ECLI:NL:RBDHA:2025:18614
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T.N. van Rijn
- M.J. Schelhaas
- Rechtspraak.nl
Vaststelling ingangsdatum verblijfsvergunningen voor kennismigrant en gezinsleden
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 8 oktober 2025, wordt de ingangsdatum van de verblijfsvergunningen van eisers, een Zuid-Koreaans gezin, ter discussie gesteld. Eisers zijn het niet eens met de door verweerder, de minister van Asiel en Migratie, vastgestelde ingangsdatum van 7 maart 2024. Zij bepleiten dat de ingangsdatum 31 maart 2023 moet zijn, de datum waarop hun aanvraag is ingediend. De rechtbank oordeelt dat verweerder niet voldoende heeft gemotiveerd waarom 7 maart 2024 als ingangsdatum moet worden gehanteerd. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een motiveringsgebrek en verklaart het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van 27 juni 2024 en het aanvullend besluit van 8 mei 2025, en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet verweerder het griffierecht en proceskosten aan eisers vergoeden.