ECLI:NL:RBDHA:2025:1862

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
C/09/660298 / FA RK 24-525
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van gezag en kinderalimentatie in het kader van detentie van de vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag en de kinderalimentatie, ingediend door de man, die in detentie verblijft. De man en de vrouw zijn de ouders van twee minderjarige kinderen en hebben gezamenlijk gezag over hen. De man verzoekt om de kinderalimentatie op nihil te stellen en het gezamenlijk gezag te beëindigen, zodat de vrouw alleen het gezag uitoefent. De vrouw verzet zich tegen de beëindiging van het gezamenlijk gezag en vraagt om vervangende toestemming voor de aanvraag van paspoorten voor de kinderen, aangezien de man in detentie zit en niet in staat is om deze toestemming te geven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man in detentie zit en dat dit invloed heeft op zijn vermogen om kinderalimentatie te betalen. De rechtbank oordeelt dat de kinderalimentatie voor de duur van de detentie op nihil moet worden gesteld, omdat de man geen inkomen heeft en onzeker is over zijn financiële situatie na zijn detentie. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw om het gezamenlijk gezag te beëindigen af, omdat er geen onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De rechtbank concludeert dat de man zijn toestemming zal verlenen voor belangrijke beslissingen, mits hij voldoende geïnformeerd wordt.

De rechtbank verleent de vrouw toestemming om de aanvraag van reisdocumenten voor de kinderen te doen, waarbij de toestemming van de man wordt vervangen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en de rechtbank wijst het meer of anders verzochte af. Deze beschikking is gegeven door mr. E.D.A. Geleijns, rechter, tevens kinderrechter, en is uitgesproken op de openbare zitting van 17 februari 2025.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-525
Zaaknummer: C/09/660298
Datum beschikking: 17 februari 2025

Gezag, gezagsuitoefening en kinderalimentatie

Beschikking op het op 23 januari 2024 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
verblijvende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. T. Kocabas te Zoetermeer.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.N.G.N.H. Brech te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het F9-formulier van 9 februari 2024 van de advocaat van de man, met bijlagen;
- het F9-formulier van 22 februari 2024 van de advocaat van de man, met bijlage;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek;
- het F9-formulier van 6 januari 2025 van de advocaat van de vrouw, met bijlagen;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek;
- het F9-formulier van 14 januari 2025 van de advocaat van de man;
- het F9-formulier van 17 januari 2025 van de advocaat van de man, met bijlage.
Op 20 januari 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de advocaat van de vrouw;
- [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
De vrouw is niet persoonlijk op de zitting verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door haar advocaat.

Feiten

- Partijen hebben een affectieve relatie gehad met elkaar.
- Zij zijn de ouders van de volgende nu nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2017 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2019 te [geboorteplaats] .
- De kinderen verblijven bij de vrouw.
- Volgens de Basisregistratie Personen hebben de man, de vrouw en de kinderen de Poolse nationaliteit.
- Bij beschikking van 29 november 2022 van deze rechtbank is – voor zover hier van belang – bepaald dat voortaan aan de man en de vrouw gezamenlijk het gezag zal toekomen over de kinderen.
- Bij beschikking van 10 maart 2023 van deze rechtbank is – voor zover hier van belang – een door de man voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te betalen kinderalimentatie vastgesteld van € 300,- per maand per kind.
- Als gevolg van de wijziging van rechtswege op grond van artikel 1:402a van het Burgerlijk Wetboek bedraagt de door de man te betalen kinderalimentatie sinds 1 januari 2025 € 339,31.

