Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.PARTIJ VAN DE ARBEID te Den Haag,
2.2. [gedaagde] te [woonplaats 2] ,
3.3. STICHTING CENTRUM VOOR ARBEIDSVERHOUDINGEN OVERHEIDSPERSONEEL te Den Haag,
4.4. BEZEMER & SCHUBAD B.V. te Rotterdam,
1.Waar gaat deze zaak over?
2.De procedure
3.De feiten
“geen berichten meer te verspreiden waarvan de inhoud impliciet of expliciet verwijzend naar de klacht en onderzoek, verwensend is naar de betrokkenen en/of op een andere wijze redelijkerwijs als lasterlijk kunnen worden ervaren door de leden van de Meedenkgroep als wel de heer [gedaagde] ”.
U vraagt mij of het binnen de meedenkgroep Armoede gewoon was was dat mensen elkaar omhelsden en/of kusten bij begroeting en afscheid. Nou nee. Het gebeurde wel maar dan door leden die elkaar al eerder kenden.”
4.Het geschil
- voor recht verklaart dat de betreffende gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] ;
- iedere gedaagde, zoveel mogelijk hoofdelijk met de andere gedaagden, veroordeelt tot schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; en
- iedere gedaagde veroordeelt in de proceskosten.
- de PvdA veroordeelt om publiekelijk haar communicatie dat de klachten van [eiseres] over het gedrag van [gedaagde] ongegrond zijn te rectificeren, op straffe van een dwangsom; en
- de PvdA veroordeelt om publiekelijk excuses aan te bieden op straffe van een dwangsom.
5.De beoordeling
onrechtmatigkwalificeren legt [eiseres] mede ten grondslag dat zij lijdt aan PTSS – wat in deze procedure niet ter discussie staat –, dat zij als gevolg daarvan niet door andere mensen kan/wil worden aangeraakt omdat dit haar PTSS verergert én dat [gedaagde] daarvan op de hoogte was. Dat zij vanwege de PTSS niet kan/wil worden aangeraakt bepaalt dus mede waar haar persoonlijke (fysieke) grenzen liggen.
Handreiking cultuurveranderingvan de Regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld uit 2024, de
notitie ongewenst gedrag en integriteitsschendingen binnen de PvdAvan april 2021 en de
Klachtenregeling ongewenst gedrag en integriteitschendingen binnen de PvdAvan september 2021. Nu de klacht van [eiseres] dateert van oktober 2019 betreffen dit dus regelingen die na de klacht zijn gepubliceerd. [eiseres] heeft dit onderkend, maar betoogt dat de regelingen een goede aanwijzing vormen voor wat de PvdA ook destijds als een zorgvuldige of onzorgvuldige behandeling beschouwde.
Handreiking cultuurveranderingvan de Regeringscommissaris. Dit stuk bevat aanbevelingen, geen strikte voorschriften, over hoe met klachten als de onderhavige kan worden omgegaan. Ook hier geldt dat een afwijkende klachtenbehandeling niet zonder meer onrechtmatig is of dat een klager er recht op heeft dat zijn of haar klacht volgens het stramien van de handreiking wordt afgehandeld. Bovendien dateert deze regeling van bijna vijf jaar na de indiening van de klacht.
op basis van de door haar vergaarde gegevenstot de uitkomst van haar rapportage kon komen. B&S heeft dus geen eigen feitenonderzoek gedaan. [eiseres] heeft echter niet onderbouwd waarom de PvdA jegens haar gehouden zou zijn geweest om een breder nader onderzoek uit te laten voeren. Voor zover [eiseres] betoogt dat het de PvdA duidelijk moet zijn geweest dat het onderzoek van het CAOP onvolledig was omdat niet alle relevante getuigen waren gehoord, en de opdracht aan B&S daarom niet (zo) beperkt had mogen zijn, gaat de rechtbank daaraan voorbij. De rechtbank zal hierna (onder 5.38 en verder) oordelen dat niet voldoende is onderbouwd dat het CAOP niet zonder het horen van deze personen tot haar conclusies had kunnen en mogen komen. Daarom kan de PvdA ook tegen deze achtergrond niet worden verweten dat zij B&S een beperkte opdracht gaf.
“[het CAOP] hebben geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn voor het gedrag wat mevrouw [eiseres] toeschreef aan [gedaagde]”. Voorts betoogt zij dat de PvdA de publieke samenvatting van B&S (zie hiervoor onder 3.11) extern heeft gedeeld, terwijl de bewoordingen van die samenvatting onjuist zijn. B&S schrijft namelijk “
Het CAOP beoordeelde de klachten begin 2020 als ongegrond.”, terwijl in het rapport van het CAOP staat dat
“niet aannemelijk [is] geworden dat heer [gedaagde] gedrag heeft laten zien (…) dat (…) kan worden aangemerkt als ongewenst of grensoverschrijdend gedrag.”[eiseres] betoogt dat de kwalificatie “ongegrond” op een voor haar negatieve wijze afwijkt van de door het CAOP gehanteerde kwalificatie “niet aannemelijk”.