ECLI:NL:RBDHA:2025:18570

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2025
Publicatiedatum
8 oktober 2025
Zaaknummer
C/09/673047 / FA RK 24-6896
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning van het vaderschap van een minderjarige in het kader van familierechtelijke betrekkingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 oktober 2025 een beschikking gegeven inzake de ontkenning van het vaderschap door de man van de minderjarige. Het verzoekschrift is ingediend op 9 januari 2024, na de man op de hoogte te zijn gesteld van het feit dat hij vermoedelijk niet de biologische vader is van de minderjarige. De man en de vrouw waren gehuwd in 2012, maar hun huwelijk is in 2021 ontbonden. De minderjarige is geboren op 14 december 2020 en is erkend door een andere man. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man niet de biologische vader is en heeft het verzoek tot ontkenning van het vaderschap gegrond verklaard. De bijzondere curator heeft bevestigd dat de moeder instemt met de ontkenning van het vaderschap. De rechtbank heeft de werkzaamheden van de bijzondere curator beëindigd en het verzoek om uitvoerbaar bij voorraad te verklaren afgewezen, omdat de aard van de zaak zich hiertegen verzet.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-6896
Zaaknummer: C/09/673047
Datum beschikking: 7 oktober 2025

Ontkenning vaderschap

Beschikkingop het op 9 januari 2024 bij de rechtbank Oost-Brabant en bij deze rechtbank op 13 september 2024 ingekomen verzoekschrift van:

[de man] ,

verzoeker/de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. I. Gerrand te Eindhoven.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw/de moeder,
blijkens de Registratie Niet Ingezetenen (RNI) wonende te [land] ,
en
de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum 1] 2021 te [geboorteplaats 1] , in de BRP geregistreerd met de geslachtsnaam
[geslachtsnaam],
in rechte vertegenwoordigd door mr. K. Moene, advocaat te ’s-Gravenhage,
in de hoedanigheid van bijzondere curator.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het F9-formulier van 26 februari 2024 van de man, met brief en bijlagen;
  • het F9-formulier van 26 maart 2024 van de man, met bijlage;
  • het F9-formulier van 3 oktober 2024 van de man, met bijlage;
  • het F9-formulier van 28 oktober 2024 van de man;
  • de instemmingsverklaring van de vrouw van 6 november 2024, ingekomen op 15 november 2024;
  • het verslag van de bijzondere curator, ingekomen op 18 november 2024;
  • het F9-formulier van 25 november 2024 van de man, met brief.
De op 30 september 2025 geplande zitting heeft geen doorgang gevonden.

Verzoek en verweer

Het verzoekschrift strekt tot gegrondverklaring van de ontkenning door de man van het vaderschap van de man over voornoemde minderjarige, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw is niet in de procedure verschenen.
De bijzondere curator meent dat het verzoek van de man tot ontkenning van het vaderschap over voornoemde minderjarige gegrond kan worden verklaard.