Verzoek en verweer

De man verzoekt – met wijziging van de beschikking van 13 maart 2023 (de rechtbank begrijpt: 10 maart 2023) van deze rechtbank –:
- met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, althans per datum door de rechtbank in goede justitie te bepalen, de kinderalimentatie voor onbepaalde tijd op nihil te stellen;
- althans een zodanige beschikking te treffen als de rechtbank in goede justitie redelijk acht;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De vrouw voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken en verzoekt tevens zelfstandig:
- het gezamenlijk gezag van de ouders over de kinderen te beëindigen en te bepalen dat voortaan alleen de vrouw het gezag over hen uitoefent;
- primair: te bepalen dat de man geen beslissingsrecht heeft ten aanzien van de aanvraag of verlenging van de paspoorten van de kinderen en dat de beslissingen hierover uitsluitend door de vrouw genomen worden, zonder dat zij hiervoor toestemming of medewerking van de man nodig heeft;
- subsidiair: vervangende toestemming te verlenen, die de toestemming van de man vervangt, voor het verlengen of opnieuw aanvragen van de paspoorten van de kinderen;
- meer subsidiair: een andere beslissing te nemen over de aanvraag en verlenging van de paspoorten van de kinderen, die de vrouw in staat stelt om dit zonder medewerking of toestemming van de man te realiseren;
een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
De man refereert zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het subsidiaire
verzoek van de vrouw en voert verweer tegen de overige verzoeken, dat hierna – voor zover
nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Gezag
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek tot voorziening in het gezag over de minderjarigen.
Juridisch kader
Op grond van artikel 1:253n, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen het gezamenlijk gezag, zoals bedoeld in artikel 1:251 BW, beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. In dat geval bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder van de minderjarige kinderen toekomt. Het eerste en derde lid van artikel 1:251a BW zijn van overeenkomstige toepassing. De rechtbank beëindigt het gezamenlijk gezag slechts indien: a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b) wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
Standpunt vrouw
De vrouw wil belast worden met het eenhoofdig gezag over de kinderen. Door de detentie van de man is het voor haar niet meer mogelijk om met hem te overleggen over de kinderen. Het kan niet van de vrouw worden verlangd dat zij langs omwegen met de man contact zoekt en zij vertrouwelijke documenten naar een gevangenis stuurt waar deze worden gelezen door derden. Daarbij is de man niet in staat om weloverwogen beslissingen over de kinderen te nemen, omdat hij door zijn detentie geen aansluiting heeft bij de levens van de kinderen. Verder is er geen onderling vertrouwen tussen de ouders en communiceren zij niet met elkaar, waardoor de kinderen klem of verloren zullen raken bij voortduring van het gezamenlijk gezag.
Standpunt man
De man verzet zich tegen het beëindigen van het gezamenlijk gezag. De detentie van de man is niet schadelijk voor de kinderen. Daarbij kan de man met de vrouw overleg voeren over de kinderen, omdat hij met de vrouw kan bellen en belangrijke zaken ook aan zijn advocaat kunnen worden voorgelegd die hem gedurende de detentie zal blijven bijstaan. De man wenst binnen de mogelijkheden van zijn detentie een betrokken vader te blijven. Verder heeft de man aangegeven dat de gesprekken waar de vrouw op wijst en waaruit zou blijken dat de ouders niet met elkaar communiceren, al in de beschikking van 29 november 2022 zijn meegewogen in de beslissing om de ouders gezamenlijk met het gezag over de kinderen te belasten.
Oordeel rechtbank
De rechtbank zal het verzoek van de vrouw afwijzen en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat de ouders gezamenlijk het gezag over hun kind uitoefenen, omdat dit in het belang van het kind wordt geacht. Hiervoor is wel vereist dat de ouders in staat zijn tot een behoorlijk overleg over zaken die het kind aangaan en dat zij belangrijke beslissingen over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans dat zij in staat zijn afspraken te maken over situaties die zich rond het kind (kunnen) voordoen.
