die osso’ - straattaal voor 'dat huis’; de voornoemde overval vond in een woning plaats.
Het gesprek wordt inhoudelijk door het onderzoeksteam als volgt geduid:
[medeverdachte 1] benoemt dat er 'gezeik’ was in 'dat huis’. [telefoonnummer] blijkt verhalen te hebben gehoord, onder meer dat ‘ [bijnaam 2] ' - vermoedelijk de bijnaam van verdachte [medeverdachte 3] , onderbouwd in proces-verbaal van bevindingen DH2R024106-101 - onder een trampoline is gaan liggen en zag dat [medeverdachte 3] , met achter hem politieagenten, zag voorbijrennen. [medeverdachte 1] lijkt dat niet geweten te hebben. Vervolgens brengt [medeverdachte 1] ene ‘ [bijnaam 1] ’ (fonetisch) ter sprake. [medeverdachte 1] benoemt dat deze persoon naast hem in de sloot was gesprongen.
Gesprek 6 (Duiding)
Het onderzoeksteam vermoedt dat in gesprek 6 opnieuw gesproken wordt over de overval aan de [adres 3] te ’s-Gravenhage, in de nacht van 5 op 6 december 2024. Dit vermoeden wordt gesteund door de volgende elementen:
  • De elementen uit gesprek 5; het gesprek dat ongeveer anderhalf uur voor gesprek 6 met hetzelfde tegencontact gevoerd werd;
  • [medeverdachte 1] stelt dat hij ‘in die kankerbosjes’ lag;
  • [medeverdachte 1] opnieuw lijkt te refereren naar een ‘ [bijnaam 1] ’ (fonetisch en zeer sterk gelijkend op de ‘ [bijnaam 1] ’ uit gesprek 5) die in de sloot zou zijn gerend;
  • [medeverdachte 1] aangeeft dat de politie een zoektocht hield en dat hij daarbij is aangetroffen en aangehouden;
  • Het tegencontact bespreekt nieuwsartikelen van het Algemeen Dagblad (AD) en Regio15 over een woningoverval waarbij een achttienjarige is aangehouden en 'spullen nog vermist zijn’.
Het gesprek wordt inhoudelijk door het onderzoeksteam als volgt geduid:
[medeverdachte 1] belt opnieuw naar het telefoonnummer [telefoonnummer] . Het tegencontact geeft aan dat iemand 'in een kringgesprek’ wat ‘op zijn verhaal heeft gezet’. Het lijkt er op dat de gedeelde informatie binnen die groep moet blijven.
Als het tegencontact aan [medeverdachte 1] vraagt hoe het kan dat hij aangehouden is, antwoordt [medeverdachte 1] dat hij ‘opeens gevonden werd’ 'toen hij in de bosjes was’. Verder vertelt [medeverdachte 1] dat hij ‘kanker [bijnaam 1] (fonetisch, zeer sterk gelijkend op de ‘ [bijnaam 1] ’ (ook fonetisch) uit gesprek 5) in de sloot ziet rennen. In het verdere gesprek lijken het verloop van de aanhouding en de nieuwspublicaties over de overval te worden besproken. Het tegencontact maakt uit de publicaties op dat er nog 'spullen' missen; [medeverdachte 1] lijkt te reageren dat hij geen weet heeft van ‘buit’ maar stelt dat zijn tegencontact zich hier geen zorgen om moet maken.
Gezien de geduide gesprekken 5 en 6 vermoedt het onderzoeksteam, concluderend, dat:
- Er in beide gesprekken gesproken wordt over de woningoverval aan de [adres 3] te 's-Gravenhage, gepleegd in de nacht van 5 op 6 december 2024;
- [medeverdachte 1] zich tijdens de vlucht bij de woningoverval zich in bosjes voor de politie verschool en vanuit die positie zag dat ene ‘ [bijnaam 1] ’ dan wel ' [bijnaam 1] ’ (beide fonetisch) een sloot in rende.
-
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 maart 2025, voor zover inhoudende (p. 248-249):
Op vrijdag 6 december omstreeks 00:00 uur heeft er een gewapende overval plaatsgevonden bij een woning aan de [adres 3] te Den Haag. Er waren bij deze gewapende overval 4 verdachten betrokken. Er is tijdens het onderzoek aldaar een verdachte genaamd [medeverdachte 1] aangehouden. De aangehouden verdachte, [medeverdachte 1] bleek regelmatig te komen bij jeugdhonk " [jeugdhonk] ” gelegen aan [adres 5] te 's-Gravenhage. Het vermoeden bestond dat [medeverdachte 1] eerder die avond “ [jeugdhonk] ” had bezocht. Om eventuele medeverdachten te identificeren werden de camerabeelden gevorderd en verkregen. Hier bleek [medeverdachte 1] op te zien. Op de camerabeelden is ook [medeverdachte 3] te zien. Tijdens het onderzoek is er uit de tapgesprekken naar voren gekomen dat [verdachte] ook als verdachte kunnen worden aangemerkt. De camerabeelden van het Jeugdhonk “ [jeugdhonk] ” zijn van donderdag 5 december 2025 van 15.45-23.15 uur gevorderd , ontvangen en uitgekeken. Van de foto’s die in de politiesystemen staan herkende ik [verdachte] , [medeverdachte 3] en [naam 2] op de camerabeelden van het Jeugdhonk.
-
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 maart 2025, voor zover inhoudende (p. 255-256):
Verdachte [medeverdachte 1] werd op 24 december 2024 gedetineerd in de penitentiaire inrichting (PI) in [plaats 2] . Daar werd zijn telecommunicatie opgenomen en afgeluisterd.
