ECLI:NL:RBDHA:2025:18630

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
NL:TZ:2501512:R-RK en NL:TZ:2501511:R-RK
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling voor een duurzaam arbeidsongeschikte verzoeker

In deze zaak heeft de heer [naam 1] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan zijn schuldeisers, [bedrijf 1] en [bedrijf 2], omdat zij niet akkoord gingen met zijn voorstel tot schuldregeling. De heer [naam 1] heeft een schuldenlast van € 7.977,31 aan negen schuldeisers en heeft met hulp van de gemeente Den Haag een voorstel gedaan waarbij hij 0% van zijn schulden aanbiedt in ruil voor kwijtschelding. De rechtbank heeft op 6 oktober 2025 besloten om het verzoek van de heer [naam 1] toe te wijzen, omdat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd en de weigering van de schuldeisers onredelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [naam 1] duurzaam arbeidsongeschikt is en dat zijn voorstel het maximaal haalbare is. De meerderheid van de schuldeisers heeft ingestemd met de regeling, wat de belangenafweging in het voordeel van de heer [naam 1] heeft beïnvloed. Het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) is afgewezen, omdat het dwangakkoord is toegewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: NL:TZ:2501512:R-RK en NL:TZ:2501511:R-RK
vonnis van 6 oktober 2025
in de zaak van
[naam 1],
wonende te [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
hierna: de heer [naam 1] ,
tegen
[bedrijf 1] , vertegenwoordigd door LAVG,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
hierna: [bedrijf 1] ,
[bedrijf 2] B.V., vertegenwoordigd door National Incasso Bureau B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
hierna: [bedrijf 2] .
Waar deze zaak over gaat
De heer [naam 1] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij de vordering door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft de heer [naam 1] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
De heer [naam 1] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van € 7.977,31 aan negen schuldeisers. Het is de heer [naam 1] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente Den Haag heeft hij voor het laatst op 28 maart 2025 een schuldregeling aangeboden (nulaanbod). Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers 0% wordt aangeboden, tegen kwijtschelding van hun vorderingen.
1.2.
[bedrijf 1] is niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer [naam 1] heeft een schuld aan [bedrijf 1] van € 77,68, dat is 0,00973% van de totale schuldenlast.
1.3.
[bedrijf 2] is ook niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer [naam 1] heeft een schuld aan [bedrijf 2] van € 82,00, dat is 0,0102% van de totale schuldenlast.
1.4.
De overige zeven schuldeisers hebben het aanbod aanvaard.
1.5.
Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [naam 1] bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank [bedrijf 1] en [bedrijf 2] dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van de heer [naam 1] zijn behandeld op de zitting van 29 september 2025. Op deze zitting verschenen:
- de heer [naam 1] ,
- [naam 2] , schuldhulpverlener van de gemeente Den Haag,
- [naam 3] , gemeente Den Haag.
2.2.
[bedrijf 1] en [bedrijf 2] zijn opgeroepen, maar niet op de zitting verschenen.
2.3.
Namens de [bedrijf 1] heeft LAVG een verweerschrift ingediend d.d. 16 september 2025.

3.Standpunten van partijen

3.1.
De heer [naam 1] stelt dat het onredelijk is dat [bedrijf 1] en [bedrijf 2] het aanbod niet aanvaarden. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden en kan hij niet meer aanbieden dan hij heeft gedaan.
3.2.
De [bedrijf 1] stemt niet in met de aangeboden schuldregeling om – kort samengevat – de volgende redenen. Het verzoek van de heer [naam 1] is niet deugdelijk gemotiveerd. Verder is de heer [naam 1] niet opgenomen in het curatele- en bewindregister waardoor het voor de [bedrijf 1] onduidelijk is op welke wijze nakoming van het akkoord wordt gewaarborgd. Gelet op het aanbod biedt het minnelijk traject geen voordeel ten opzichte van de WSNP.
3.3.
[bedrijf 2] heeft haar standpunt niet kenbaar gemaakt aan de rechtbank.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van de heer [naam 1] om een dwangakkoord op te leggen toewijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat de [bedrijf 1] en [bedrijf 2] weigeren in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door gemeente Den Haag. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen (van een (groot) deel) van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van verzoeker zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
De heer [naam 1] heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Het voorstel dat de heer [naam 1] aan zijn schuldeisers heeft gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is niet mogelijk. De heer [naam 1] ontvangt een Wia-uitkering en is volledig arbeidsongeschikt verklaard. Verbetering van de belastbaarheid is niet mogelijk. Een beter voorstel is daarom niet te verwachten. Een aanbod op basis van een looptijd van 18 maanden zal dan ook geen hoger aanbod opleveren.
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
4.7.
De meerderheid van de schuldeisers, die samen ruim 99% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, heeft ingestemd met de aangeboden schuldregeling. De belangen van deze schuldeisers wegen, vanwege de gezamenlijke omvang, zwaarder dan dat van de [bedrijf 1] en [bedrijf 2] .
4.8.
Gelet op de duurzame arbeidsongeschiktheid van de heer [naam 1] is ook in de WSNP geen enkele uitkering aan de schuldeisers te verwachten, terwijl toepassing van de WSNP wel tot hoge kosten zou leiden.
Argumenten van de [bedrijf 1]
4.9.
De [bedrijf 1] heeft nog aangevoerd dat de heer [naam 1] niet is opgenomen in het curatele- en bewindregister waardoor het voor de [bedrijf 1] onduidelijk is op welke wijze nakoming van het akkoord wordt gewaarborgd. Ter zitting is door de heer [naam 2] verklaard dat de heer [naam 1] in budgetbeheer is bij de gemeente Den Haag. De situatie is stabiel en er zijn geen schulden meer ontstaan, waardoor nakoming van het aanbod is gegarandeerd.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.10.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord zal worden toegewezen, heeft de heer [naam 1] geen belang meer bij zijn verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt
[bedrijf 1] , vertegenwoordigd door LAVGen
[bedrijf 2] B.V., vertegenwoordigd door National Incasso Bureau B.Vin te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is een beslissing van mr. D. de Loor, rechter, in samenwerking met B.A.H. van der Ven, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 oktober 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.