ECLI:NL:RBDHA:2025:18658

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
9 oktober 2025
Zaaknummer
NL23.23887
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in asielzaak na aanvullend besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 oktober 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een verzoeker en de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft eerder op 19 augustus 2025 een tussenuitspraak gedaan, waarin de minister de gelegenheid kreeg om gebreken in een aanvullend besluit te herstellen. Op 9 september 2025 heeft de minister een nieuw aanvullend besluit genomen, waarin hij de geboortedatum van de verzoeker heeft gehanteerd, wat leidde tot de inwilliging van de asielaanvraag van de verzoeker. De rechtbank heeft in deze uitspraak enkel het verzoek van de verzoeker om een proceskostenveroordeling beoordeeld. De minister heeft zich niet verzet tegen dit verzoek, waardoor de rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek kennelijk gegrond is. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot betaling van € 3.174,50 aan proceskosten aan de verzoeker, gebaseerd op de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan zonder zitting, op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23887

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam verzoeker] , V-nummer: [V-nummer] , verzoeker

(gemachtigde: mr. W.A. Berghuis),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Imami).

Inleiding en procesverloop

Voor een weergave van het procesverloop tot en met 19 augustus 2025 verwijst de rechtbank naar haar tussenuitspraak van die datum. De rechtbank heeft in de tussenuitspraak verweerder in de gelegenheid gesteld om de gebreken in het aanvullende besluit van 10 januari 2025 te herstellen.
Op 9 september 2025 heeft verweerder opnieuw een aanvullend besluit genomen, waarbij hij – in aanvulling op de inwilliging van de asielaanvraag van verzoeker in het bestreden besluit van 9 oktober 2023 – heeft besloten de door verzoeker opgegeven geboortedatum te hanteren.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank alleen nog het verzoek van verzoeker om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep na het aanvullende besluit van 9 september 2025.
Bij brief van 25 september 2025 heeft verweerder meegedeeld zich niet te verzetten tegen een proceskostenveroordeling.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten.
2. De rechtbank stelt vast dat verzoeker proceskosten heeft gemaakt. Hoewel zijn asielaanvraag is ingewilligd, heeft verweerder aanvankelijk de door verzoeker opgegeven geboortedatum niet gevolgd. Na tussenkomst van de rechtbank heeft verweerder dit alsnog gedaan en daarmee is hij tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker. Verweerder verzet zich niet tegen toewijzing van het verzoek. Het verzoek is daarom kennelijk gegrond.
3. Verweerder wordt veroordeeld tot betaling van een proceskostenvergoeding van € 3.174,50. Deze vergoeding is vastgesteld op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarbij zijn de volgende punten toegekend: 0,5 punt voor het indienen van het beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift tegen het bestreden besluit van 9 oktober 2023, 1 punt voor het verschijnen op de zitting van 18 december 2024, 0,5 punt voor het indienen van een zienswijze op het aanvullende besluit van 10 januari 2025 en 0,5 punt voor het verschijnen op de nadere zitting van 10 juli 2025. Dit komt neer op een vergoeding van € 3.174,50 (3,5 punten, met een waarde van € 907,- per punt en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 3.174,50 aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Velzen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Feijtel, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.