Feiten

  • De man en de vrouw zijn met elkaar gehuwd op [dag 1] 2012 te [plaats 1] , Eritrea, welk huwelijk op [dag 2] 2021 is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
  • De minderjarige is op 14 december 2020 als ongeboren vrucht erkend door de heer [naam] .
  • Uit het huwelijk is op [geboortedatum 1] 2021 geboren [minderjarige] .
  • Bij beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 november 2023 is de doorhaling van de latere vermelding betreffende erkenning en de verbetering gelast van de geboorteakte als volgt:
Geslachtsnaam kind : -
Voornamen kind : [minderjarige]
Naam vader : [de man]
Voornamen vader : -
Geboorteplaats vader : [geboorteplaats 2] , [geboorteland]
Geboortedatum vader : [geboortedatum 2] 1988
  • De man is niet de biologische vader van voornoemde minderjarige.
  • De man heeft de Eritrese nationaliteit.
  • De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit.
  • De minderjarige heeft de Nederlandse nationaliteit.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 23 oktober 2024 is mr. K. Moene voornoemd benoemd tot bijzondere curator teneinde de minderjarige ingevolge artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW) te vertegenwoordigen.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu verzoeker in Nederland woont heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht ten aanzien van het verzoek op grond van artikel 3, aanhef en onder a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Op grond van artikel 10:93 lid 1 juncto artikel 10:92 lid 1 en 2 BW wordt de vraag of en onder welke voorwaarden het vaderschap van een man kan worden ontkend in beginsel bepaald door het recht dat van toepassing is op het ontstaan van de familierechtelijke betrekking, te weten het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de man en de vrouw ten tijde van de geboorte van het kind, of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat van hun gemeenschappelijke gewone verblijfplaats ten tijde van de geboorte van het kind, of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
Ten tijde van het ontstaan van de familierechtelijke betrekking hadden de vrouw en de man geen gemeenschappelijke nationaliteit. Daarom is het recht van de staat van hun gemeenschappelijke gewone verblijfplaats ten tijde van de geboorte van [minderjarige] , te weten Nederland, van toepassing op het verzoek tot ontkenning van het vaderschap.
Ontvankelijkheid
Op grond van artikel 1:200 lid 5 BW dient een verzoekschrift tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap door de juridische vader bij de rechtbank te worden ingediend binnen één jaar nadat hij bekend is geworden met het feit dat hij vermoedelijk niet de biologische vader is van het kind.
Uit het verzoekschrift van de man en het verslag van de bijzondere curator blijkt dat het Openbaar Ministerie in december 2022 een verzoekschrift tot wijziging van de geboorteakte van [minderjarige] heeft ingediend bij de rechtbank. Eerst in februari 2023 is de man geïnformeerd over dit verzoekschrift. Toen pas werd het de man bekend dat de vrouw bevallen was van [minderjarige] en dat de man de juridisch vader was van [minderjarige] . De man heeft onderhavig verzoek ingediend op 9 januari 2024 en dus binnen één jaar nadat hij bekend is geworden met het feit dat hij vermoedelijk niet de biologische vader is van het kind.
De rechtbank zal de man ontvankelijk verklaren in zijn verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
Op grond van artikel 1:200 lid 1 BW kan het vaderschap worden ontkend op de grond dat de man niet de biologische vader van de minderjarige is.
De man heeft ter onderbouwing van het verzoek gesteld dat hij 100% zeker weet dat hij niet de verwekker is van [minderjarige] . De man en de vrouw hebben tot november 2019 samengewoond. Daarna heeft de man de woning van de vrouw verlaten en hebben partijen geen contact meer met elkaar gehad. De man was er niet mee bekend dat de vrouw bevallen was van een kind, totdat hij in februari 2023 bericht ontving van de rechtbank over de door de officier van justitie geëntameerde procedure tot doorhaling van de latere vermelding betreffende erkenning en verbetering van de geboorteakte. Het is feitelijk onmogelijk dat de man de verwekker is van [minderjarige] .
Uit het verslag van de bijzondere curator blijkt dat de moeder heeft aangegeven dat de heer [naam] de biologische vader is van [minderjarige] . Zij heeft tijdens haar zwangerschap aan hem toestemming gegeven om [minderjarige] te erkennen. De moeder bevestigt aan de bijzondere curator dat het laatste contact tussen partijen in november 2019 is geweest en geeft aan dat zij instemt met toewijzing van het verzoek. De moeder wil graag dat [naam] ook de juridische vader van [minderjarige] wordt.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de man niet de biologische vader is van de minderjarige. De rechtbank ziet geen reden te twijfelen aan de verklaringen van de man en de moeder tegenover de bijzondere curator over het (biologische) vaderschap van de minderjarige. Gelet op het vorenstaande moet het verzoek worden toegewezen, aangezien van feiten die het mogelijk maken dat de man toch de biologische vader van de minderjarige is, niet is gebleken.
Uit de te nemen beslissing volgt dat vertegenwoordiging van [minderjarige] door de bijzondere curator in deze procedure niet meer nodig is. De rechtbank beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd.
Nu de aard van de zaak zich verzet tegen het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van de beschikking, zal de rechtbank het hiertoe strekkende verzoek afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart gegrond het verzoek van:
[de man] , geboren op [geboortedatum 2] 1988 te [geboorteplaats 2] , [geboorteland] ,
tot ontkenning van het vaderschap van de minderjarige:
[minderjarige] , in de BRP geregistreerd met de geslachtsnaam [geslachtsnaam] , geboren op [geboortedatum 1] 2021 te [geboorteplaats 1] ,
uit:
[de vrouw] , geboren op [geboortedatum 3] 1992 te [geboorteplaats 3] , [geboorteland] ;
beschouwt de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure als beëindigd;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, (kinder)rechter, bijgestaan door mr. R.P. Bas als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 7 oktober 2025.