Op 2 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bewaring van een asielzoeker, eiser, die door de minister van Asiel en Migratie in bewaring was gesteld. De minister had deze maatregel opgelegd op 13 september 2025, met als doel noodzakelijke gegevens te verkrijgen voor de beoordeling van de asielaanvraag van eiser en om te voorkomen dat eiser zich aan het vreemdelingentoezicht zou onttrekken. Eiser heeft op 23 september 2025 beroep aangetekend, maar de zitting werd geschorst omdat eiser niet in zijn voorkeurstaal kon worden gehoord. Op 30 september 2025 vond de behandeling van het beroep plaats, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de maatregel van bewaring rechtmatig was. Eiser betwistte de redenen voor de bewaring niet en zijn gemachtigde liet de beoordeling van de rechtmatigheid volledig over aan de rechtbank. De rechtbank vond geen gronden om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel niet waren voldaan. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De minister was niet verplicht om de proceskosten van eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.