In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag en de kinderalimentatie, ingediend door de man, die in detentie verblijft. De man en de vrouw zijn de ouders van twee minderjarige kinderen en hebben gezamenlijk gezag over hen. De man verzoekt om de kinderalimentatie op nihil te stellen en het gezamenlijk gezag te beëindigen, zodat de vrouw alleen het gezag uitoefent. De vrouw verzet zich tegen de beëindiging van het gezamenlijk gezag en vraagt om vervangende toestemming voor de aanvraag van paspoorten voor de kinderen, aangezien de man in detentie zit en niet in staat is om deze toestemming te geven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de man in detentie zit en dat dit invloed heeft op zijn vermogen om kinderalimentatie te betalen. De rechtbank oordeelt dat de kinderalimentatie voor de duur van de detentie op nihil moet worden gesteld, omdat de man geen inkomen heeft en onzeker is over zijn financiële situatie na zijn detentie. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw om het gezamenlijk gezag te beëindigen af, omdat er geen onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De rechtbank concludeert dat de man zijn toestemming zal verlenen voor belangrijke beslissingen, mits hij voldoende geïnformeerd wordt.
De rechtbank verleent de vrouw toestemming om de aanvraag van reisdocumenten voor de kinderen te doen, waarbij de toestemming van de man wordt vervangen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en de rechtbank wijst het meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gegeven door mr. E.D.A. Geleijns, rechter, tevens kinderrechter, en is uitgesproken op de openbare zitting van 17 februari 2025.