ECLI:NL:RBDHA:2025:18550

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 september 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
25/5477
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor woninginrichting

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, ingediend op 26 augustus 2025. Het verzoek is gericht tegen de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor woninginrichting op grond van de Participatiewet (Pw). De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 september 2025 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van verweerder aanwezig was, maar verzoekster zonder bericht niet is verschenen.

De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster het griffierecht van € 53,- niet tijdig heeft betaald. De griffier had verzoekster op 27 augustus 2025 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Ondanks dat de griffier verzoekster op 9 september 2025 ook per post heeft geïnformeerd over de noodzaak van tijdige betaling, heeft verzoekster dit verzuim niet kunnen verontschuldigen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen op basis van stukken die na sluiting van het onderzoek zijn ingediend.

Uiteindelijk verklaart de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek plaatsvindt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, in aanwezigheid van mr. E.P.A. Stok, griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/5477

uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 september 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigde: mr. E.H. Buizert).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster van 26 augustus 2025. Het verzoek is gericht tegen de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor woninginrichting op grond van de Participatiewet (Pw). Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
1.1.
Verweerder heeft de aanvraag van verzoekster met het besluit van 24 juli 2025 afgewezen. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiseres is zonder bericht niet verschenen

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [1] In een zaak als deze is het griffierecht € 53,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Heeft verzoekster het griffierecht tijdig betaald?
2.1.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 27 augustus 2025 verzoekster in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. Uit informatie van PostNL is gebleken dat deze brief op 30 augustus 2025 is bezorgd om 13:05 uur en dat voor ontvangst is getekend. Daarnaast heeft de griffier op 9 september 2025 per post, bij de uitnodiging voor de zitting, ook een brief verstuurd waarin verzoekster is gewezen op het feit dat het griffierecht voldaan dient te worden voor aanvang van de zitting, en dat niet betaling van het griffierecht zal leiden tot een niet-ontvankelijkverklaring van het verzoek om een voorlopige voorziening.
2.2.
Verzoekster heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
2.3.
Verzoekster heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Ontvangst stukken na sluiting onderzoek
2.4.
De rechtbank heeft na sluiting van het onderzoek ter zitting een brief van eiseres ontvangen. In artikel 2.16 van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken is bepaald dat na sluiting van het onderzoek ter zitting ongevraagd ingediende stukken buiten beschouwing blijven, tenzij deze aanleiding geven tot heropening van het onderzoek. De rechtbank ziet in de overgelegde stukken geen aanleiding tot heropening van het onderzoek en laat deze dan ook verder buiten beschouwing.

Conclusie en gevolgen

3. Het verzoek is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.P.A. Stok, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.