Hoewel het begrijpelijk is dat het voor de vrouw lastiger is om met de man te communiceren omdat de man in detentie zit, is voor de rechtbank niet vast komen te staan dat er sprake is van feiten of omstandigheden, waardoor er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders of dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de communicatie tussen de ouders nog slechts voor een relatief beperkte periode mogelijk moeizaam zal verlopen, nu de man op de zitting heeft aangegeven dat hij in oktober 2026 vervroegd in vrijheid zal worden gesteld. Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is gebleken dat de man steeds zijn toestemming heeft gegeven als hij voldoende wordt geïnformeerd. Zo heeft de man op de zitting aangegeven dat hij zijn toestemming heeft verleend voor het aanvragen van paspoorten voor de kinderen en voor het inzetten van hulpverlening voor de kinderen. Voor de rechtbank staat dan ook vast dat de man zijn toestemming zal verlenen in situaties waarin dit vereist is. De rechtbank sluit zich aan bij de overweging van de rechtbank in 2022 dat er geen aanleiding is om te concluderen dat overleg over belangrijke beslissingen rondom de kinderen niet mogelijk zou zijn. Daarbij overweegt de rechtbank dat de man heeft aangeboden dat de communicatie ook via zijn advocaat kan verlopen.
Op de zitting is gebleken dat de vrouw het Ouders, Kinderen en Detentieprogramma (OKD) voor de man en de kinderen heeft gefaciliteerd, waarvoor de rechtbank aan de vrouw een compliment geeft. Nu de ouders afspraken met elkaar hebben gemaakt over de reden die zij samen aan de kinderen geven voor de (tijdelijke) afwezigheid van de man in de levens van de kinderen, gaat de rechtbank ervan uit dat beide ouders het belang van de kinderen voorop hebben staan.
De rechtbank merkt nog het volgende op. De vrouw is van mening dat de man niet kan aansluiten bij de levens van de kinderen en daarom niet in staat is de juiste beslissingen te nemen over de kinderen. Op de vrouw rust de verplichting om de man te informeren en consulteren over belangrijke aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van de kinderen. De rechtbank veronderstelt dat de man voldoende informatie van de vrouw zal ontvangen om in het belang van de kinderen de juiste gezagsbeslissingen te nemen, als de vrouw op de juiste wijze invulling geeft aan deze verplichting. Ten slotte gaat de rechtbank ervan uit dat de ouders in staat zullen zijn om telefonisch contact met elkaar te hebben als de vrouw aangeeft op welke dagen en tijdstippen zij telefonisch bereikbaar is en dat de ouders zo één keer per maand een belmoment kunnen afspreken.
Beslissingsrecht
De vrouw heeft primair verzocht te bepalen dat de man geen beslissingsrecht heeft over de aanvraag of verlenging van de paspoorten van de kinderen en dat de beslissingen hierover uitsluitend door de vrouw genomen worden, zonder dat zij hiervoor toestemming of medewerking van de man nodig heeft. Nu voor dit verzoek een wettelijke grondslag ontbreekt, zal de rechtbank dit verzoek van de vrouw als niet op de wet gegrond afwijzen.
Vervangende toestemming
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu de gewone verblijfplaats van de minderjarigen in Nederland is, is de Nederlandse rechter bevoegd om naar Nederlands recht te beslissen op het verzoek.
Juridisch kader
Op grond van artikel 34, eerste lid, van de Paspoortwet wordt bij een aanvraag door of ten behoeve van een minderjarige een verklaring van toestemming overgelegd van iedere persoon die het gezag uitoefent. Blijkens het tweede lid van dit artikel kan, indien bij de gezamenlijke gezagsuitoefening één van de personen die het gezag uitoefent weigert een verklaring van toestemming als bedoeld in het eerste lid af te geven, deze op verzoek van de andere persoon die het gezag uitoefent, worden vervangen door een verklaring van de bevoegde rechter, die alvorens te beslissen een vergelijk tussen beide personen beproeft. Op grond van het vijfde lid van dit artikel geeft de rechter onder meer in de in het tweede lid bedoelde gevallen een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
