In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 september 2025 een beschikking gegeven inzake een opvolgende rechterlijke machtiging voor de cliënt, geboren in 1947, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, te weten dementie bij cerebrale amyloid angiopathie met fatische stoornissen. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) had een verzoek ingediend voor een opvolgende machtiging voor de duur van een jaar, op basis van artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd). De mondelinge behandeling vond plaats op dezelfde datum, waarbij de cliënt, zijn echtgenote en de eerst verantwoordelijke verpleegkundige aanwezig waren.
Tijdens de zitting werd besproken dat de cliënt aanvankelijk veel wegloopdrang vertoonde, maar dat de situatie in de accommodatie verbeterd was. De verpleegkundige en de echtgenote gaven aan dat de cliënt meer gewend raakt aan de zorgmedewerkers en dat de accommodatie nu meer als thuis voelt. Echter, er zijn zorgen over de veiligheid van de cliënt en anderen, gezien zijn gedragingen en de risico's van zelfverwaarlozing.
De rechtbank concludeerde dat de cliënt 24/7 begeleiding nodig heeft en dat zonder deze begeleiding er een groot risico op ernstig nadeel bestaat. De rechtbank oordeelde dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. Daarom werd de opvolgende machtiging verleend voor de duur van een jaar, tot en met 17 september 2026, om het verblijf in de accommodatie voort te zetten.