ECLI:NL:RBDHA:2025:18523

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
NL25.44314
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van asielzoeker en rechtmatigheid van de maatregel

Op 2 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bewaring van een asielzoeker, eiser, die door de minister van Asiel en Migratie in bewaring was gesteld. De minister had deze maatregel opgelegd op 13 september 2025, met als doel noodzakelijke gegevens te verkrijgen voor de beoordeling van de asielaanvraag van eiser en om te voorkomen dat eiser zich aan het vreemdelingentoezicht zou onttrekken. Eiser heeft op 23 september 2025 beroep aangetekend, maar de zitting werd geschorst omdat eiser niet in zijn voorkeurstaal kon worden gehoord. Op 30 september 2025 vond de behandeling van het beroep plaats, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de maatregel van bewaring rechtmatig was. Eiser betwistte de redenen voor de bewaring niet en zijn gemachtigde liet de beoordeling van de rechtmatigheid volledig over aan de rechtbank. De rechtbank vond geen gronden om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel niet waren voldaan. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De minister was niet verplicht om de proceskosten van eiser te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.44314

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 oktober 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A. Habib-Portier),
en

de minister van Asiel en Migratie

(gemachtigde: mr. R.L.F. Zandbelt).

Procesverloop

1. De minister heeft op 13 september 2025 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1] Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op de zitting van 23 september 2025
behandeld en heeft daarbij het onderzoek ter zitting geschorst omdat eiser niet kon worden gehoord in zijn voorkeurstaal.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de minister eiser in bewaring mocht stellen.
3. Het beroep is ongegrond. Het opleggen van de maatregel is rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Mocht de minister eiser in bewaring stellen?
4. De minister heeft de maatregel van bewaring opgelegd omdat deze noodzakelijk is voor het verkrijgen van noodzakelijke gegevens voor de beoordeling van de asielaanvraag van eiser en vanwege het risico dat eiser zich aan het vreemdelingentoezicht zal onttrekken.
4.1.
Eiser betwist de redenen die ten grondslag liggen aan de bewaring, de onderbouwing van die redenen, en het daaruit voortvloeiende risico op onderduiken niet. De gemachtigde van eiser refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Dat betekent dat de gemachtigde de beoordeling van de juistheid van de maatregel van bewaring volledig overlaat aan de rechtbank.
4.2.
In de door de minister en eiser verstrekte gegevens ziet de rechtbank geen grond om, ambtshalve toetsend, te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [2]

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Daarom wijst de rechtbank ook het verzoek om schadevergoeding af. De minister hoeft de proceskosten van eiser niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Hampsink, griffier.De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59b, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Vergelijk ABRvS 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.