ECLI:NL:RBDHA:2025:18662
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing aanvraag tijdelijke bescherming en verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak oordeelt de rechtbank Den Haag over het beroep van eiseres, een Marokkaanse vrouw, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor tijdelijke bescherming op basis van de Richtlijn tijdelijke bescherming. Eiseres heeft sinds 3 december 2018 een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne en heeft op 18 augustus 2022 aanspraak willen maken op tijdelijke bescherming. De rechtbank behandelt ook het verzoek om een voorlopige voorziening van eiseres.
Eiseres heeft in januari 2023 een relatie gekregen met een Oekraïense man en is in 2024 en 2025 met hem getrouwd. De minister van Asiel en Migratie heeft echter bepaald dat eiseres niet in aanmerking komt voor tijdelijke bescherming, omdat zij niet beschikt over een Oekraïense permanente verblijfsvergunning die geldig was op 23 februari 2022. De rechtbank heeft op 11 september 2025 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar partner aanwezig waren, evenals de gemachtigden van beide partijen.
De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van de Richtlijn tijdelijke bescherming en dat de minister niet verplicht was om te toetsen aan artikel 8 van het EVRM. De rechtbank concludeert dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat er geen twijfel bestond over de ongegrondheid van het bezwaar van eiseres. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat er inmiddels uitspraak is gedaan in het beroep. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.