Gezien de inhoud van deze afgeluisterde gesprekken vermoedt het onderzoeksteam dat in meerdere telefoongesprekken met tenminste drie verschillende tegencontacten gesproken wordt over de woningoverval aan de [straatnaam] . In twee van deze gesprekken wordt er door verdachte [medeverdachte 1] gesproken over een ' [bijnaam 1] ’ of een ' [bijnaam 1] ' die, tijdens zijn vlucht na de overval, in de sloot zou zijn gesprongen.
Op 18 februari 2025 onderzocht ik in de politiesystemen of er een persoon met een naam gelijkend op ' [bijnaam 1] ’ dan wel ‘ [bijnaam 1] ’ zich binnen het sociale netwerk van de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] bevond. Uit de politieregistraties bleek dat enkel een persoon met de naam ‘ [naam 3] ’ in meerdere politieregistraties samen met zowel verdachte [medeverdachte 1] als verdachte [medeverdachte 3] vastgelegd is. Uit verder
onderzoek naar [naam 3] bleek dat hij ten tijde van de overval aan de [adres 3] te 's-Gravenhage gedetineerd was.
Uit onder meer de opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken blijkt dat [naam 2] , geboren [geboortedatum 2] 2004, een vriendschappelijke relatie onderhoudt met onder andere verdachte [medeverdachte 1] . Gezien deze bevindingen is ook het sociale netwerk van [naam 2] onderzocht. Daaruit bleek dat de broer van [naam 2] , te weten [naam 4] geboren op [geboortedatum 3] 2001, op 23 juni 2024 bij een eenzijdig verkeersongeval door de politie is gecontroleerd met: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 2005 te [geboorteplaats]. Uit verder onderzoek naar [verdachte] bleek dat hij woonachtig is op de [adres 1] te ’s-Gravenhage. Daarmee woont hij in dezelfde wijk ( [wijknaam] ) als verdachte [medeverdachte 1] , met bij benadering 300 meter afstand tussen beide woningen. In dezelfde wijk bevindt zich ook het jeugdhonk ‘ [jeugdhonk] ’. [verdachte] is bijna twee (2) jaar ouder dan de op heterdaad aangehouden verdachte [medeverdachte 1] . Hij is ongeveer zes (6) jonger dan de buiten heterdaad aangehouden verdachte [medeverdachte 3]
[medeverdachte 3] . Tot slot is hij ongeveer één (1) maand jonger dan [naam 2] .
Op basis van de opgenomen en afgeluisterde telefoongesprekken van verdachte [medeverdachte 1] , informatie uit de politiesystemen en informatie uit de Basisregistratie Personen (BRP) kan samengevat gesteld worden dat [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 2005:
- Een voornaam draagt die in zowel wijze van schrijven als uitspraak sterk gelijkend is op ' [bijnaam 1] ’ dan wel ‘ [bijnaam 1] ’;
- Ongeveer dezelfde leeftijd heeft als de verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] ;
- Ongeveer dezelfde leeftijd heeft als vooralsnog betrokkene [naam 2] ;
- Net als verdachte [medeverdachte 1] en betrokkene [naam 2] in de Haagse wijk [wijknaam] - en bij benadering op een afstand van enkele honderden meters tot jeugdhonk ‘ [jeugdhonk] ’ - woonachtig is.
-
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 2 juni 2025, voor zover inhoudende (betreft proces-verbaal nummer 197, onderzoek iPhone 13 [verdachte] , ongenummerd):
Op 3 april 2025 werd er na onderzoek een aanhouding en doorzoeking gedaan aan de
[adres 1] te ’s-Gravenhage. Op dit adres is een van de verdachte genaamd:
[verdachte] aangehouden. Tijdens de doorzoeking in de bovengenoemde woning is op de slaapkamer van zus [naam 5] een rode IPhone op het bed aangetroffen. Het vermoeden ontstond dat deze in gebruik was bij verdachte [verdachte] . Deze telefoon werd voor nader onderzoek in beslag genomen. Uit het onderzoek naar de telefoon bleek, zakelijk weergegeven dat:
• Verdachte [verdachte] de duurzame gebruiker was van de onderzochte mobiele telefoon;
• Verdachte [verdachte] zich vermoedelijk ‘ [bijnaam 3] ’ noemt;
• Er in de telefoongegevens relaties zijn gevonden tot de medeverdachten [medeverdachte 3] , [naam 2] en - vermoedelijk - [medeverdachte 1] ;
• Verdachte [verdachte] op 20 januari 2025 werd gefilmd terwijl hij met medeverdachte [medeverdachte 3] voor de camera poseerde;
• Verdachte [verdachte] op 8 december 2024 aan een vermoedelijke werkgever een WhatsApp-bericht verstuurde waarin hij zei een nieuw telefoonnummer te hebben, waarop de ‘werkgever’ boos reageert dat [verdachte] niet bereikbaar was en de gestuurde WhatsApp-berichten niet bij [verdachte] aankwamen;
• Er vanaf 8 december 2024 onder meer voor het eerst meerdere ‘essentiële’ applicaties
geïnstalleerd werden, wat maakt dat verdachte [verdachte] de mobiele telefoon zeer
vermoedelijk vanaf 8 december 2024 in gebruik nam.
-
De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van [geboortedatum 3] 2025, voor zover inhoudende:
Ik ken [medeverdachte 1] uit het jeugdhonk.