De rechtbank overweegt als volgt. Op de zitting heeft de man aangegeven dat hij bereid is om zijn toestemming te verlenen voor het aanvragen van paspoorten voor de kinderen. Nu de advocaat van de vrouw desgevraagd heeft toegelicht dat de fysieke aanwezigheid van de man bij het consulaat in Polen is vereist voor het aanvragen van een paspoort voor de kinderen, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw in het belang van de kinderen en om praktische problemen te voorkomen toewijzen.
Omdat de rechtbank het subsidiaire verzoek van de vrouw zal toewijzen, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling van het meer subsidiaire verzoek.
Kinderalimentatie
Rechtsmacht en toepasselijk recht
Nu partijen en de kinderen in Nederland wonen, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe om te oordelen op het verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie. Op het verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie zal de rechtbank op grond van artikel 3 van het Protocol van 23 november 2007 inzake het recht dat van toepassing is op onderhoudsverplichtingen, Nederlands recht toepassen.
Ontvankelijkheid
Een rechterlijke uitspraak of overeenkomst betreffende levensonderhoud kan op grond van artikel 1:401, eerste lid, BW bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
De man heeft als wijziging van omstandigheden naar voren gebracht dat hij sinds december 2023 in detentie zit en de kinderalimentatie niet meer kan voldoen.
De rechtbank zal de man gelet op de aangevoerde wijziging van omstandigheden ontvangen in het verzoek en hierna overgaan tot een inhoudelijke beoordeling om te onderzoeken of, en zo ja, in hoeverre de wijzigingsgrondslag dient te leiden tot een wijziging van de rechterlijke uitspraak.
Inhoudelijke beoordeling
De man wil dat de kinderalimentatie voor onbepaalde tijd op nihil wordt gesteld. De man heeft aangegeven dat hij door zijn detentie geen inkomen heeft en onzeker is hoe zijn financiële situatie eruit zal zien na afloop van de detentie, nu hij zijn onderneming heeft beëindigd. Ook de financiële situatie van de vrouw kan na de detentie zijn gewijzigd.
De vrouw verzet zich tegen nihilstelling van de kinderalimentatie voor onbepaalde tijd en is van mening dat de nihilstelling enkel zou moeten gelden voor de duur van de detentie. Er moet van uit worden gegaan dat de man de kinderalimentatie na het einde van de detentie weer kan betalen. Ook zal bij een nihilstelling voor onbepaalde tijd de verantwoordelijkheid om actie te ondernemen na de detentie van de man bij de vrouw worden gelegd in plaats van bij de man. Verder betwist de vrouw dat de man zijn onderneming heeft beëindigd en stelt zij dat de man mogelijk nog over privévermogen beschikt.
De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat de man over vermogen beschikt. De man heeft bestreden over vermogen te beschikken en de vrouw heeft haar stelling dat de man over privévermogen beschikt niet met nadere stukken onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat de kinderalimentatie voor de duur van de detentie van de man op nihil moet worden gesteld. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de man, in het geval hij na zijn detentie niet voldoende inkomen kan vergaren en geen ruimte heeft voor het voldoen van kinderalimentatie, de mogelijkheid heeft om een wijziging van de kinderalimentatie te vragen. De rechtbank acht het redelijk om dit initiatief bij de man te leggen en niet bij de vrouw.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bepalen dat de door de man te betalen kinderalimentatie met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift, zijnde 23 januari 2024, voor de duur van de detentie van de man op nihil wordt gesteld.

Beslissing

De rechtbank:
verleent toestemming aan de vrouw – welke toestemming die van de man vervangt – ten behoeve van de aanvraag van een reisdocument van de minderjarigen [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2017 te [geboorteplaats] , en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2019 te [geboorteplaats] ;
bepaalt, met wijziging in zoverre van de beschikking van 10 maart 2023 van deze rechtbank, de door de man aan de vrouw met ingang van 23 januari 2024 te betalen kinderalimentatie voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ,
voor de duur van de detentie van de man, op nihil;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.D.A. Geleijns, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.X.R. Yi als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 17 februari 2025.