ECLI:NL:RBDHA:2025:1831
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, wiens naam en V-nummer niet zijn vermeld, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft op 9 december 2024 besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen, met als argument dat Portugal verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Hierop heeft de verzoeker beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 30 januari 2025 behandeld, waarbij de verzoeker aanwezig was met zijn gemachtigde, mr. M.S. Dunant Maurits, en de minister vertegenwoordigd was door mr. J.H.A. van Eijk. Tijdens de zitting is ook een andere zaak, NL49106, behandeld. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier mr. J. Dijkstra, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.