ECLI:NL:RBDHA:2025:18319

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 september 2025
Publicatiedatum
6 oktober 2025
Zaaknummer
25/2274
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening in belastingzaak

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 26 september 2025 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting, welke door de heffingsambtenaar op 1 november 2023 ongegrond was verklaard. De belanghebbende heeft op 25 maart 2025 beroep ingesteld, maar dit beroepschrift was te laat ingediend. De rechtbank heeft de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het beroepschrift buiten de termijn was ingediend, maar hij heeft niet gereageerd op de brief van de rechtbank. Tijdens de zitting op 28 augustus 2025 heeft de belanghebbende verklaard dat hij in 2023 contact heeft gehad met twee advocatenkantoren, maar dat deze hem niet konden bijstaan. Hij was hierdoor ontmoedigd en heeft het beroep niet eerder ingediend. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de omstandigheden die de belanghebbende heeft aangevoerd niet leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. De rechtbank concludeert dat de belanghebbende op de hoogte was van de termijn voor het indienen van het beroepschrift, aangezien hij het bestreden besluit op papier heeft ontvangen met informatie over de beroepsmogelijkheden. Gelet op de te late indiening van het beroepschrift, heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan de inhoud van de zaak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 25/2274

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, heffingsambtenaar.

Procesverloop

Bij uitspraak van de heffingsambtenaar van 1 november 2023 is het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft op 25 maart 2025 tegen de uitspraak beroep ingesteld. De rechtbank heeft belanghebbende met een brief van 21 augustus 2025 in de gelegenheid gesteld uiterlijk op 27 augustus 2025 aan te geven waarom hij zijn beroepschrift heeft ingediend buiten de beroepstermijn of de reden hiervoor ter zitting toe te lichten. Belanghebbende heeft niet gereageerd op deze brief.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2025.
Belanghebbende is verschenen. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] .

Overwegingen

1. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2. Als een beroepschrift te laat wordt ingediend moet de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het beroepschrift betrokkene niet kan worden toegerekend. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkheidverklaring als gevolg van die te late indiening achterwege.
3. Vaststaat dat de dagtekening van het bestreden besluit 1 november 2023 is. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 13 december 2023. Het beroepschrift is gedateerd op 25 maart 2025. Dit is ruim vijftien maanden na afloop van de beroepstermijn. Gelet op artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Awb is het beroepschrift daarmee te laat ingediend.
4. Belanghebbende heeft verklaard dat hij in 2023 – niet wetend dat hij zonder procesvertegenwoordiging in beroep kon gaan – contact heeft gehad met twee advocatenkantoren ten behoeve van een beroep bij de rechtbank, maar dat deze hem niet konden bijstaan. Hierdoor was hij naar eigen zeggen de moed kwijtgeraakt en heeft hij het gelaten voor wat het is. Later kwam hij er toch achter dat hij zelfstandig kan procederen in belastingzaken en heeft hij om die reden een beroepschrift ingediend. Belanghebbende heeft – naar de rechtbank begrijpt – gemeend dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding.
5. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de omstandigheden die belanghebbende heeft aangevoerd niet leiden tot een verschoonbare termijnoverschrijding. Ter zitting is vast komen te staan dat belanghebbende het bestreden besluit op papier heeft ontvangen, tezamen met een bijlage waarop de beroepsmogelijkheden te zien zijn. De rechtbank concludeert daarom dat belanghebbende op de hoogte moet zijn geweest van de termijn van zes weken. Als belanghebbende niet wist of hij een advocaat nodig had of niet, had hij dat bij de gemeente kunnen navragen. Het beroepschrift is dus zonder goede reden te laat ingediend.
6. Gelet op de te late indiening van het beroepschrift, zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Omdat het beroep niet-ontvankelijk is komt de rechtbank niet toe aan de inhoud van de zaak.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, in aanwezigheid van
D.A. van der Wilt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
26 september 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).