ECLI:NL:RBDHA:2025:18517

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
7 oktober 2025
Zaaknummer
24_3877
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting na overlijden eiser zonder opvolging door erfgenamen

In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser is opgelegd voor een parkeeractie op 28 december 2023 in Den Haag. Gedurende de beroepsfase is eiser overleden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen erfgenamen zijn die de procedure willen voortzetten, waardoor er geen procesbelang meer bestaat bij de beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard.

De naheffingsaanslag werd opgelegd omdat eiser op 28 december 2023 om 9:58 uur zijn auto had geparkeerd zonder de verschuldigde parkeerbelasting te voldoen. Verweerder, de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, handhaafde de naheffingsaanslag bij uitspraak op bezwaar van 15 februari 2024. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is op [datum] 2024 overleden. De rechtbank heeft geprobeerd eventuele erfgenamen te bereiken, maar deze zijn niet verschenen op de zitting.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is om de zaak opnieuw te behandelen, aangezien verweerder heeft aangegeven dat hij geen behoefte heeft aan een nieuwe zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en de uitspraak gedaan op 6 oktober 2025, waarbij het beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Er is geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat er geen aanleiding voor was.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 24/3877

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 oktober 2025 in de zaak tussen

wijlen [eiser] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, vanwege het op 28 december 2023 om 9:58 uur parkeren van zijn auto op een parkeerplek ter hoogte van [adres 1] te [plaats] , zonder daarvoor verschuldigde parkeerbelasting te voldoen.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 februari 2024 de naheffingsaanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft met dagtekening 20 juni 2024 een verweerschrift ingediend.
Eiser is op [datum] 2024 overleden. Tot de datum van overlijden stond eiser in de Basisregistratie personen ingeschreven op het adres [adres 2] te [plaats] (het laatst bekende adres).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2025. Alleen verweerder is op de zitting verschenen, vertegenwoordigd door mr. G.A. de Jong. Eventuele erven van eiser zijn door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 19 maart 2025 naar het laatst bekende adres onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. De enveloppe waarin die brief is verzonden, is ter griffie terugontvangen. Uit de – kennelijk door medewerkers van PostNL – geplaatste sticker op die enveloppe leidt de rechtbank af dat de postbezorger van PostNL op het genoemde adres geen gehoor heeft gekregen, dat de brief niet is afgehaald van een afhaallocatie en dat PostNL de enveloppe heeft geretourneerd aan de afzender, te weten de griffier. De griffier heeft de uitnodiging om op zitting te verschijnen op 9 april 2025 per reguliere post verstuurd naar het laatst bekende adres.
De griffier heeft op 17 juli 2025 een brief gestuurd naar het laatst bekende adres. Deze brief is gericht aan eventuele erven. In die brief is onder meer gevraagd om de rechtbank te informeren over de wens om het beroep al dan niet voort te zetten. De envelop met deze brief is door de ontvanger op het laatst bekende adres teruggestuurd aan de rechtbank met vermelding ‘retour afzender’.
De rechtbank heeft aan verweerder laten weten geen aanleiding te zien om de zaak nog een keer op zitting te behandelen. Verweerder is, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht, in de gelegenheid gesteld om het te laten weten als hij wél op zitting wenst te worden gehoord.
Verweerder heeft laten weten dat de zaak wat hem betreft niet nogmaals op een zitting hoeft te worden behandeld. Daarop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser is overleden. Niet is gebleken van erfgenamen die eiser als partij in dit geding zijn opgevolgd en het geding zouden willen voortzetten. Dit brengt mee dat er geen procesbelang is bij een beoordeling van het beroep. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.H. van den Ende, rechter, in aanwezigheid van
mr. T. Blauw, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan verweerder op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).