In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, ingediend op 26 augustus 2025. Het verzoek is gericht tegen de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand voor woninginrichting op grond van de Participatiewet (Pw). De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 september 2025 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van verweerder aanwezig was, maar verzoekster zonder bericht niet is verschenen.
De voorzieningenrechter oordeelt dat verzoekster het griffierecht van € 53,- niet tijdig heeft betaald. De griffier had verzoekster op 27 augustus 2025 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. Ondanks dat de griffier verzoekster op 9 september 2025 ook per post heeft geïnformeerd over de noodzaak van tijdige betaling, heeft verzoekster dit verzuim niet kunnen verontschuldigen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen op basis van stukken die na sluiting van het onderzoek zijn ingediend.
Uiteindelijk verklaart de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het verzoek plaatsvindt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, in aanwezigheid van mr. E.P.A. Stok, griffier, en is openbaar uitgesproken op 29 september 2025.