ECLI:NL:RBDHA:2025:18642

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
09/185175-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van voorbereiding brandstichting

Op 9 oktober 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd verdacht van medeplegen van voorbereiding van brandstichting. De verdachte, geboren in 2003, werd beschuldigd van het vervoeren van medeverdachten naar de plaats van het misdrijf. Tijdens de zitting op 25 september 2025 heeft de officier van justitie vrijspraak van het primair tenlastegelegde en bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor integrale vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor opzet van de verdachte op het gronddelict, namelijk brandstichting. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wist dat er brand zou worden gesticht en dat hij niet op de hoogte was van de middelen die de medeverdachten hadden meegenomen. Hierdoor was er onvoldoende bewijs voor zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit. De rechtbank sprak de verdachte dan ook vrij van beide tenlasteleggingen. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs en opzet in strafzaken, vooral bij medeplichtigheid.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/185175-25
Datum uitspraak: 9 oktober 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
woon- of verblijfadres in het buitenland: [adres] , [postcode] te [woonplaats] ( [land] ).

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 25 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.A. Kamphuis en van hetgeen door de raadsman van de verdachte, mr. J.S. de Gram, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het primair tenlastegelegde en bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit.
3.3.
Vrijspraak
3.3.1
Ten aanzien van het primair tenlastegelegde
Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van de verdachte bij het tenlastegelegde primaire feit het volgende af.
Op 15 juni 2025 om 11:34 uur is in een groepschat via Snapchat waarin deelnamen de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , een opdracht verstuurd. Het chatbericht hield in dat iemand die dag naar Nederland moest om iets te doen met graffiti, benzine en een lucifer, alvorens ervan door te gaan. De opdracht zou niet langer dan anderhalve minuut in beslag nemen en goed betaald worden.
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat de opdracht inhield: “iets spuiten met graffiti en benzine op de deur en dan de benzine aansteken”.
De rechtbank stelt vast dat uit chatgesprekken volgt dat medeverdachte [medeverdachte 2] binnen een half uur na de ontvangst van de opdracht, de verdachte benaderde om als chauffeur voor hem en medeverdachte [medeverdachte 1] op te treden. [medeverdachte 2] stelde de verdachte daarbij een fikse vergoeding in het vooruitzicht. De verdachte reageerde daar instemmend op en wisselde berichten met [medeverdachte 2] uit over de te ontvangen vergoeding.
Hoewel uit de chatberichten tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] volgt dat de verdachte wist dat zijn medeverdachten voornemens waren om naar Den Haag te gaan om mogelijk iets strafbaars te doen, bevat het dossier onvoldoende aanknopingspunten om aan te nemen dat de verdachte opzet (al dan niet in voorwaardelijke zin) heeft gehad op het gronddelict, te weten de brandstichting. Onvoldoende staat vast dat de verdachte, voordat hij de medeverdachten op hun bestemming heeft afgezet, wist dat er brand zou worden gesticht, noch kan worden vastgesteld dat hij op de hoogte was van de spullen (benzine, lucifers en spuitbussen) die de verdachten in Zaventem (België) hebben opgehaald. Dit maakt dat er onvoldoende aanwijzingen bestaan om de verdachte als medepleger van de voorbereidingshandelingen te kunnen aanmerken.
Reeds gelet hierop is de rechtbank met betrekking tot het primair ten laste gelegde feit – met de officier van justitie en de verdediging – van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
3.3.2
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde
Voorts moet de rechtbank de vraag beantwoorden of de verdachte medeplichtig is geweest aan de gedragingen die zijn medeverdachten worden verweten, nu hij hen naar Den Haag heeft vervoerd.
Voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van de verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 1° of 2º van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict).
Hiervoor (zie onder 3.3.1 van dit vonnis) heeft de rechtbank vastgesteld dat het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte weliswaar was gericht op het behulpzaam zijn/verschaffen van middelen, maar niet dat de verdachte (het voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de brandstichting aangezien hij van dat voornemen niet op de hoogte was. Deze vaststelling staat eveneens een veroordeling wegens medeplichtigheid in de weg.
De rechtbank acht daarom ook het subsidiair tenlastegelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal de verdachte daarvan vrijspreken.
3.3.3.
Voorwaardelijke verzoeken
De raadsman heeft ter terechtzitting voorwaardelijke verzoeken gedaan tot het horen van de medeverdachte [medeverdachte 1] als getuige en het doen van nader onderzoek naar de inhoud van de chatberichten. Gelet op de integrale vrijspraak behoeven deze verzoeken geen verdere bespreking
.

4.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
primairten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
subsidiairten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. Dantuma-Hieronymus, voorzitter,
mr. C.M. Zandbergen, rechter,
mr. T.A.B. Mentink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.D. Jongen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 oktober 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
hij op of omstreeks 15 juni 2025 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het medeplegen van het opzettelijk stichten van brand en/of teweegbrengen van een ontploffing terwijl daar levensgevaar en/of gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van te duchten is, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten:
- een fles wasbenzine, althans een fles met een brandbare stof;
- bivakmuts(en) en/of balaclava's, althans gezichtsbedekkende kleding;
- zwarte verf en/of
- een doosje lucifers
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 15 juni 2025 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het medeplegen van het opzettelijk stichten van brand en/of teweegbrengen van een ontploffing terwijl daar levensgevaar en/of gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van te duchten is, opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten en/of vervoermiddelen, te weten:
- een fles wasbenzine, althans een fles met een brandbare stof;
- bivakmuts(en) en/of balaclava's, althans gezichtsbedekkende kleding;
- zwarte verf en/of
- een doosje lucifers
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 15 juni 2025 te 's-Gravenhage, althans in Nederland en/of België en/of Luxemburg, althans in Europa opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] naar of in de richting van de plaats van het misdrijf te vervoeren